-
1 to regulate
regelenregulerenstabiliserenvoorschrijven -
2 fix up
aanbrengen, plaatsen, inrichten; opknappen, in orde brengen, regelen, organiseren; voorzienfix up1 regelen ⇒ organiseren, voorzien van2 logies/onderdak geven aan♦voorbeelden:〈 informeel〉 fix it/things up (with someone) • zorgen dat het voor elkaar komt (door met iemand te praten)〈Amerikaans-Engels; slang〉 fix someone up (with a girl) • een meisje/hoertje regelen voor iemandfix someone up with a job • iemand aan een baan(tje) helpen -
3 arrange
v. rangschikken, ordenen; regelen[ əreendzj]1 maatregelen nemen ⇒ stappen ondernemen, in orde brengen♦voorbeelden:arrange for something • iets regelen, ergens voor zorgenarrange with someone about something • iets overeenkomen met iemandII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (rang)schikken ⇒ ordenen, opstellen2 bijleggen ⇒ rechtzetten, rechttrekken3 regelen ⇒ organiseren, arrangeren, zorgen voor♦voorbeelden:arrange an outing for one's friends • een uitje organiseren voor zijn vrienden -
4 regulate
v. reguleren; richten; regelen[ regjoeleet]1 regelen ⇒ reglementeren, ordenen♦voorbeelden:regulate the traffic • het verkeer regelena regulating effect • een regulerende werkingregulated by law • bij de wet geregeld -
5 settle
n. een bank met hoge leuning--------v. regelen; bijleggen; regeling treffen; bevolken; vaststellen; betalen; vestigen, koloniseren; wonen; (be)landensettle1[ setl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————settle21 gaan zitten ⇒ zich neerzetten, neerstrijken♦voorbeelden:darkness settled on the town • duisternis daalde neer op de stadsettle back in a chair • gemakkelijk gaan zitten in een stoelwe haven't yet settled in • we zijn nog niet op ordesettle for something • genoegen nemen met ietssettle into new surroundings • wennen aan een nieuwe omgevingsettle (down) to something • zich ergens op concentreren, zich ergens toe zetten→ settle down settle down/♦voorbeelden:settle with someone • rekening/schulden betalen aan iemand→ settle down settle down/2 vestigen 〈 in woonplaats, maatschappij〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 aan een goede baan helpen, aan de man/vrouw brengen7 schikken ⇒ bijleggen, tot een schikking komen8 〈 informeel〉 afrekenen met 〈 alleen figuurlijk〉 ⇒ tot zwijgen brengen, doen ophouden; betaald zetten♦voorbeelden:4 she settled her mother among the pillows • zij legde haar moeder comfortabel neer tussen de kussensshe settled herself in the chair • zij nestelde zich in haar stoel6 that settles it! • dat doet de deur dicht!settle into • zich thuis doen voelen insettle on • vastzetten op -
6 adjust
v. aanpassen; afstellen; aanmeten; installeren; regelen; i.d. praktijk brengen[ ədzjust]1 regelen ⇒ in orde brengen, rechtzetten2 afstellen ⇒ instellen, bijstellen4 (zich) aanpassen ⇒ in overeenstemming brengen, harmoniseren♦voorbeelden: -
7 fix
n. ongeluksgeval; opsporing, localisatie; gebruik van heroine (slang)--------v. vastmaken; vaststellen; vestigen; opknappen; fixeren; regelenfix1[ fiks] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 moeilijke situatie ⇒ knel, penarie♦voorbeelden:1 be in/ get oneself into a fix • in de knel zitten/raken————————fix2♦voorbeelden:¶ fix (up)on (the idea) of something • iets vaststellen/besluitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vastmaken ⇒ bevestigen, monteren5 opknappen ⇒ repareren, in orde brengen7 omkopen♦voorbeelden:1 fix something in the mind/memory • iets in de geest/in het geheugen prentenfix the blame on someone • iemand de schuld gevenfix something onto something • iets ergens aan vastmaken2 fix one's eyes/gaze/attention (up)on something • de blik/aandacht fixeren/vestigen op ietsfix someone with a cold stare/look • iemand koud/strak aankijken6 I'll fix him! • ik krijg hem wel te pakken!, ik zál hem!¶ have one's cat fixed • zijn kater laten castreren, zijn poes laten steriliseren→ fix up fix up/ -
