-
61 delight
n. genot, plezier; vreugde--------v. blij zijn, plezier hebben, genietendelight1[ dillajt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:take delight in • behagen scheppen/genot vinden in————————delight2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
62 disappointed
adj. teleurgesteld[ dissəpojntid]♦voorbeelden:1 she was disappointed about/at not winning the game • zij was teleurgesteld dat ze het spel niet gewonnen hadshe was disappointed in her love for her daughter • zij was teleurgesteld in haar liefde voor haar dochtershe was disappointed in him • hij viel haar tegen -
63 does the police suspect foul play?
does the police suspect foul play?meent de politie dat er opzet in het spel is?English-Dutch dictionary > does the police suspect foul play?
-
64 domino
n. domino (soort jas); kleine vlakke steen waarop elke zijde een aantal rondjes zijn gedrukt (van 0 tot 6) en bij dominospel wordt gebruikt[ domminnoo] 〈meervoud: dominoes〉 -
65 double or quits
-
66 double-cross
-
67 double
adj. dubbel; tweepersoons--------adv. dubbel--------n. dubbele; dubbelganger; scherpe vouw--------v. (zich) verdubbelen, dubbelvouwen; zich omwenden; doublerendouble1[ dubl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 het dubbele ⇒ dubbele (hoeveelheid/snelheid e.d.)5 〈 benaming voor〉 verdubbeling 〈 van score, bord, inzet enz. in diverse sporten〉 ⇒ 〈 bridge〉 doublet; 〈 darts〉 worp in de dubbelring; 〈 honkbal〉 tweehonkslag; 〈 paardenrennen〉 weddenschap op de dubbel♦voorbeelden:〈 sport〉 win the double • een dubbelslag slaan 〈 in voetbal bijvoorbeeld beker en kampioenschap winnen〉————————double21 dubbel ⇒ tweemaal (zo groot/veel/enz.), dubbeldik; dubbelgevouwen, dubbelgebogen; tweedelig; voor twee2 oneerlijk ⇒ dubbelhartig, vals♦voorbeelden:double bed/room • tweepersoonsbed/kamerdouble CD • dubbel-cddouble chin • onderkin, dubbele kindouble feature • bioscoopvoorstelling met twee hoofdfilmsdouble glazing/windows • dubbele beglazing/ramendouble meaning • dubbele/ambigue betekenis2 double agent • dubbelagent/spiondouble life • dubbelleven————————double31 (zich) verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot/veel worden3 een dubbele rol/functie spelen/hebben♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot maken3 spelen ⇒ doubleren, tijdelijk overnemen♦voorbeelden:he doubled his fists • hij balde zijn vuisten————————double4〈 bijwoord〉1 dubbel ⇒ tweemaal (zoveel als); in tweeën; samen, in groepjes van twee♦voorbeelden:cost double • tweemaal zoveel kostensee double • dubbel ziensleep double • met zijn tweeën in één bed slapen -
68 dramatization
n. dramatisering, spel, show, drama; het in drama zetten; overdrijvingdramatization, dramatisation[ dræmətajzeesjn] -
69 ending
-
70 epilog
n. slotrede, concluderend gedeelte toegevoegd aan einde van een literair werk; toespraak voor een gehoor na het einde van een spel→ epilogue epilogue/ -
71 execution
n. (het) uitvoeren; tot uitvoering brengen; executeren, een persoon doden volgend op en in overeenkomst met een juridisch proces; proces waarbij een computer de instructies van een computerprogramma uitvoert (Computers); proces van verwerking van een computerprogramma[ eksikjoe:sjn]3 spel ⇒ (muzikale) voordracht, vertolking♦voorbeelden:2 carry/put into execution • ten uitvoer brengen, volbrengen -
72 fair game
wettelijke jacht; eerlijk spel -
73 fair
