-
61 purpose
n. doel; bedoeling--------v. zich voornemen, van plan zijnpurpose1[ pə:pəs]1 doel ⇒ bedoeling, reden, plan, voornemen2 zin ⇒ (beoogd) effect, resultaat, nut♦voorbeelden:1 does this serve your purpose? • beantwoordt dit aan je verwachtingen?accidentally on purpose • per ongeluk expreshe came for/with the purpose of seeing us, he came on purpose to see us • hij kwam met het doel om ons te bezoekenhe did it on purpose • hij deed het met opzet2 these talks have certainly answered/fulfilled/served their purpose(s) • deze besprekingen zijn zeker zinvol geweestall your help will be to no purpose • al je hulp zal tevergeefs zijnthese money cuts will come to little purpose • deze bezuinigingen zullen weinig effect hebben♦voorbeelden:————————purpose2♦voorbeelden:1 he purposes to spend his holidays with us • het ligt in zijn bedoeling zijn vakantie bij ons door te brengen -
62 quarrel
n. twist, ruzie; oorzaak om te klagen; gekibbel; twist--------v. ruziën; twisten; disputeren; aanklagen; fouten vindenquarrel1[ kworrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:make up a quarrel • een ruzie bijleggenhave a quarrel with someone • ruzie hebben met iemand————————quarrel2〈werkwoord; Brits-Engels quarrelled〉2 kritiek hebben ⇒ aan/opmerkingen hebben♦voorbeelden:2 who would like to quarrel with that? • wie zou dat willen bestrijden? -
63 render
v. doen; veranderen; veroorzaken; presenteren; indienen, doorgeven (in computers) tekenen, beeldconverteren van driedimensionale tekeningen in foto-realistische beelden[ rendə]1 (terug)geven ⇒ geven, vergelden; betalen 〈 tol〉; betonen 〈 gehoorzaamheid〉; verlenen, verschaffen 〈 hulp〉; bewijzen 〈 dienst〉; betuigen 〈 dank〉; opgeven 〈 reden〉; voorleggen 〈 rekening〉; afleggen 〈 rekenschap〉; uitbrengen 〈 verslag〉; uitspreken 〈 vonnis〉3 vertolken ⇒ weergeven, spelen; afschilderen4 vertalen ⇒ om/overzetten♦voorbeelden:render good for evil • kwaad met goed vergeldenservices rendered • bewezen diensten〈 spreekwoord〉 render unto Caesar the things that are Caesar's • geef de keizer wat de keizer toekomt en God wat God toekomt -
64 roll
n. rol; broodje; lijst; roffel; slingeren; donderslag--------v. slingeren; donderenroll1[ rool]4 broodje♦voorbeelden:call the roll • appel houden, de namen afroepen→ Swiss Swiss/1 rollende beweging ⇒ geslinger 〈 van schip〉; deining 〈 van water〉; 〈 figuurlijk〉 golving 〈 van landschap〉♦voorbeelden:————————roll22 zich rollend/schommelend bewegen ⇒ buitelen; slingeren 〈 van schip〉; 〈 figuurlijk〉 rondtrekken, zwerven♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 the years rolled by • de jaren gingen/gleden voorbijthe waves rolled in to the beach • de golven rolden op het strand aan〈informeel; figuurlijk〉 roll on the day this work is finished! • leve de dag waarop dit werk af is!tears were rolling down her face • tranen rolden/liepen over haar wangenthose tights roll on easily • die panty is gemakkelijk aan te trekken5 let's roll! • aan de slag!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rollen ⇒ laten/doen rollen2 een rollende/schommelende beweging doen maken ⇒ rollen 〈 met ogen〉; doen slingeren 〈 schip〉; gooien 〈 dobbelstenen〉; laten lopen 〈 camera〉5 rollen ⇒ walsen, pletten♦voorbeelden:2 roll the camera! • laat de camera lopen!roll a baby in a blanket • een baby in een deken wikkelen¶ roll off some extra copies • een paar extra kopieën afdrukken/maken -
65 see a prima-facie reason for something
English-Dutch dictionary > see a prima-facie reason for something
-
66 seek
