-
1 passer
-
2 passer
n. compasses, fitter -
3 laissez-passer
-
4 de benen van een passer
de benen van een passerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de benen van een passer
-
5 voorbijganger
n. passer-by, passenger -
6 (de) een of andere voorbijganger
(de) een of andere voorbijgangerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (de) een of andere voorbijganger
-
7 ander
ander12 [zich onderscheidend] different♦voorbeelden:een andere keer misschien! • maybe some other timegeen andere keuze hebben dan … • have no option but …de andere sekse, het andere geslacht • the opposite sex(de) een of andere voorbijganger • some passer-bymet andere woorden • in other wordsop de één of andere manier/wijze • one way or anotherom de één of andere reden • for some reason, for one reason or another2 dat is andere koek • 〈 iets anders〉 that's something else altogether; 〈 beter, groter〉 that's more like itik ben nu een ander mens • I'm a different man/woman nowdat is een (ge)heel andere zaak/kwestie • that's quite a different matter, that's a different matter altogether————————ander22 [zaak] another matter/thing ⇒ 〈 meervoud〉 other matters/things♦voorbeelden:1 zeg het niet aan een ander • don't tell a soul/anyone elsede een of ander • somebody, someonesommigen wel, anderen niet • some do/are, some don't/aren'tde één na de ander • one after another, one by onewie? jij onder anderen! • who? you, for oneals geen ander • more than anybody elsede ene of de andere • (choose) one or the other2 (het) een en ander duidt erop dat … • all these things indicate that …je hebt het een en ander nodig om te … • you need a few things in order to …hij moet het een of ander vergeten zijn • he must have forgotten something or otheronder andere (o.a.) • among other things, including; 〈 soms ook〉 e.g.————————ander3〈 rangtelwoord〉♦voorbeelden:1 om de andere dag • every other day, on alternative daysde andere week • (the) next week -
8 been
2 [lichaamsdeel met betrekking tot een dier] leg3 [bot; stof waaruit botten bestaan] bone5 [met betrekking tot een kous; met betrekking tot een voorwerp] leg♦voorbeelden:een houten been • a wooden legop het verkeerde been gezet worden • 〈 sport〉 be wrong-footed; 〈 figuurlijk〉 be misled; 〈informeel; figuurlijk〉 be sent barking up the wrong treehij brak zijn been • he broke his legde benen strekken • stretch one's legsmet de benen over elkaar • with one's legs crosseder was veel volk op de been • a great many people were aboutik kan niet meer op mijn benen staan • I can't keep on my feet any longereen leger op de been brengen • raise an armyop de been blijven • remain on one's feetweer op de been zijn • be up and about (again)hij is al de hele dag op de been • he's been on his feet all daystevig op zijn benen staan • be steady on one's legsgoed ter been zijn • be a good walkerzich de benen uit het lijf lopen • run one's legs off〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • it is no easy matter to bear prosperity decently -
9 een toevallige voorbijganger
een toevallige voorbijgangerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een toevallige voorbijganger
-
10 passant
-
11 toevallig
♦voorbeelden:een toevallige voorbijganger • a passer-byII 〈 bijwoord〉2 [naar het geval wil] as it happens♦voorbeelden:elkaar toevallig treffen • meet by chancetoevallig vinden/aantreffen/ontdekken • come across, chance upon -
12 voor een voorbijganger de hoed afnemen
voor een voorbijganger de hoed afnemenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > voor een voorbijganger de hoed afnemen
-
13 voor