adj. billijk, eerlijk; behoorlijk; blond; mooi, net; kermis, markt--------adv. eerlijk; behoorlijk; in het geheel (spreektaal)--------n. (jaar)markt, tentoonstellingfair1[ feə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beurs ⇒ (jaar)markt, tentoonstelling————————fair2〈bijvoeglijk naamwoord; fairness〉1 eerlijk ⇒ redelijk, geoorloofd2 behoorlijk ⇒ bevredigend, redelijk♦voorbeelden:fair game • wild waarop gejaagd mag worden; 〈 figuurlijk〉 gemakkelijke prooi 〈 bijvoorbeeld voor kritiek〉get a fair hearing • een eerlijk proces krijgenby fair means or foul • met alle/geoorloofde en ongeoorloofde middelenfair play • fair play, eerlijk spel 〈 ook figuurlijk〉〈 informeel〉 fair enough! • dat is niet onredelijk!, okay!the fair sex • het schone geslacht————————fair3〈 bijwoord〉2 beleefd ⇒ hoffelijk, netjes3 precies ⇒ pal, net♦voorbeelden:1 play fair • eerlijk spelen, integer zijn -
74 field goal
veldgoal, velddoelpunt (doelpunt gemaakt tijdens het verloop van het spel en niet bij een vrije schop)field goal -
75 fixed
adj. vast; vastgesteld; stabiel, onbuigzaam; vastgezet; geordend; permanent; een verkocht (spel)[ fikst]1 vast3 afgesproken ⇒ uitgemaakt, oneerlijk♦voorbeelden:fixedcosts • vaste bedrijfsonkostenfixed idea • idee-fixefixed income • vast inkomen3 a fixed race/election • een verkochte wedstrijd/verkiezingII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:how are you fixed for beer? • hoe staat het met je voorraad bier? -
76 flirt with danger
-
77 flirt with
flirt with♦voorbeelden: -
78 fluff
n. katoen, dons; iets van lichte waarde; het missen van iets, fout (slang)--------v. vergissing; haar uitschudden; kussen opslaan; pluizig wordenfluff1[ fluf]————————fluff2〈 werkwoord〉1 〈 informeel〉 blunderen ⇒ zich verspreken, verhaspelen 〈 op toneel〉; een verkeerde zet doen 〈 bij spel〉♦voorbeelden:1 the player fluffed the catch • de speler liet de bal vallen/miste de bal -
79 football
-
80 force the game
См. также в других словарях:
spelþa — *spelþa germ., Substantiv: nhd. Schade, Schaden, Verderben; ne. damage (Neutrum), ruin (Neutrum); Rekontruktionsbasis: an., ae., afries.; Etymologie: idg. *speltā … Germanisches Wörterbuch
spelþi — *spelþi germ.?, Substantiv: nhd. Schade, Schaden, Verderben; ne. damage (Neutrum), ruin (Neutrum); Hinweis: s. *spelþa; Etymologie: idg. *speltā, Femininum, Brett, Pokorny 985; … Germanisches Wörterbuch
spelþja- — *spelþja , *spelþjaz germ.?, Adjektiv: nhd. verschwenderisch; ne. prodigal, wasteful; Rekontruktionsbasis: mnl., as., ahd.; Etymologie: s. ing. *spel (2), *pel (9), Verb … Germanisches Wörterbuch
spelþōn — *spelþōn germ.?, schwach. Verb: nhd. verderben, töten; ne. spoil, kill, murder (Verb); Rekontruktionsbasis: an.; Hinweis: s. *spelþjan; Etymologie: s. ing. *spel (2), *pel (9) … Germanisches Wörterbuch
spel- — *spel germ., Verb: nhd. spalten; ne. split (Verb); Hinweis: s. *spelda ; Etymologie: idg. *spel (2), *pel (9), Verb, spalten, splittern, Pokorny 985; Literatur: Falk … Germanisches Wörterbuch
spel — kal·i·spel; spel·der; spel·dring; spel·ter; spel·dron; … English syllables
spel — s ( et, spel) … Clue 9 Svensk Ordbok
spelþjan — *spelþjan germ., schwach. Verb: nhd. verderben, töten; ne. spoil, kill, murder (Verb); Rekontruktionsbasis: an., ae., as., ahd.; Etymologie: s. ing. *spel (2) … Germanisches Wörterbuch
spel|ter — «SPEHL tuhr», noun. zinc, usually in the form of small bars. ╂[origin uncertain. Compare Low German spialter.] … Useful english dictionary
spelþjaz — s. spelþja ; … Germanisches Wörterbuch
SPEL — syndactyly polydactyly earlobe [syndrome] … Medical dictionary