-
101 conchie
conchie, conchy -
102 concoct
-
103 conformist
n. conformist[ kənfo:mist] 〈voornamelijk Brits-Engels; religie; soms pejoratief〉 -
104 congé
[ konzjee] 〈 voornamelijk enkelvoud〉♦voorbeelden: -
105 consume
v. eten; vergaan; gebruiken, verbruiken[ kənsjoe:m]1 consumeren ⇒ nuttigen, verorberen3 verteren ⇒ wegvreten, verwoesten♦voorbeelden:consuming passion • verterende hartstochtconsumed by/with hate • verteerd door haat -
106 continual
adj. aanhoudend, voortdurend[ kəntinjoeəl] 〈 voornamelijk pejoratief〉1 aanhoudend ⇒ voortdurend, gedurig, onophoudelijk -
107 contract
n. contract--------v. een contract afsluiten; krijgen, besmet worden; krimpen; inkrimpencontract1[ kontrækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 contract 〈 ook bridge〉 ⇒ (bindende) overeenkomst, verdrag, verbintenis; 〈 attributief〉 contractueel vastgelegd♦voorbeelden:1 enter into/make a contract • een contract sluiten, een verbintenis aangaanbe under contract to someone • zich contractueel verbonden hebben tegenover iemand————————contract2[ kəntrækt]1 een contract/overeenkomst/verdrag sluiten ⇒ een verbintenis aangaan, contracteren♦voorbeelden:contract to build a factory • een contract sluiten voor de bouw van een fabriekcontract to do something • zich contractueel verplichten om iets te doen1 samentrekken ⇒ inkrimpen, sen♦voorbeelden:1 ‘we will’ can be contracted to ‘we'll’ • ‘we will’ kan samengetrokken worden tot ‘we'll’1 per/bij contract regelen/vaststellen ⇒ contracteren, aangaan♦voorbeelden:contract debts • schulden aangaan/op zich nemencontract out • uitbesteden -
108 conventional
adj. gewoon; conventioneel[ kənvensjnəl]1 conventioneel ⇒ gebruikelijk, traditioneel♦voorbeelden: -
109 cop out
een probleem ontwijken, een moelijke situatie uit de weggaan; een belofte verbreken, een plicht verzakencop out〈 slang〉 -
110 cosmetic
-
111 coterie
-
112 countrified
adj. landelijk[ kuntriefajd] -
113 country cousin
-
114 courtier
-
115 cracker
n. cracker, koekje; kraker, inbreker; computer inbreker, hacker; een computer liefhebber die illegaal tracht door te dringen in computersystemen; vuurwerk; "mooi meisje"[ krækə] -
116 creep
n. ongedierte (afkeurende opmerking)--------v. kruipen, sluipen; klimmen; binnensluipencreep1[ krie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————creep2♦voorbeelden:creep up on • bekruipen, besluipen -
117 cult
n. cultus, eredienst[ kult] 〈 ook attributief〉2 sekte ⇒ incrowd, kliek♦voorbeelden:2 cult book • cultboek, exclusief boek -
118 cuss
n. kerel; vloek--------v. (ver-, uit-)vloekencuss1♦voorbeelden:2 a queer cuss • een rare snijboon/vogel¶ not give/care a cuss • ergens lak/schijt aan hebben————————cuss21 (uit)vloeken ⇒ vloeken tegen, (uit)schelden -
119 deadly
adj. dodelijk--------adv. heeldeadly1[ dedlie] 〈 deadliness〉♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:the seven deadly sins • de zeven hoofdzonden————————deadly2〈 bijwoord〉1 doods- ⇒ lijk-, dodelijk2 oer- ⇒ aarts-, uiterst♦voorbeelden: -
120 deal
n. transactie, affaire; hoeveelheid--------v. handelen; geven; toebrengen; uitdelen; verhandelendeal1[ die:l]1 transactie ⇒ overeenkomst, handel♦voorbeelden:it's a deal! • afgesproken!, akkoord!♦voorbeelden:————————deal2♦voorbeelden:1 deal in • handelen in, verkopen→ deal with deal with/♦voorbeelden:deal (out) fairly • eerlijk verdelendeal out justice • rechtspreken¶ deal (someone) in • (iemand) laten meespelen/doen
См. также в других словарях:
pejorativ — Adj abwertend per. Wortschatz fach. (20. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. peioratus, dem adjektivischen PPP. von l. peiorāre verschlechtern . Ebenso nndl. pejoratief, ne. pejorative, nfrz. péjoratif, nschw. pejorativ, nnorw. pejorativ.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache