-
1 overgevoelig
♦voorbeelden:1 overgevoelig kind • enfant émotif, émotivehij is overgevoelig • il a une sensibilité à fleur de peau -
2 overgevoelig
1 [abnormaal gevoelig] hypersensitive, oversensitive3 [sentimenteel] sentimental, emotional -
3 overgevoelig
чрезмерно чувствительный; сверхчувствительный к* * *прил.общ. с повышенной чувствительностью, слишком чувствительный -
4 overgevoelig
adj. ornery, thin skinned -
5 overgevoelig
1. bn 2. bw -
6 overgevoelig kind
overgevoelig kindenfant émotif, émotive -
7 hij is overgevoelig
hij is overgevoelig -
8 douillet
douillet [doeje],douillette [doejet]1 behaaglijk ⇒ zacht en warm, donzig, lekker zacht♦voorbeelden:¶ elle a élevé ses enfants trop douillettement • zij heeft haar kinderen te veel in de watten gelegd= douillette; adj1) behaaglijk, zacht en warm2) overgevoelig, kleinzerig -
9 с повышенной чувствительностью
prepos.gener. overgevoeligRussisch-Nederlands Universal Dictionary > с повышенной чувствительностью
-
10 слишком чувствительный
advgener. overgevoeligRussisch-Nederlands Universal Dictionary > слишком чувствительный
-
11 he is sore on this point
-
12 high-strung
-
13 highly strung
fijnbesnaard, overgevoelig -
14 hypersensitive
adj. overgevoelig[ - sensittiv] 〈zelfstandig naamwoord: hypersensitivity〉 -
15 overdelicate
-
16 queasy
-
17 sentimentalist
-
18 sore
adj. pijn; pijnlijk, gevoelig; verdrietig; woedend; pijnlijk geraakt; beledigd--------adv. pijnlijk, gevoelig, zeer; hevig; het land hebbend over; kwaad, boos, nijdig--------n. rauwe, pijnlijke plek; zweer; zeer; blaar; pijnlijk onderwerpsore1[ so:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pijnlijke plek ⇒ zweer, wond♦voorbeelden:————————sore2〈sorer; soreness〉3 bedroefd♦voorbeelden:a sore spot on your arm • een pijnlijke plek op je arma sore throat • keelpijn¶ a sight for sore eyes • aangenaam iets/iemandI stuck out like a sore thumb with that red hat on • ik viel lelijk uit de toon met die rode hoed opII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:1 beledigd ⇒ kwaad, nijdig, gepikeerd♦voorbeelden: -
19 string
n. veter, lont, snaar; rij (ook in computers); serie; kolom; vezel; (in computers) een rij tekens die als een enkele informatie wordt gezien--------v. rijgen, snoeren; besnaren; bespannen; spannen; afristen, afhalen (bonen)string1[ string] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 koord ⇒ touw(tje), garen3 snaar5 aaneenschakeling ⇒ snoer, ris(t); reeks, sliert; streng♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 have someone on a string • iemand in zijn macht hebben/houden; iemand aan het lijntje houden5 string of cars • rij/file auto's¶ have two strings/a second string to one's bow • op twee paarden wedden, meer pijlen op zijn boog hebbenplay second string • de tweede viool spelenwith no strings attached • zonder kleine lettertjes/beperkende bepalingen————————string2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (aan elkaar) rijgen ⇒ ritsen, aaneenschakelen♦voorbeelden:¶ strung up • zenuwachtig, gespannen, opgewonden→ string along string along/, string out string out/ -
20 thin-skinned
thin-skinned
- 1
- 2