-
1 a born
aangeboren, een van nature bekwaam (artiest, moordenaar) -
2 congenital sterility
aangeboren onvruchtbaarheid -
3 innate trait
aangeboren eigenschap -
4 natural leadership
aangeboren leiderschap (leiders uit het volk opgekomen, iem. met natuurlijke kwaliteiten v. leider) -
5 natural right
aangeboren recht -
6 congenital
-
7 constitutional
adj. volgens de wet--------n. constitutioneel, grondwettig; het gestel, aangeboren, natuurlijk; gezonde wandeling (slang)constitutional1[ konstitjoe:sjnəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————constitutional21 constitutioneel ⇒ grondwettig/wettelijk2 constitutioneel ⇒ met betrekking tot de constitutie/het gestel; 〈 oneigenlijk〉 aangeboren, natuurlijk♦voorbeelden:1 constitutional government/monarchy/sovereign • constitutionele regering(svorm)/monarchie/vorst(in)constitutional law • staatsrecht -
8 inbred
adj. aangeboren; door inteelt ontstaan[ inbred] -
9 innate
adj. aangeboren[ inneet]♦voorbeelden: -
10 aphasic
adj. afasisch, aphasisch--------n. afasisch, lijdend aan afasie (vzn. voor alle door ziekte of beschadiging verworven en aangeboren (zelden) storingen v.h. c.z.s.[ əfeezik] 〈 medicijnen, geneeskunde〉 -
11 birthright
-
12 blue baby
blue baby -
13 built-in
-
14 charisma
n. charisma, persoonlijke uitstraling; iemands aanleg; magnetisme, vermogen van leiderschap; (Christendom) aangeboren talent als gave van God gekregen[ kərizmə] 〈meervoud: ook charismata〉 -
15 congenital defect
-
16 inborn
-
17 indigenous
-
18 native
adj. plaatselijke inwoner, die daar geboren is; natuurlijk, inboorling--------n. autochtoon, inheemsnative1[ neetiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 inheemse dier/plantensoort♦voorbeelden:1 are you a native here? • komt u hier vandaan?a native of Dublin • een geboren Dubliner————————native21 autochtoon ⇒ inheems, binnenlands♦voorbeelden:1 go native • zich aanpassen aan de plaatselijke bevolking/gebruikenan animal native to Europe • een inheemse Europese diersoortII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:his native Canada • zijn geboorteland Canadanative language • moedertaala native speaker of English • iemand met Engels als moedertaal -
19 natural
adj. natuurlijk, van de natuur; stoffelijk--------n. natuurtalentnatural1[ nætsjrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈voornamelijk enkelvoud; informeel〉 natuurtalent ⇒ favoriet, meest geschikte persoon; 〈 figuurlijk〉 kanspaard3 idioot ⇒ debiel, zwakzinnige♦voorbeelden:————————natural23 normaal ⇒ gewoon, begrijpelijk♦voorbeelden:natural death • natuurlijke doodnatural forces/phenomena • natuurverschijnselennatural gas • aardgasnatural history • natuurlijke historie, biologienatural law • natuurwetnatural philosophy • natuurkundenatural resources • natuurlijke hulpbronnen/rijkdommennatural science • natuurwetenschaplearning languages comes natural to him • talen leren gaat hem heel gemakkelijk afII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 natuurlijk ⇒ onecht, buitenechtelijk♦voorbeelden: -
20 temperamental
adj. temperamentvol, natuurlijk, aangeboren, grillig, onberekenbaar[ temprəmentl]1 natuurlijk ⇒ aan/ingeboren2 grillig ⇒ onberekenbaar, vol nukken/kuren
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
aangeboren
Страницы