v. zoeken; trachten; verzoeken; achtervolgen; proberen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nastreven ⇒ proberen te bereiken, zoeken2 vragen ⇒ wensen, verlangen3 opzoeken♦voorbeelden:seek someone out • naar iemand toekomen, iemand opzoeken¶ the reason is not far to seek • de reden hoef je niet ver te zoeken/ligt voor de hand -
67 since
adv. sinds, sindsdien, nadien; vanaf; daar--------conj. sindsdien--------prep. sindssince11 sindsdien ⇒ van dan af, ondertussen, inmiddels2 geleden♦voorbeelden:I've lived here ever since • ik heb hier sindsdien onafgebroken gewoondit has long since become obvious that • het is allang duidelijk (geworden) dat————————since2〈 voorzetsel〉1 sinds ⇒ sedert, van … af♦voorbeelden:1 he has never been the same since his wife's death • hij is nooit meer dezelfde geweest sinds de dood van zijn vrouw————————since3♦voorbeelden:1 I haven't seen you since you were a child • ik heb je niet meer gezien sinds je klein was.2 since you don't want me around I might as well leave • aangezien je me niet in de buurt wilt hebben, kan ik evengoed vertrekken -
68 so
n. het symfonisch orkestso1[ soo] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 zo ⇒ waar♦voorbeelden:1 is that really so? • is dat echt waar?if so • als dat zo is‘She's the tallest’ ‘Yes, so she is’ • ‘Ze is de grootste’ ‘Dat is ze inderdaad’————————so2♦voorbeelden:‘You blundered’ ‘So I did/But so did you’ • ‘Je hebt geblunderd’ ‘Ja, inderdaad/maar jij ook’‘I'm tired’ ‘So you should be’ • ‘Ik ben moe’ ‘Dat zou je ook moeten zijn’‘Is Jill coming’ ‘I think so’ • ‘Komt Jill’ ‘Ik denk het/van wel’in June or so • in of omstreeks de maand juni————————so3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:the distance is so great that you cannot walk it in a day • het is zo ver dat je er niet in één dag naar toe kan lopen(would you) be so kind as to leave immediately • zou u zo goed willen zijn onmiddellijk te vertrekkenso it is said • zo wordt er gezegdhe presented it so • hij stelde het aldus voorbut even so • maar toch(in) so far as I know • voor zover ik weetso far it hasn't happened • tot nu toe/tot nog toe is het niet gebeurdand so forth/on • enzovoort(s)so long as you don't tell anybody • als je 't maar aan niemand verteltso much the worse • des te ergerif so • als dat zo is〈 informeel〉 so sorry • sorry, pardonshe's not so stupid • ze is niet zo domI love you so • ik hou zo veel van jeso many came • er kwamen er zo veelI can only do so much • ik kan niets bovenmenselijks doen3 she only spoke French; so we could not understand her • ze sprak alleen Frans, en dus konden wij haar niet verstaanso what? • en dan?, wat dan nog?so here we are! • hier zijn we dan!so that's who did it • aha, dus die heeft het gedaanso there you are • daar zit je dus¶ so far from letting him go she followed him home • ze liet hem niet gaan maar volgde hem integendeel naar huis〈 informeel〉 so long! • tot ziens!every so often • nu en danso there • nu weet je het————————so41 zodat ⇒ opdat, om♦voorbeelden:1 warn her, so (that) she may avoid all danger • waarschuw haar zodat/opdat ze geen gevaar zou lopenbe careful so you don't get hurt • pas op dat je je geen pijn doetII 〈 nevenschikkend voegwoord〉♦voorbeelden:1 he's late, so (that) we can't start yet • hij is te laat, zodat we nog niet kunnen beginnen————————so51 ziezo -
69 subject
