-
1 share with
-
2 bits of conversation
delen van het gesprek,delen van de conversatie -
3 go shares
delen,meedoen -
4 share expenses
delen in de uitgaven -
5 to divide
delenscheidensplitsenverdelen -
6 share
n. deel; portie; aandeel; schapenscheer--------v. verdelen, delen met; delen; deelnemen; een deel zijn van; (in computers) delen met, de mogelijkheid gebruikers toegang te verlenen tot lokale hulpbronnen op het netwerkshare1[ sjeə]2 〈 verkorting〉[ploughshare] ploegschaar/ijzer♦voorbeelden:deferred shares • uitgestelde aandelen1 (aan/onder)deel ⇒ part, gedeelte, portie♦voorbeelden:do one's fair share • zijn deel inbrengenget one's fair share • zijn rechtmatig (aan)deel krijgenhave no share in • niets te maken hebben mettake share in a conversation • deelnemen in/aan een gesprektake a share in the expenses • een deel van de kosten op zich nemen/betalen————————share2♦voorbeelden:he will share in the cost with me • hij zal de kosten met mij delen1 delen♦voorbeelden:share out • ver/uitdelenshare (out) among/between • verdelen onder/overshare with • delen met -
7 divide
n. waterscheiding--------v. (zich) verdelen; stemmendivide1[ divvajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉→ great great/————————divide2♦voorbeelden:4 finally the House divided and rejected the bill • ten slotte stemde het Lagerhuis en verwierp het wetsontwerpII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 delen ⇒ in delen splitsen, indelen2 scheiden♦voorbeelden:the profits were divided among the shareholders • de winst werd onder de aandeelhouders verdeeld4 how much is 18 divided by 3? • hoeveel is 18 gedeeld door 3? -
8 part
adj. gedeelte; rol; stem; steek--------adv. gedeeltelijk--------n. gedeelte, deel; stuk; gedeelte v.e land, gebied; gedeelte bij een overeenkomst; taak--------v. delen; verdelen; scheiden; afscheid nemenpart1[ pa:t]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 play a part • een rol spelen, veinzen〈 figuurlijk〉 play a part in • een rol spelen bij/in→ private private/2 aandeel ⇒ part, functie♦voorbeelden:the better/best/greater/most part • de meerderheid, het overgrote deelthe dreadful part of it • het verschrikkelijke ervanpart by part • stuk voor stukhave a part in • iets te maken hebben mettake part in • deelnemen aan, betrokken zijn bijfor my part • wat mij betreftin part(s) • gedeeltelijk, ten deleon the part of • van de kant vanfor the most part • meestal, in de meeste gevallen; vooral♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉1 streek ⇒ gebied, gewest♦voorbeelden:2 a man of good/many parts • een erg bekwaam/begaafd man————————part21 van/uit elkaar gaan ⇒ scheiden♦voorbeelden:part (as) friends • als vrienden uit elkaar gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheiden ⇒ (ver)delen, breken3 een scheiding kammen/leggen in 〈 haar〉♦voorbeelden:he wouldn't be parted from his money • hij wilde niet betalen————————part3〈 bijwoord〉1 deels ⇒ gedeeltelijk, voor een deel -
9 split
adj. gesplitst; gespleten; gescheiden (mening, etc)--------n. spleet; scheuring; scheur; bananasplit (ijssoort); halve fles drank--------v. splijten; splitsen; verdelen; delen; scheuren; weggaansplit1[ split]2 deel ⇒ gedeelte, aandeelIII 〈meervoud; the〉1 spagaat♦voorbeelden:————————split2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈→ Sporttermen: American footballSporttermen: American football/〉♦voorbeelden:split pea • spliterwtsplit pin • splitpensplit second • onderdeel van een seconde, flitssplit shift • gebroken dienst〈 Amerikaans-Engels, voornamelijk politiek〉 split ticket • gesplitste stem 〈 stem uitgebracht op kandidaten van verschillende partijen〉————————split3♦voorbeelden:♦voorbeelden:split up into groups • (zich) in groepjes verdelen -
