-
1 have the preponderance over
overwicht hebben over -
2 ascendancy
n. overwicht; overhand; dominantascendancy, ascendency[ əsendənsie]♦voorbeelden:1 have/gain (the) ascendancy over • (het) overwicht hebben/behalen op -
3 sway
n. zwaai; heerschappij, macht, overwicht, invloed--------v. slingeren, zwaaien, schommelensway1[ swee] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 invloed ⇒ druk, overwicht, dwang♦voorbeelden:bear/hold sway • de scepter zwaaien————————sway2♦voorbeelden:1 sway to the music • deinen/wiegen op de maat van de muziekII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 advantage
n. voordeel; winst--------v. voordeel, helpend[ ədva:ntidzj]2 voordeel ⇒ nut, profijt♦voorbeelden:1 have the advantage of/over someone/something • iets voorhebben op iemand/iets〈 Brits-Engels〉 you have the advantage of me • u weet meer dan ik; 〈 in het bijzonder〉u kent mij, maar ik ken u niettake (full) advantage of something • (gretig) gebruik/misbruik maken van ietsturn something to advantage • zijn voordeel met iets doenthe sculpture shows to better advantage from this angle • de sculptuur komt beter uit vanuit deze hoek -
5 ascendency
n. verhevenheid, overwicht, invloed, beheersing, controle; afkomst→ ascendancy ascendancy/ -
6 balance
n. balans; evenwicht; standvastigheid; weegschaal; saldo--------v. in evenwicht brengen, opwegen tegen; sluitend maken; sluitend zijnbalance1[ bæləns]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 his fate is/hangs in the balance • zijn lot is onbeslist/onzekerbalance of trade • handelsbalansadverse balance • passieve balansstrike a balance • 〈 figuurlijk〉een compromis/het juiste evenwicht vindenbalance of profit • overwinstbalance of an account • saldo van een rekeningavailable balance • beschikbaar saldobudgetary balance • begrotingssaldobalance due • debetsaldoexternal balance • uitvoersaldopay the balance • het saldo vereffenen¶ on balance • rekening houdend met alle gegevens, alles in aanmerking genomen♦voorbeelden:balance of power • machtsevenwichtupset the balance • het evenwicht verbrekenredress the balance • het evenwicht herstellenhe put me off balance • hij bracht me uit mijn evenwicht; 〈 figuurlijk〉 hij bracht mij van mijn stuk————————balance21 schommelen ⇒ balanceren, slingeren3 in evenwicht staan/blijven ⇒ balanceren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in evenwicht brengen/houden ⇒ balanceren♦voorbeelden:3 balance the books • de boeken/het boekjaar afsluiten -
7 have influence over/with someone
have influence over/with someone -
8 have/gain (the) ascendancy over
have/gain (the) ascendancy over(het) overwicht hebben/behalen op -
9 hegemony
-
10 influence
n. invloed; iemand die invloed uitoefent, invloedrijk; onder invloed van alcohol--------v. beïnvloedeninfluence1[ infloeəns] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 invloed ⇒ inwerking, macht♦voorbeelden:influence on/upon • (onbewuste) invloed ophave influence over/with someone • overwicht over iemand hebben————————influence2〈 werkwoord〉1 beïnvloeden ⇒ invloed hebben/(uit)oefenen op -
11 overbalance
v. vallen; laten vallen; overwichtoverbalance1 het evenwicht verliezen ⇒ kapseizen/omslaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 predominance
n. overheersing, overhand[ priddomminnəns]1 overheersing ⇒ overhand, overwicht♦voorbeelden:1 there is a predominance of fig trees in this orchard • deze boomgaard bestaat voor het grootste deel uit vijgenbomen -
13 preponderance
-
14 preponderate
v. zwaarder wegen; (van) overwegend (belang) zijn; het overwicht hebben1 zwaarder wegen ⇒ de overhand hebben, de doorslag geven♦voorbeelden: -
15 ascendance
n. dominant; overwicht; overhand -
16 ascendence
n. overwicht, overhand; afstamming
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский