-
1 schok
-
2 schok
-
3 shock grenade
schok-granaat (aanvalsgranaat dat verblindend licht en krijsend geluid veroorzaakt) -
4 jolt
schokstoot -
5 shock
schokstoot -
6 shock
n. schok; opschudding; electrische schok; bos; bos (haar)--------v. schok geven; aanstoot geven; schokken; een schok geven (electriciteit; hokken (schoven graan)shock1[ sjok]♦voorbeelden:1 schok ⇒ schrik, (onaangename) verrassing♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————shock21 schokken ⇒ choqueren, laten schrikken♦voorbeelden: -
7 concuss
v. een schok veroorzaken[ kənkus] 〈 voornamelijk passief〉1 (de hersenen) beschadigen door schok/stoot 〈enz.〉♦voorbeelden: -
8 concussion
-
9 culture shock
culturele schok (een schok die iemand krijgt met het wennen aan een onbekende en ongekende cultuur)culture shock -
10 electric shock
-
11 impact
n. invloed; indruk; botsing tussen twee voorwerpen; slag; kontakt; schok--------v. indrijven, indrukken; (krachtig) raken, treffen[ impækt]1 schok ⇒ botsing, inslag2 schokeffect ⇒ (krachtige) invloed, impact♦voorbeelden:1 on impact • bij/op het moment van een botsing -
12 jar
n. pot, potje; schok; ruzie; krakend geluid--------v. krassen, schuren; trillen, niet harmoniëren; onaangenaam aandoen; doen trillen, doen bevenjar1[ dzja:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (zenuw)schok ⇒ onaangename verrassing, ontnuchtering♦voorbeelden:————————jar2〈 jarred〉♦voorbeelden:his voice jars on my ears • zijn stem doet pijn aan mijn orenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 jerk
n. ruk, schok, trek; zenuwtrek; lul, zak--------v. (plotseling) rukken; (plotseling) duwen; gooien, werpen; bevenjerk1[ dzjə:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 ruk ⇒ schok, trek♦voorbeelden:stop with a jerk • met een ruk stoppen————————jerk2♦voorbeelden:jerk to a halt • met een ruk stoppen→ jerk off jerk off/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rukken aan ⇒ stoten, trekken aan♦voorbeelden: -
14 jolt
n. ruk, duw, stoot; schok--------v. schokken, horten, stotenjolt1[ dzjoolt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————jolt2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jolt someone out of a false belief • iemand plots tot een beter inzicht brengen -
15 jump
n. sprong; aanloop; huppel; spronglengte; korte reis; plotseling opschrikken--------v. springen; opschrikken; aanloop nemen; huppelen; even wegbrengen; weggaan, vluchten; met kracht pakken; eruit latenjump1[ dzjump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:by jumps • sprongsgewijze————————jump23 opspringen ⇒ opschrikken, een schok krijgen♦voorbeelden:he jumped at him • hij sprong op hem toejump for joy • opspringen/dansen van vreugdejump to one's feet • opspringen→ jump off jump off/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jump rope • touwtje springen -
16 percussion
n. tegenslag; schok; botsing -
17 thunderbolt
-
18 zap
n. korte tijdsperiode in microgolf oven; energie en enthousiasme; onverwachtse klap of slag; schok; pittige kwaliteit--------v. doden, neerschieten, doodschieten; verslaan; plotseling aanvallen (Slang); iets snel afmaken, snel te werk gaan; iets in een mirogolf oven opwarmen of koken; iets fotocopiëren; (Computers) hardware of media vernietigen door middel van elektriciteit; uitwissen of ergens vanaf komen (Computers); van televisiekanalen veranderen tijdens reclames, zappen met afstandsbediening; (Uitzending) een instrument gebruiken om reclames uit uitzending te wissen (bv; met een pauzeknop tijdens video-opname); een elektrische schok geven (Slang)zap1♦voorbeelden:¶ zap! • zoef!, flits!, wam!————————zap2〈 zapped〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; slang〉1 snel gaan ⇒ zoeven, racen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
19 blow