10 vitals
-
11 bisect
v. bisecteren, doorsnijden; in tweeën delen[ bajsekt]1 middendoor/in tweeën delen/splitsen ⇒ halveren -
12 deal
n. transactie, affaire; hoeveelheid--------v. handelen; geven; toebrengen; uitdelen; verhandelendeal1[ die:l]1 transactie ⇒ overeenkomst, handel♦voorbeelden:it's a deal! • afgesproken!, akkoord!♦voorbeelden:————————deal2♦voorbeelden:1 deal in • handelen in, verkopen→ deal with deal with/♦voorbeelden:deal (out) fairly • eerlijk verdelendeal out justice • rechtspreken¶ deal (someone) in • (iemand) laten meespelen/doen -
13 double up
double up♦voorbeelden:2 we haven't any single rooms left. Do you mind doubling up? • er zijn geen eenpersoonskamers meer vrij. Vindt u het erg een kamer te delen?II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opvouwen ⇒ om/terugslaan, (om)vouwen♦voorbeelden: -
14 half
adj. halveren--------adv. helft--------n. helft, gedeelte van twee gelijke delen; een van een paar; een van de twee gelijkwaardige spelperiodes in een spel (Sport); helft van de tijd die gespeeld is in sport; ; halfspeler (bij voetbal)half1[ ha:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud in betekenis 0.1 alleen: halves [ha:vz], in betekenis 0.2 ook regelmatig〉2 〈voornamelijk verkorting; benaming voor〉een half/halve ⇒ halve pint 〈 ongeveer 0, 28 l〉; 〈 sport〉 speelhelft3 → halfback halfback/♦voorbeelden:cut in half/into halves • halverenone/a half • de/een helfthe's too clever by half • hij is veel te sluwdo something by halves • iets maar half doen→ better better/————————half2〈voornaamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; soms moeilijk te scheiden van het zelfstandig naamwoord〉1 de helft♦voorbeelden:half of six is three • de helft van zes is drie————————half3〈bijwoord; vaak als eerste deel van samenstelling met bijvoeglijk naamwoord of deelwoord〉♦voorbeelden:only half cooked • maar half gaarI half wish • ik zou bijna willenhalf as much/many again • anderhalf maal zoveelhe didn't do half as badly as we'd thought • hij deed het lang zo slecht niet als we gedacht haddenhalf past/after one • half tweehalf and half • half en/om half 〈 ook figuurlijk〉〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 not half bad • lang niet kwaad 〈 schitterend; understatement〉not half strong enough • lang niet sterk genoeg————————half4♦voorbeelden:half the profits • de helft van de winsthalf your time • de helft van je tijd -
15 halve
-
16 misdeal
n. verkeerde verdeling, foutieve verdeling (bij kaartspel)--------v. verkeerd verdelen, verkeerd uitdelen (in kaartspel)misdeal1〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉 〈 kaartspel〉————————misdeal2 -
17 partition
n. afscheiding (ook in computers); verdeling; (in computers) verdeling, een logische verdeling van de opslagruimte op de harde schijf--------v. delen, verdelen; afscheidenpartition1[ pa:tisjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 deel ⇒ ruimte, sectie————————partition2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 quarter