adj. ondergeschikt; heeft de neiging--------n. onderwerp; vak; onderdaan--------v. onderwerpen; openbaren; overbrengensubject1[ subdzjikt] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 (studie)object ⇒ studiegebied, (leer)vak♦voorbeelden:wander from the subject • van het onderwerp afwijken/afdwalenon the subject of • omtrent, aangaande, over————————subject2[ subdzjikt]♦voorbeelden:subject to foreign rule • onder vreemde heerschappijsubject to the laws of nature • onderworpen aan de wetten van de natuurII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 onderhevig ⇒ blootgesteld, vatbaar♦voorbeelden:subject to your consent • behoudens uw toestemmingsubject to contract • afhankelijk van het sluiten van een contract————————subject3♦voorbeelden: -
70 thankful
-
71 that
adj. die, dat--------adv. die, dat--------conj. dat--------pron. die, datthat11 die/dat2 die/datgene ⇒ hij, zij, dat♦voorbeelden:that's life • zo is het leventhat is (to say) • dat wil zeggen, te weten, tenminstewho's that crying? • wie huilt daar (zo)?〈 aan telefoon, Brits-Engels〉 who's that? • met wie spreek ik?the best linen is that from Flanders • het beste linnen komt uit Vlaanderenjust like that • zo maar (even)don't yell like that • schreeuw niet zohe's into Zen and all that • hij interesseert zich voor zen en zohe isn't as stupid as all that • zo stom is hij ook weer nietthat's that • dat was het dan, zo, voor mekaar, dat zit erop; 〈 als bevel〉en nou is 't uit!¶ 〈 informeel〉 that's it • dat is 't hem nu juist, dat is (nu juist) het probleem; dat is wat we nodig hebben/de oplossing/het; dit/dat is het eindeit's practical and beautiful at that • het is praktisch, en bovendien nog mooi ookwe left it at that • we lieten het daarbij/maar zowith that • (onmiddellijk) daarna1 die/dat ⇒ wat, welke♦voorbeelden:2 the day that he arrived • de dag dat/waarop hij aankwamthe house that he lives in • het huis waarin hij woont————————that22 heel ⇒ heel erg, zo♦voorbeelden:————————that3[ ðæt] 〈determinator; meervoud: those〉1 die/dat2 dat/die ⇒ de/het♦voorbeelden:do you see that house? • zie je dat huis daar?do you want this hat or that one? • wil je deze hoed of die?————————that4♦voorbeelden:1 it was only then that I found out that … • pas toen ontdekte ik dat …she knew that he was ill • ze wist dat hij ziek was3 he's the better candidate in that he has experience • hij is de beste kandidaat omdat hij ervaring heeftnot that I care, but … • niet dat het mij iets kan schelen, maar …I didn't go, that he would not follow me • ik ben niet gegaan, zodat hij me niet zou volgenanywhere that you would like to go • waar je ook naar toe zou willenII 〈nevenschikkend voegwoord; in uitroep〉1 dat♦voorbeelden:1 that it should come to this! • dat het zover moest komen! -
72 the main reason is because he is old
English-Dutch dictionary > the main reason is because he is old
-
73 the reason is not far to seek
de reden hoef je niet ver te zoeken/ligt voor de hand -
74 the terrorists bundled the banker into a car and drove away
the terrorists bundled the banker into a car and drove awayEnglish-Dutch dictionary > the terrorists bundled the banker into a car and drove away
-
75 there is no cause for alarm
-
76 therefore
-
77 they wheeled in the victims
they wheeled in the victims -
78 they wheeled the patient back to his room
English-Dutch dictionary > they wheeled the patient back to his room
-
79 ultimate
adj. eindig, definitief, de allerbeste---------n. hoofdzakelijke reden, principeultimate1[ ultimmət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ultimate2〈bijvoeglijk naamwoord; ultimateness〉1 ultiem ⇒ uiteindelijk, laatst♦voorbeelden: -
80 warrant