8 lay on
lay on1 zorgen voor ⇒ regelen, organiseren♦voorbeelden:lay on electricity • elektriciteit aanleggen¶ lay it on (thick) • (sterk/f) overdrijven, het er dik opleggen; slijmen, flikflooien -
9 organize
v. organiseren; regelen; verenigenorganize, organise[ o:gənajz]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 organiseren ⇒ regelen, tot stand brengen, oprichten -
10 prearrange
v. van tevoren regelen; voorbestemmen[ prie:əreendzj] 〈zelfstandig naamwoord: prearrangement〉♦voorbeelden: -
11 affair
n. verhouding, affaire; aangelegenheid; zaak[ əfeə]♦voorbeelden:current affairs • lopende zaken, actualiteitenforeign affairs • buitenlandse zakenthat is my affair • dat zijn mijn zaken, dat gaat je niets aana poor affair • niet veel zaaks¶ affair of honour • erezaak, duel -
12 arbitrate
v. scheidsrechter, rechter, bemiddelaar, tussenpersoon[ a:bitreet]1 arbitreren ⇒ als arbiter/bemiddelaar optredenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 arrange for something
arrange for somethingiets regelen, ergens voor zorgen -
14 array
n. vertoning; opstelling; kleding; (in computers) rangschikking van gegevensverzameling; gestructureerde bundeling van gegevens--------v. regelen, redigeren, ordenen; aankledenarray1[ əree] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 serie ⇒ collectie, reeks2 gelid ⇒ marsorde, slagorde♦voorbeelden:————————array2〈 werkwoord〉1 (in slagorde) opstellen ⇒ verzamelen, (in het gelid) scharen/schikken2 (op)tooien ⇒ (op)smukken, uitdossen -
15 broker
n. makelaar; handelaar in tweedehandsartikelen--------v. optreden als makelaar of bemiddelaar; kopen en verkopen van onroerende goederen voor anderenbroker1[ brookə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————broker2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
16 compromise
n. compromis--------v. compromis sluitencompromise1[ komprəmajz] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————compromise2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 compromitteren ⇒ in opspraak brengen, de goede naam aantasten van♦voorbeelden:2 you compromised yourself by working for that paper • door je werk voor die krant heb je je gecompromitteerd -
17 contract marriage
een huwelijk regelencontract marriage -
18 contract
n. contract--------v. een contract afsluiten; krijgen, besmet worden; krimpen; inkrimpencontract1[ kontrækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 contract 〈 ook bridge〉 ⇒ (bindende) overeenkomst, verdrag, verbintenis; 〈 attributief〉 contractueel vastgelegd♦voorbeelden:1 enter into/make a contract • een contract sluiten, een verbintenis aangaanbe under contract to someone • zich contractueel verbonden hebben tegenover iemand————————contract2[ kəntrækt]1 een contract/overeenkomst/verdrag sluiten ⇒ een verbintenis aangaan, contracteren♦voorbeelden:contract to build a factory • een contract sluiten voor de bouw van een fabriekcontract to do something • zich contractueel verplichten om iets te doen1 samentrekken ⇒ inkrimpen, sen♦voorbeelden:1 ‘we will’ can be contracted to ‘we'll’ • ‘we will’ kan samengetrokken worden tot ‘we'll’1 per/bij contract regelen/vaststellen ⇒ contracteren, aangaan♦voorbeelden:contract debts • schulden aangaan/op zich nemencontract out • uitbesteden -