n. klap, slag; windvlaag--------v. blazen; opblazen; waaien; fluiten; laten knallen; ontspruitenblow1[ bloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wind(vlaag) ⇒ rukwind; storm, stijve/stevige bries2 slag ⇒ klap, mep3 (tegen)slag ⇒ ramp, schok♦voorbeelden:he struck a blow against/for democracy • hij gaf de democratie een fe knauw/hielp de democratie een stap vooruitat/with a (single)/one blow • in één klap/pogingblow by blow account • gedetailleerd verslagwithout (striking) a blow • zonder slag of stoot, zonder geweld————————blow21 (uit)blazen ⇒ fluiten, weerken; (uit)waaien, dwarrelen, wapperen2 hijgen ⇒ blazen, puffen♦voorbeelden:the bugle blows • de hoorn (weer)ktthe whistle blows • het fluitje gaatblow down • neergeblazen worden, omwaaienthe scandal will blow over • het schandaal zal wel overwaaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 blazen (op, door) ⇒ aan/af/op/rond/uit/wegblazen; snuiten 〈 neus〉; doen wapperen, doen dwarrelen3 bespelen ⇒ blazen op, spelen op♦voorbeelden:the door was blown open • de deur waaide openit's blowing (up) a gale/storm • het stormt, het gaat stormenblow glass • glasblazenthe wind blew her hair • de wind woei door haar haarthe wind blew the trees down • de wind blies de bomen om(ver)blow off • wegblazen, doen wegwaaien; afblazen, laten ontsnappen 〈 stoom〉blow over • om(ver)blazen, doen omwaaienthe tank was blown to pieces/glory • de tank werd aan stukken gereten3 blow the whistle • op het fluitje blazen, fluiten4 you blew it • je hebt het verknald/verpest6 blow the cost! • wat kunnen mij de kosten schelen!I'll be blowed if I'll do it • ik verdom het, ze kunnen me de pot opblow it • verdoriewell, I'm blowed • wel heb je me nou!, wat zeg je me daar van!¶ blow abroad • ruchtbaar maken, als gerucht verspreiden -
20 brace
n. klamp; boor; paar--------v. (zich) scherp zettenbrace1[ brees]1 klamp ⇒ (draag)beugel, (muur)anker2 steun ⇒ stut, verstijvingsbalk4 band ⇒ riem, spansnoer♦voorbeelden:→ main main/1 bretels♦voorbeelden:1 two pairs of braces • twee stel/paar bretels————————brace2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: brace〉1 koppel ⇒ paar, stel♦voorbeelden:————————brace3〈 werkwoord〉1 vastbinden ⇒ aantrekken, aanhalen2 versterken ⇒ verstevigen, ondersteunen♦voorbeelden:he told her to brace herself for a shock • hij zei haar dat ze zich op een schok moest voorbereiden
См. также в других словарях:
schok — schok·ker; … English syllables
schokker — schok·ker … English syllables
Schuckmann — bzw. Schuppmann ist ein deutscher Familienname. Inhaltsverzeichnis 1 Herkunft 1.1 Die ersten Schucke/Schuckmann 1.2 Schockmann/Schuckmann aus Lippe 1.3 … Deutsch Wikipedia
Schuppmann — Schuckmann bzw. Schuppmann ist ein deutscher Familienname. Inhaltsverzeichnis 1 Herkunft 1.1 Die ersten Schucke/Schuckmann 1.2 Schockmann/Schuckmann aus Lippe (Land) 1.3 Schocke / Schucke 2 … Deutsch Wikipedia
Liste der Biografien/Scho — Biografien: A B C D E F G H I J K L M N O P Q … Deutsch Wikipedia
shock — {{11}}shock (1) sudden blow, 1560s, a military term, from M.Fr. choc violent attack, from O.Fr. choquer strike against, probably from Frankish, from a P.Gmc. imitative base (Cf. M.Du. schokken to push, jolt, O.H.G. scoc jolt, swing ). Meaning a… … Etymology dictionary
Shock — Shock, n. [Cf. D. schok a bounce, jolt, or leap, OHG. scoc a swing, MHG. schoc, Icel. skykkjun tremuously, F. choc a shock, collision, a dashing or striking against, Sp. choque, It. ciocco a log. [root]161. Cf. {Shock} to shake.] 1. A quivering… … The Collaborative International Dictionary of English
Prague — This article is about the capital of the Czech Republic. For other uses, see Prague (disambiguation). Prague Czech: Praha Montage … Wikipedia
Brno — Statutory city Montage of Brno • Left, row 1: Cathedral of St. Peter and Paul on Petrov hill • Left, row 2: Veveří Castle • Left, row 3: Hi … Wikipedia
Netherlands in the Eurovision Song Contest 1992 — Eurovision Song Contest 1992 Country Netherlands National selection Selection process … Wikipedia
Чехия — или Богемия (чешск. Čechy, Čechie, České kraleství, Česká země; польск. Częchy, Czeska ziemia; немецк. Böhmen; франц. Bohême; лат. Bohemia) некогда самостоятельное и независимое королевство, а теперь принадлежащая к Цислейтанской части Австро… … Энциклопедический словарь Ф.А. Брокгауза и И.А. Ефрона