n. veronderstelling; rechtvaardiging; bevoegdheid; bevel, opdracht, order, arrestatiebevel; huiszoekingsbevel; garantie, waarborg, vergunning, machtiging--------v. rechtvaardig zijn, zich berechtvaardigen, vergunnen, toestaan, garanderen, belovenwarrant1[ worrənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 → warrant officer warrant officer/♦voorbeelden:a warrant is out against him • er loopt een aanhoudingsbevel tegen hem4 no warrant for • geen grond/reden tot————————warrant2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉
См. также в других словарях:
Reden — (Verb., s. ⇨ Sprechen). 1. Alles Reden ist verloren, findet man nicht offne Ohren. – Gaal, 1235. 2. Am Reden erkennt man den Menschen, am Geschmack den Wein, am geruch die blumen. – Lehmann, 917, 16. 3. An viel reden kennt man einen Narren. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Reden — Rêden, verb. reg. act. et neutr. welches im letztern Falle das Hülfswort haben erfordert. 1. Im weitesten Verstande, vernehmliche Laute hervor bringen, Laute, welche Zeichen der Gedanken sind, hervor bringen, wie sprechen. Das Kind lernt reden.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Reden — bezeichnet Reden (Pattensen), einen Stadtteil von Pattensen im Landkreis Region Hannover, Niedersachsen, nicht zu verwechseln mit der Ortschaft Rheden im Landkreis Hildesheim einen Ortsteil von Schiffweiler im Landkreis Neunkirchen, Saarland ein… … Deutsch Wikipedia
reden — V. (Grundstufe) etw. in Worten ausdrücken Synonyme: sprechen, sagen Beispiele: Vor Angst konnte er nicht reden. Sie reden oft über Musik. reden V. (Aufbaustufe) einen Vortrag vor einem Publikum halten Synonyme: eine Rede halten, vortragen,… … Extremes Deutsch
reden — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • sprechen • plaudern • ein Pläuschchen halten Bsp.: • Kann ich Herrn Müller sprechen? • Er spricht Englisch und Deutsch. • … Deutsch Wörterbuch
reden — Vsw std. (9. Jh.), mhd. reden, ahd. red(i)ōn, as. ređiōn, afr. rethia Stammwort. Ableitung von Rede oder einem verwandten Wort, ursprünglich mit der Bedeutung Zahl , so daß die Ausgangsbedeutung von reden zählen ist, das über erzählen zu der… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
reden — reden, redet, redete, hat geredet 1. Worüber habt ihr gestern geredet? 2. Kann ich mal kurz mit dir reden? … Deutsch-Test für Zuwanderer
Reden [1] — Reden, 1) durch Worte Gedanken u. Empfindungen ausdrücken; 2) eine feierliche Rede (s.d. 4) halten; 3) durch sichtbare Zeichen od. durch die eigenthümliche Beschaffenheit lebhafte Gedanken u. Vorstellungen erwecken … Pierer's Universal-Lexikon
Reden [2] — Reden, Friedrich Wilhelm Otto Ludwig, Freiherr von R., geb. 11. Febr. 1804 auf seinem väterlichen Gute Wedlinghausen im Lippeschen, studirte die Rechte in Göttingen u. trat hierauf in hannöverschen Staatsdienst, wurde 1824 Auditor beim Amt Hameln … Pierer's Universal-Lexikon
Reden — Reden, Friedrich Wilhelm Otto Ludwig, Freiherr von, Statistiker, geb. 11. Febr. 1804 in Wendlinghausen (Lippe), gest. 12. Dez. 1857 in Wien, trat in den hannoverschen (1832 Mitglied der hannoverschen Ständeversammlung, 1834 Generalsekretär des… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Reden — Reden, Friedr. Wilh. Otto Ludwig, Freiherr von, geb. 1804 zu Wendlinghausen in Lippe Detmold, stand in hannöv., dann in preuß. Diensten, lebt seit 1849 pensionirt in Frankfurt a. M., ist der Verfasser zahlreicher statistischer Werke über einzelne … Herders Conversations-Lexikon