19 control
n. controle; beheer; stuurinrichting; beheersing--------v. controleren; beheersen; beheren; onderzoeken; regelencontrol1[ kəntrool]1 〈 voornamelijk meervoud〉bedienings/controlepaneel ⇒ regeleenheid, besturingstoestel2 〈 voornamelijk meervoud〉controlemiddel/maatregel ⇒ beheersings/regelingsmechanisme1 beheersing ⇒ controle, zeggenschap2 bestuur ⇒ op/toezicht, leiding♦voorbeelden:keep under control • bedwingen, in toom houdentake control of/over • de macht/leiding in handen nemen overbeyond control • onhandelbaarin control of the situation • de situatie meester/de baasget/go out of control • uit de hand lopenhave no control over/of a class • geen orde kunnen houden in een klas2 be in control • de leiding hebben, het voor het zeggen hebbencontrol over an organization • leiding over een organisatie————————control2〈werkwoord; controlled〉1 controleren ⇒ leiden, toezicht uitoefenen op; beheren3 in toom/bedwang houden ⇒ beheersen, onder controle houden4 nakijken ⇒ controleren, nalopen/zien/trekken♦voorbeelden: -
20 dispose
v. (je) krachten bewaren; voorbereiden (op)[ dispooz]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 plaatsen ⇒ ordenen, rangschikken, regelen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Regelen — Es ist nit lang, dass s regelet1, di Bäumli tröpfle noh; i ha mi Schatz überläfelet un es mi wäger2 o. (Vom Thunersee.) – Schweiz, I, 192, 119. 1) Regelen = ein wenig regnen, Verkleinerungsform von diesem. 2) Wahrlich, in der That. (Stalder, II,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
West Nusa Tenggara — Nusa Tenggara Barat Province … Wikipedia
Magnús Eiríksson — (* 22. Juni 1806 in Skinnalón, Norður Þingeyjarsýsla, Island; † 3. Juli 1881 in Kopenhagen) war ein isländischer Theologe, religiöser Schriftsteller und Zeitgenosse Sören Kierkegaards (1813–1855) und Hans Lassen Martensens (1808–1884) in… … Deutsch Wikipedia
Buys-Ballot — (spr. bais ballot), Christoph Heinrich Diedrich, Meteorolog, geb. 10. Okt. 1817 zu Klötingen in der Provinz Zeeland, gest. 3. Febr. 1890 in Utrecht, studierte daselbst, wurde 1844 Lektor der physikalischen Chemie an der Universität, 1847… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Bernardus Schotanus — (auch: Schoot, Schot; * 7. Oktober 1598 in Franeker; † 5. Oktober[1] 1652 in Leiden) war ein niederländischer Jurist … Deutsch Wikipedia
Laura Carola Mazirel — Laura (Lau) Carola Mazirel (* 29. November 1907 in Utrecht; † 20. November 1974 in Saint Martin de la Mer, Département Côte d Or (Frankreich), war eine niederländische Juristin, Autorin, Widerstandskämpferin gegen den Nationalsozialismus und… … Deutsch Wikipedia
Jan Baptist David — Jean Baptiste David Activités chanoine historien homme de lettres philologue … Wikipédia en Français
Regler — 1. Übername zu mhd. regelжre, regler »Mönch, bes. ein Chorherr, der nach der Regel des heiligen Augustinus lebt«. Dieser Übername kann auf Beziehungen des ersten Namensträgers zu einem Kloster bzw. zu einem Chorherrn zurückgehen. 2.… … Wörterbuch der deutschen familiennamen
Heldenthat — 1. Heldenthaten und Kometen kann man nicht alle Tage sehen. Dän.: Heroïske gierninger gaaer over regelen. (Prov. dan., 280.) *2. Das sind Heldenthaten. – Braun, I, 1256. Meist ironisch. *3. Seine Heldenthaten erzählen. Ironisch … Deutsches Sprichwörter-Lexikon