-
41 allow/give full/free play to something
allow/give full/free play to somethingEnglish-Dutch dictionary > allow/give full/free play to something
-
42 ante
n. geld ingezet bij een weddenschap--------pref. voor; pre---------v. wedden; zijn bijdrage betalenante1[ æntie-] 〈zelfstandig naamwoord; meestal enkelvoud〉————————ante2〈 werkwoord〉 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 -
43 baccarat
-
44 backgammon
-
45 badminton
-
46 balance
n. balans; evenwicht; standvastigheid; weegschaal; saldo--------v. in evenwicht brengen, opwegen tegen; sluitend maken; sluitend zijnbalance1[ bæləns]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 his fate is/hangs in the balance • zijn lot is onbeslist/onzekerbalance of trade • handelsbalansadverse balance • passieve balansstrike a balance • 〈 figuurlijk〉een compromis/het juiste evenwicht vindenbalance of profit • overwinstbalance of an account • saldo van een rekeningavailable balance • beschikbaar saldobudgetary balance • begrotingssaldobalance due • debetsaldoexternal balance • uitvoersaldopay the balance • het saldo vereffenen¶ on balance • rekening houdend met alle gegevens, alles in aanmerking genomen♦voorbeelden:balance of power • machtsevenwichtupset the balance • het evenwicht verbrekenredress the balance • het evenwicht herstellenhe put me off balance • hij bracht me uit mijn evenwicht; 〈 figuurlijk〉 hij bracht mij van mijn stuk————————balance21 schommelen ⇒ balanceren, slingeren3 in evenwicht staan/blijven ⇒ balanceren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in evenwicht brengen/houden ⇒ balanceren♦voorbeelden:3 balance the books • de boeken/het boekjaar afsluiten -
47 be at stake
be at stake -
48 be at/in hazard
be at/in hazard -
49 blindman's buff
blindman's buff -
50 bonce
n. kop (Informeel); spel gespeeld met stuiters (grote knikkers)[ bons] 〈Brits-Engels; slang〉 -
51 bowling
-
52 bowls
n. bowlingspel gespeeld op een grasveld[ boolz] -
53 caddy
n. wagentje of tas voor golfclubs; (in computers) een houder voor een CD--------v. caddie (die tijdens het spel de golfsticks draagt)[ kædie] 〈meervoud: caddies〉1 theeblikje/busje2 → caddie caddie/ -
54 charade
n. lettergreepraadsel; poppenkast[ sjəra:d] -
55 checkers
-
56 cricket
-
57 croupier
-
58 crown green bowls
crown green bowls〈 sport〉 -
59 dead
adj. dood; levenloos, gevoelloos; absoluut; pal; dode; holst--------adv. compleet, totaal; zeker; (Slang) extreem, heel (Bv. "Our vacation in the Bahamas was dead good")--------n. dood; ten midden (van), in de kern (van)dead1[ ded] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoogte/dieptepunt♦voorbeelden:the dead of winter • hartje winter————————dead2〈 deadness〉1 dood ⇒ overleden, gestorven3 onwerkzaam ⇒ leeg, uit, op♦voorbeelden:leave for dead • voor dood achterlatenthe dead • de dode(n)raise from the dead • uit de dood wekkenrise from the dead • uit de dood opstaandead coal • dove/ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉dead flame • uitgedoofde vlamdead match • afgebrande luciferthe radio is dead • de radio is uitgevallen/doet het niet (meer)cut out (the) dead wood • ontdoen/verwijderen van ballast/overbodige franje¶ dead as a doornail/as mutton • morsdood, zo dood als een pier〈 slang〉 dead duck • mislukk(el)ing, verliezerdead end • doodlopende straat; impasse, dood puntcome to a dead end • op niets