voor1I 〈 het〉♦voorbeelden:II 〈de〉1 [ploegsnede] furrow2 [rimpel] furrow, wrinkle♦voorbeelden:1 voren trekken • make/plough furrows, wrinkle, furrow————————voor2〈 bijwoord〉1 [aan de voorzijde] in (the) front2 [met betrekking tot een volgorde; meer dan] ahead3 [met betrekking tot een gezindheid] for, in favour♦voorbeelden:de auto staat voor • the car is at the doorhij is voor in de dertig • he is in his early thirtiesvoor in het boek • in/near the beginning of the bookvier punten voor • four points aheadzij zijn ons voor geweest • they got (t)here before/ahead of us————————voor3〈 voorzetsel〉1 [niet achter] in front of2 [in tegenwoordigheid van] before, for4 [gedurende] for, during5 [ten aanzien van; om wille van; met betrekking tot] for6 [met betrekking tot een volg/rangorde] before, for ⇒ by9 [met betrekking tot een gelijkstelling] for♦voorbeelden:de dagen die voor ons liggen • the days (that lie) ahead of usvlak voor Leiden gebeurde het • it happened just before Leidenvoor een voorbijganger de hoed afnemen • take off one's hat to a passer-by3 voor zeven uur/zondag/Pasen • before seven (o'clock)/Sunday/Eastertien voor zeven • ten to sevenzij is een goede moeder voor haar kinderen • she is a good mother to her childreniemand voor zijn gedrag prijzen/straffen • praise/punish someone for his behaviourdat is goed genoeg voor hem • that is good enough for himdat is net iets voor hem • 〈 passend〉 that is just the thing for him; 〈 te verwachten〉 that is just like himik doe het voor jou • I'm doing this for youdat is niets voor mij • that is not for mewaar doet hij het voor? • why does he do it?7 er werd voor ƒ100.000,- schade aangericht • Dfl100.000.- worth of damage was doneik zal voor mijn zoon betalen • I'll pay for my sonwat krijgt hij voor zijn moeite? • what does he get for his trouble?de Directeur, voor deze: J. Smit • the Director, per pro/p.p./pp J. Smit8 ik ben voor X • I'm (all) for/in favour of Xhet brood voor zijn gezin verdienen • earn a living for one's family9 wat zijn het voor mensen? • what sort of people are they?wat is dat voor een ding? • what kind of thing is that?10 voor een arbeiderswoning was het huis behoorlijk groot • the house was fairly big as labourer's cottages go————————voor4〈 voegwoord〉1 before♦voorbeelden:voor je het weet, heb je een verkoudheid te pakken • before you know it, you've caught a coldvoor ik het vergeet • before I forget -
14 voorbijganger
voorbijganger, voorbijgangster
См. также в других словарях:
passer — [ pase ] v. <conjug. : 1> • 1050; lat. pop. °passare, de passus « 1. pas » I ♦ V. intr. (auxil. avoir ou être; être est devenu plus cour.) A ♦ Se déplacer d un mouvement continu (par rapport à un lieu fixe, à un observateur). 1 ♦ Être… … Encyclopédie Universelle
passer — Passer, neutr. acut. Est aller d un lieu à autre, sans faire arrest, Transgredi. Liu. lib. 3. Cic. lib. 1. de diuinat. comme, Il ne fait que passer, c. Il ne sejourne et n arreste point, et va outre, Praetergreditur. Passer aussi en fait d ambles … Thresor de la langue françoyse
Passer — Passer … Wikipédia en Français
Passer — bezeichnet Passer (Druck), den Übereinanderfarbdruck im Mehrfarbendruck Passer (Fluss), einen Fluss in Südtirol Passer (Gattung), eine Gattung der Sperlingsvögel Arent Passer (um 1560 1637), niederländisch estnischer Bildhauer … Deutsch Wikipedia
Passer-by — Pass er by , n. One who goes by; a passer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Passer — Pass er, n. One who passes; a passenger. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Passer [1] — Passer, so v.w. Passeyr 1) … Pierer's Universal-Lexikon
Passer [2] — Passer, 1) (Passerform), Apparat zum Hervorbringen von Schattirungen auf Kattun, s.d. B) a); 2) so v.w. Zirkel; 3) so v.w. Bazar … Pierer's Universal-Lexikon
Passer [1] — Passer, der Sperling; Passeres, Ordnung der Vögel, s. Sperlingsvögel … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Passer [2] — Passer, Fluß, s. Passeier … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Passer — Passer, Fluß im Alpental Passeier (s.d.) … Kleines Konversations-Lexikon