n. kwart; woonwijk; kwart-dollar; kwart; vierhoek; plaats; streek; genade; windstreek--------v. vierendelen; in vieren delen; in vier gelijke stukken verdelen; kwartieren; opbergenquarter1[ kwo:tə]8 (stads)deel ⇒ wijk, gewest♦voorbeelden:a quarter of an hour • een kwartierhe chose the best quarter of the ox • hij koos het beste kwartier van de osthree quarters of the people voted • driekwart van de mensen stemdeduring the last quarter • in het laatste semesterthis clock also strikes the quarters • deze klok slaat ook de kwartierenit's a quarter past/to eight • het is kwart over/voor achtfrom all quarters of the world • uit alle windstrekenis the wind in that quarter? • waait de wind uit die hoek?♦voorbeelden:♦voorbeelden:find suitable quarters • geschikte huisvesting vindenwell-informed quarters • goed ingelichte kringenmarried quarters • familieverblijventhey took up their quarters • ze sloegen hun tenten op, ze namen hun intrek→ close close/————————quarter2〈 werkwoord〉2 inkwartieren ⇒ logies/huisvesting verschaffen (aan), legeren♦voorbeelden: -
19 sectional
adj. van een sectie, sectie-; groeps-; uit afzonderlijke delen bestaand[ seksjnəl]1 uit afzonderlijke elementen/delen bestaand ⇒ uitneembaar, demonteerbaar2 sectioneel ⇒ met betrekking tot een bepaald(e) landsdeel/bevolkingsgroep, particularistisch♦voorbeelden: -
20 segment
n. deel, segment--------v. verdelen (in segmenten); delen (in gedeelten)segment1[ segmənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 deel ⇒ segment, part(je)♦voorbeelden:————————segment2[ segment]II 〈 overgankelijk werkwoord〉
См. также в других словарях:
Delen — (Делень) … Deutsch Wikipedia
Delen — Delen, Dirk van, holländ. Maler, geb. um 1605 in Heusden, gest. 16. Mai 1671 in Arnemuyden, bildete sich unter dem Einfluß des Frans Hals und war seit 1626 zu Arnemuyden in Zeeland ansässig, wo er später auch Bürgermeister wurde. Er liebte es,… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Delen — [ deːlə], Dirk van, niederländischer Maler, Deelen, Dirk van … Universal-Lexikon
delen — dèlēn m <G deléna> DEFINICIJA lagana tkanina od celuloznih prediva … Hrvatski jezični portal
délen — lna o prid. (ẹ̑) 1. ki obsega, predstavlja samo del česa: delni sončni mrk 2. ki ne obstoji v popolni meri: akcija je imela samo delen uspeh; delna prepoved jedrskih poskusov; to je samo delna rešitev / očeta je zadela delna kap; delna… … Slovar slovenskega knjižnega jezika
delén — a m (ẹ̑) tekst. volnena, včasih tudi bombažna tkanina, navadno za ženske obleke: halja iz temno modrega delena … Slovar slovenskega knjižnega jezika
delen, de Ollste deelt — Krummhörn / Upleward • de Jungste wählt teilen, aufteilen … Plattdeutsch-Hochdeutsch
Dirk van Delen — Family in the Nieuwe Kerk (Delft), 1645 Dirck Christiaensz van Delen (born ca. 1605 – died May 16, 1671) was a Dutch Golden Age painter. Biography According to Houbraken, he was born in Heusden, and was a student of Frans Hals. In 1626 he moved… … Wikipedia
Jean Van Delen — Jean van Delen, est un sculpteur bruxellois qui participa à la création de la Grand Place de Bruxelles. Il serait mort en 1703. Fils d Henri van Delen, fauconnier à la Cour des Gouverneurs des Pays Bas. Il fut élève de Luc Fayd herbe dont il… … Wikipédia en Français
Jean van Delen — Maison du Renard Jean van Delen est un sculpteur bruxellois qui participa à la création de la Grand Place de Bruxelles. Comme pour d autres membres de l École de sculpture bruxelloise, sa biographie et ses œuvres ne sont jusqu à présent qu… … Wikipédia en Français
Jean van delen — Jean van Delen, est un sculpteur bruxellois qui participa à la création de la Grand Place de Bruxelles. Il serait mort en 1703. Fils d Henri van Delen, fauconnier à la Cour des Gouverneurs des Pays Bas. Il fut élève de Luc Fayd herbe dont il… … Wikipédia en Français