uitlopen〈 sport〉 dead heat • gedeelde eerste (tweede enz.) plaatsbeat/flog a dead horse • oude koeien uit de sloot halenstep into a dead man's shoes • iemand opvolgenwait for a dead man's shoes • op iemands bezit/erfenis/baantje azen〈 informeel〉 dead from the neck up • hersenloos, stompzinnigdead nettle • dovenetelQueen Anne is dead • (dat is) oud nieuwsdead weight • dood gewicht, dode last; 〈 techniek, technologie〉deadweight, draagvermogen, eigen gewicht; 〈 figuurlijk〉 ongedekte schuldgo dead • vastlopen, niet verder kunnen; 〈 figuurlijk〉 opgeven; verbroken worden, uitvallen 〈 van verbinding〉〈 informeel〉 I wouldn't be seen dead in that dress/in there • voor geen geld/goud zou ik me in die jurk/daar vertonenI'll see you dead first • over mijn lijkII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 volkomen ⇒ absoluut, compleet♦voorbeelden:in dead earnest • doodernstigdead silence • doodse stilteon a dead level • precies naast elkaar¶ the dead spit of (his father) • het evenbeeld van/precies (zijn vader)————————dead3〈 bijwoord〉2 pal ⇒ vlak, onmiddellijk♦voorbeelden:dead certain • honderd procent zekerdead drunk • stomdronkendead easy • doodsimpelbe dead right • groot gelijk hebbendead slow • met een slakkengangdead straight • kaarsrechtstop dead • stokstijf blijven staandead tired/exhausted • doodop, bekaf2 dead ahead of you • pal/vlak voor je (uit) -
60 deck
n. dek, verdieping, étage ; een pak kaarten--------v. scheepsdek; met een laag bedekken; (ver)sieren, tooiendeck1[ dek] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (tape/cassette)deck♦voorbeelden:below deck(s) • benedendeksbetween decks • tussendekson deck • aan dek————————deck2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
spelþa — *spelþa germ., Substantiv: nhd. Schade, Schaden, Verderben; ne. damage (Neutrum), ruin (Neutrum); Rekontruktionsbasis: an., ae., afries.; Etymologie: idg. *speltā … Germanisches Wörterbuch
spelþi — *spelþi germ.?, Substantiv: nhd. Schade, Schaden, Verderben; ne. damage (Neutrum), ruin (Neutrum); Hinweis: s. *spelþa; Etymologie: idg. *speltā, Femininum, Brett, Pokorny 985; … Germanisches Wörterbuch
spelþja- — *spelþja , *spelþjaz germ.?, Adjektiv: nhd. verschwenderisch; ne. prodigal, wasteful; Rekontruktionsbasis: mnl., as., ahd.; Etymologie: s. ing. *spel (2), *pel (9), Verb … Germanisches Wörterbuch
spelþōn — *spelþōn germ.?, schwach. Verb: nhd. verderben, töten; ne. spoil, kill, murder (Verb); Rekontruktionsbasis: an.; Hinweis: s. *spelþjan; Etymologie: s. ing. *spel (2), *pel (9) … Germanisches Wörterbuch
spel- — *spel germ., Verb: nhd. spalten; ne. split (Verb); Hinweis: s. *spelda ; Etymologie: idg. *spel (2), *pel (9), Verb, spalten, splittern, Pokorny 985; Literatur: Falk … Germanisches Wörterbuch
spel — kal·i·spel; spel·der; spel·dring; spel·ter; spel·dron; … English syllables
spel — s ( et, spel) … Clue 9 Svensk Ordbok
spelþjan — *spelþjan germ., schwach. Verb: nhd. verderben, töten; ne. spoil, kill, murder (Verb); Rekontruktionsbasis: an., ae., as., ahd.; Etymologie: s. ing. *spel (2) … Germanisches Wörterbuch
spel|ter — «SPEHL tuhr», noun. zinc, usually in the form of small bars. ╂[origin uncertain. Compare Low German spialter.] … Useful english dictionary
spelþjaz — s. spelþja ; … Germanisches Wörterbuch
SPEL — syndactyly polydactyly earlobe [syndrome] … Medical dictionary