-
1 uitspelen tegen
v. play off against, play off -
2 uithalen
v. gut, draw, draw in, pull out, play, eviscerate, pick out, play off, gill, empty -
3 pronken met
v. play off -
4 beslissingswedstrijd
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > beslissingswedstrijd
-
5 afgaan
5 [in werking gebracht worden] go off6 [gedaan worden] 〈zie voorbeelden 6〉7 [een gek figuur slaan] lose face, flop, fail♦voorbeelden:afgaande op wat hij zegt • judging by what he saysop zijn gevoel afgaan • play it by ear3 van het toneel afgaan • go off, leave the stagevan school afgaan • leave schoolik ga volgend jaar van hockey af • I'm giving up hockey next year4 daar gaat 10 % van af • 10 % is taken off thathet vuil wil er niet afgaan • the dirt won't come off6 dat gaat hem gemakkelijk af • it comes easy/easily to himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [geheel/allemaal langsgaan] go along the line♦voorbeelden: -
6 uitspelen
3 [sport] [passeren] go round4 [sport] [een uitwedstrijd spelen] play away♦voorbeelden:mensen tegen elkaar uitspelen • play people off against one another -
7 afdraaien
1 [zijwaartse richting nemen] turn off/away♦voorbeelden:1 hier draait men rechts af • you turn right/turn off to the right hereII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [door draaien afscheiden] twist off4 [ongeïnteresseerd afwikkelen] reel/rattle off♦voorbeelden: -
8 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
9 bal
I 〈de〉1 [sport] ball2 [tot een ronde bol gevormde massa] ball3 [gulden] ±quid♦voorbeelden:een balletje trappen • kick a ball (about)op de bal spelen, niet op de man • play the ball, not the man〈 spreekwoord〉 wie kaatst, moet de bal verwachten • if you make a jest, you must take a jesteen balletje slaan • hit a ball4 het is zo koud dat je ballen eraf vriezen • it's cold enough to freeze the balls off a brass monkey6 een rechtse bal • a conservative/right-wing snobhet zijn (echte) ballen • they think they're really somethingde ballen van iets begrijpen • not understand a damn thing about somethinggeen bal uitvoeren • not do a (bloody) stroke (of work)geen bal van iets snappen/weten • not understand/know a damn thing about somethinghet kan me geen bal schelen • I couldn't care less〈 informeel〉 de ballen! • cheers!II 〈 het〉♦voorbeelden: -
10 blazen
1 [krachtig uitademen] blow2 [met betrekking tot de wind] blow5 [in het blaaspijpje blazen] breathe into a breathalyser♦voorbeelden:4 op de trompet/de fluit/het fluitje/de hoorn blazen • sound the trumpet, play the flute, blow the whistle, play the hornII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [verwijderen door blazen] blow3 [door blazen vervaardigen] blow♦voorbeelden:2 stof van de tafel blazen • blow dust off/from the table¶ het is oppassen geblazen • we/you need to watch out -
11 kat
1 [huisdier; snibbig meisje] cat3 [snauw] snarl♦voorbeelden:de Gelaarsde Kat • Puss-in-Bootseen valse kat • a bitcher uitzien als een verzopen kat • look like a drowned rat〈 figuurlijk〉 de kat in het donker knijpen • saint it in public, sin it in secreteen kat komt altijd op haar poten terecht • a cat has nine lives〈 figuurlijk〉 de kat bij het spek zetten/op het spek binden • leave/set the fox to watch the geese〈 figuurlijk〉 zich voelen als een kat in een vreemd pakhuis • feel like a fish out of water, feel out of placeals een kat in het nauw • like a cornered rat〈 informeel〉 kat in het bakkie • it's child's play/a piece of cake〈 spreekwoord〉 als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel • when the cat's away the mice will play¶ ik ben er voor de kat z'n kut geweest! • what a fucking waste of time that was! -
12 uittrappen
1 [uitdoen] kick off2 [doven] stamp/tread out♦voorbeelden:1 [(de bal) door een uittrap in het spel brengen] kick (the ball) into play, take a goal kick1 [uit het speelveld trappen] put out of play/into touch/over the line -
13 afgeven
1 [kleurstof loslaten] run2 [+ op] run down♦voorbeelden:2 op iemand/iets afgeven • run someone/something downII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:een pakje bij iemand afgeven • leave a parcel with someoneIII 〈wederkerend werkwoord; zich afgeven〉♦voorbeelden:zich afgeven met vrouwen • play around with women -
14 man
