-
1 plutonium smuggling
smokkelen van plutonium (het in het geheim transporteren van plutonium van het ene naar het andere land (dat als kernbom verwerkt kan worden)) -
2 smuggle
-
3 bootleg
adj. illegaal geproduceerd of gedistribueerd, op illegale wijze gemaakt of verkocht--------n. marktkraam; verboden drank--------v. smokkelen, clandestien (drank) stokenbootleg1————————bootleg2〈werkwoord; bootlegged〉1 smokkelen ⇒ clandestien (drank) stoken/verkopen -
4 drive away
-
5 ferret
n. fret (klein roofdier); band om iets mee vast te maken--------v. weg smokkelen, verbannen; jagen met behulp van fretten; neuzen; openbaar maken; martelenferret1[ ferrit] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ferret2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ferret out a secret • achter een geheim komen -
6 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen -
7 smuggle in/out
smuggle in/outbinnensmokkelen/naar buiten smokkelen -
8 smuggling
-
9 sneak
n. gluiper; kruiper; klikspaan (slang)--------v. binnensluipen; wegslippen; onttrekken, eruit knijpen; verklikken (slang), pikken (slang)sneak1[ snie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————sneak2♦voorbeelden:————————sneak31 sluipen♦voorbeelden:sneak (up)on someone • naar iemand toesluipen¶ 〈Brits-Engels; kindertaal〉 sneak on someone • over iemand klikken, iemand verklikkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
10 organized crime
georganiseerde misdaad (de maffia, gangsterbenden die zich bezig houden met de drughandel, smokkelen, afpersing, enz.) -
11 rumrunning
n. Smokkelen van sterke dranken
См. также в других словарях:
смыгать — смыгнуть шмыгать, тереть , тамб., воронежск. (Даль), также бегать взад и вперед, соваться, метаться , новгор., нижегор., воронежск. (Даль). Ср. также шмыгать (см.). Может быть сближено как родственное со ср. нж. нем. smȗken ползать , др. исл.… … Этимологический словарь русского языка Макса Фасмера
шмыга — бродяга , шмыгать, укр. шмигнути, блр. шмыгаць, шмыгнуць, болг. шмугвам, шмугна юркну, шмыгаю (Младенов 695). Экспрессивное изменение формы смыгать (см.). Младенов (там же) сравнивает с нем. schmuggeln провозить контрабандой , Schmuggler… … Этимологический словарь русского языка Макса Фасмера
Smuggle — Smug gle, v. t. [imp. & p. p. {Smuggled}; p. pr. & vb. n. {Smuggling}.] [Of Low German or Scand. origin; cf. LG. smuggeln, D. smokkelen, G. schmuggeln, Dan. smugle, Sw. smyga to introduce or convey secretly, Dan. i smug secretly, D. smuigen to… … The Collaborative International Dictionary of English
Smuggled — Smuggle Smug gle, v. t. [imp. & p. p. {Smuggled}; p. pr. & vb. n. {Smuggling}.] [Of Low German or Scand. origin; cf. LG. smuggeln, D. smokkelen, G. schmuggeln, Dan. smugle, Sw. smyga to introduce or convey secretly, Dan. i smug secretly, D.… … The Collaborative International Dictionary of English
Smuggling — Smuggle Smug gle, v. t. [imp. & p. p. {Smuggled}; p. pr. & vb. n. {Smuggling}.] [Of Low German or Scand. origin; cf. LG. smuggeln, D. smokkelen, G. schmuggeln, Dan. smugle, Sw. smyga to introduce or convey secretly, Dan. i smug secretly, D.… … The Collaborative International Dictionary of English
smuggle — verb (smuggled; smuggling) Etymology: Low German smuggeln & Dutch smokkelen Date: 1687 transitive verb 1. to import or export secretly contrary to the law and especially without paying duties imposed by law 2. to convey or introduce… … New Collegiate Dictionary
List of English words of Dutch origin — This is a list of words of Dutch language origin. However, note that this list does also include some words of which the etymology is uncertain, and that some may have been derived from Middle Low German equivalents instead or as well. Some of… … Wikipedia
Schmuggeln — * Schmuggeln, verb. reg. neutr. mit dem Hülfsworte haben, welches gleichfalls nur in Nieder Deutschland gangbar ist, verbothene Waaren heimlich, und accisbare Waaren mit Hintergehung der Gefälle einbringen, einen Schleichhandel treiben. Daher… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
smuggle — smug|gle [ˈsmʌgəl] v [T] [Date: 1600 1700; : Low German; Origin: smuggeln and Dutch smokkelen] 1.) to take something or someone illegally from one country to another smuggle sth across sth ▪ The guns were smuggled across the border. smuggle sth… … Dictionary of contemporary English
schmuggeln — Vsw std. (18. Jh.) Stammwort. Übernommen aus dem Niederdeutschen. Dorthin wohl aus nndl. smokkelen. Die Sippe ist durch Entlehnung in den Nordseesprachen verbreitet worden, aber kaum älter als das 17. Jh. Wohl letztlich zu schmiegen im Sinne von… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
smuggler — 1660s, from Low Ger. smuggeln or Du. smokkelen to transport (goods) illegally, apparently a frequentative formation of a word meaning to sneak (from P.Gmc. *smuganan) and related to SMOCK (Cf. smock) (q.v.) … Etymology dictionary