1 [volwassen mannelijk mens] man3 [echtgenoot] husband4 [flink persoon] man5 [lid van een bemanning] man, hand6 [lid van een groep/team] man♦voorbeelden:1 de aangewezen man voor dat karweitje • the best/obvious man for the jobbeste man 〈 ook ironisch〉 • my dear fellow/mande goede man weet nog van niets • the poor man/fellow knows nothing yethij is hier de grote man • he is the big boss herehij is geen vrij man • he is not his own manhij is er de man niet naar om • he is not the (sort of) man who wouldeen man uit duizenden • a man in a millioneen man van de daad/wereld • a man of action/the worldeen man van weinig woorden • a man of few wordshij is een man van zijn woord • he is as good as his wordals mannen onder elkaar • man to manach man, hou toch op • ah, come off it10.000 man publiek • a 10,000-strong audience〈 figuurlijk〉 de gewone/kleine man • the man in the street, the common manvijf man sterk • five strongiets aan de man brengen • sell somethingiemand recht op de man af iets zeggen • give it to someone straightiemand iets (recht) op de man af vragen • ask someone a point-blank question, ask someone something straighteen tientje de man • ten guilders eachals één man • as one (man)〈 spreekwoord〉 een gewaarschuwd man telt voor twee • forewarned, forearmed3 aan de man komen • find (oneself) a husband/manzijn dochters aan de man brengen • marry off one's daughters4 zijn verdriet dragen als een man • bear one's grief/take it like a manzich met man en macht tegen iets verzetten • resist something with might and mainmet hoeveel man zijn we? • how many are we?7 bloemenman • florist, flowerseller¶ onder die voorwaarden ben ik je man • under these conditions, I'm with you -
15 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
16 vals
2 [ongegrond] false♦voorbeelden:vals zingen • sing out of tune/off keyiemand vals aankijken • give someone a mean/nasty lookII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉4 [onwaar] false♦voorbeelden:een valse Vermeer • a forged/fake Vermeer -
17 bink
-
18 dat is een koud kunstje
dat is een koud kunstjethat's child's play/as easy as falling off a log, there's nothing to itVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat is een koud kunstje
-
19 de bink uithangen
de bink uithangenshow off, play the tough guyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de bink uithangen
-
20 dom
dom1〈de〉————————dom2♦voorbeelden:zo dom als het achtereind van een varken • as thick as a brick2 een dom antwoord • a silly/stupid answersta niet zo dom te grijnzen! • wipe that silly grin off your face!het zou dom zijn om … • it would be foolish to …wat dom van mij! • how stupid/silly of me!3 dom geluk • sheer luck, a flukedom geweld • brute forceII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [onwetend] ignorant♦voorbeelden:zich van de domme houden • play ignorant/(the) innocent
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Play-off — auch: Play|off 〈[plɛıɔ̣f] n.; Gen.: s, Pl.: s; Sport〉 Verfahren der Qualifikation durch Ausscheidungsspiele; Play off Runde [Etym.: <engl. play »spielen« + off »fort, weg«] … Lexikalische Deutsches Wörterbuch
Play-off — Play off, auch Play|off [... |ɔf, engl. plei ɔf] das; [s], s <aus engl. play off »Entscheidungsspiel«> System von Ausscheidungsspielen in verschiedenen Sportarten, bei dem die Mannschaften, die die Endrunde erreicht haben, in Hin , Rück u.… … Das große Fremdwörterbuch
play-off — /play awf , of /, n. 1. (in competitive sports) the playing of an extra game, rounds, innings, etc., in order to settle a tie. 2. a series of games or matches, as between the leading teams of two leagues, in order to decide a championship: In… … Universalium
play off — {{/stl 13}}{{stl 7}}[wym. plej of – akcent na ostatniej sylabie] {{/stl 7}}{{stl 8}}rz. mnż. ndm a. I, D. u, Mc. play offoffie {{/stl 8}}{{stl 7}} w niektórych grach zespołowych: spotkania rozgrywane systemem pucharowym po zasadniczej części… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
play-off — s.m.inv. ES ingl. {{wmetafile0}} TS sport in giochi di squadra come pallacanestro, pallavolo e sim., fase finale del campionato in cui le squadre con i migliori piazzamenti si disputano il titolo in una serie di incontri a eliminazione diretta… … Dizionario italiano
play-off — /pleiˈɔf, ingl. ˈpleɪˌHf/ [vc. ingl., deriv. di (to) play off «finire, concludere»] s. m. inv. (sport) finale … Sinonimi e Contrari. Terza edizione
play-off — play offs also playoff 1) N COUNT A playoff is an extra game which is played to decide the winner of a sports competition when two or more people have got the same score. Nick Faldo was beaten by Peter Baker in a play off. ...a playoff game to… … English dictionary
play-off — |pleiofe| s. m. [Esporte] Conjuntos de jogos, geralmente disputados após a época normal de competição, para desempatar, determinar um vencedor ou para apurar para outra fase ou para outra competição. • Plural: play offs. ‣ Etimologia: palavra… … Dicionário da Língua Portuguesa
play off — ► play off bring (two or more people or parties) into conflict for one s own advantage. Main Entry: ↑play … English terms dictionary
play off — (ingl.; pronunc. [pléi óf]; sing. o pl.) m. Dep. En baloncesto, liguilla final que juegan los equipos que han quedado mejor clasificados para decidir el campeón. * * * (voz inglesa) ► masculino DEPORTES Sistema de competición en el que se van… … Enciclopedia Universal
play-off — n 1.) BrE a game played to decide who will win after a previous game has ended with two teams or players having equal points 2.) [usually plural] AmE a game, usually one of a series of games, played by the best teams or players in a competition… … Dictionary of contemporary English