-
61 nu
nu1〈 het〉♦voorbeelden:————————nu2〈 bijwoord〉3 [op een bepaald ogenblik; in de toekomst] now4 [met betrekking tot een voorafgaand woord] now♦voorbeelden:ik kan nu niet • I can't (right) nownu meteen • right now, right/straight awaynu nog niet • not yethij komt nu pas aan • he's only just arriving (now)tot nu (toe) • up to now, so farvan nu af aan • from now on(wards)3 wat nu? • what now?, what next?nu en dan • now and then, at times, occasionally4 dit probleem nu moet bij de wortels aangepakt worden • now, this problem must be tackled at the roots————————nu3〈 voegwoord〉♦voorbeelden:1 nu ik dat weet, ben ik gerust • now (that) I know, my mind's at rest————————nu42 [met betrekking tot verbazing/ongeloof] … on earth3 [met betrekking tot onzekerheid] again5 [met betrekking tot ongepastheid] now ⇒ … on earth♦voorbeelden:3 wie komen er nu precies? • who is coming again exactly?4 de mensen zijn nu eenmaal zo • let's face it, that's the way people are5 hoe kun je dat nu doen? • how on earth can you do such a thing? -
62 ogenblikkelijk
-
63 onachtzaamheid
2 [achteloze handeling] negligence♦voorbeelden: -
64 ongunstig
♦voorbeelden:een ongunstige koers • an unfavourable rateongunstige kritieken • adverse/unfavourable criticismop een ongunstig moment • at an unfavourable momenteen ongunstig uiterlijk • an unprepossessing appearancezich ongunstig over iemand uitlaten • make unfavourable comments about someone -
65 plaatsvinden
♦voorbeelden:1 wanneer zal het huwelijk plaatsvinden? • when is the marriage (taking place)?het kan elk ogenblik plaatsvinden • it can happen (at) any moment; 〈 het wordt verwacht〉 it is due at any moment -
66 precies
precies1♦voorbeelden:precies een kilometer • one kilometer exactlyhij is precies zijn vader • he is just like his father; he is the (very/spitting) image of his fatherprecies goed • exactly rightdat is precies hetzelfde • that is precisely/exactly the same (thing)hij doet zijn werk heel precies • he does his work with great precisiondit vest past precies • this waistcoat fits nicely/ 〈 informeel〉to a T/like a gloveom precies te zijn • to be precise/exactwaar heb je het precies verloren? • where exactly did you lose it?hij wilde het heel precies weten • he wanted to know exactlyhoe heeft hij het precies gedaan? • how exactly/just how did he do it?precies in het midden • right in the middleprecies om twaalf uur • at twelve (o'clock) sharp, on the stroke of twelveprecies tegenover • directly oppositeprecies drie jaar geleden • exactly/precisely three years agoprecies wat ik nodig heb • exactly/just what I needII 〈 bijwoord〉1 [+ niet] [bepaald] exactly2 [zojuist] just (a minute/moment ago) ⇒ (only) a moment/minute ago♦voorbeelden:————————precies2♦voorbeelden:1 precies! • precisely!, exactly! -
67 stilstaan
1 [staan zonder te bewegen] stand still♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 heb je er ooit bij stilgestaan dat … • has it ever occurred to you that …ik heb er geen moment bij stilgestaan • I didn't give it a moment's thoughtde telefoon staat niet stil • the telephone never stops ringingdaar staat mijn verstand bij stil • it's beyond my comprehension -
68 strakjes
-
69 suprême
-
70 tel
-
71 terugkomen
♦voorbeelden:u hoeft hier niet meer terug te komen • don't bother to come backze kan elk moment terugkomen • she may be back (at) any momentin allerijl terugkomen • hurry backterugkomen van kantoor • come home from the officeop zijn verklaring terugkomen • retract one's statementterugkomen op een onderwerp • come back to a subjectdaar kom ik nog op terug • I'll come back to thatop een beslissing terugkomen • reconsider a decisionsteeds terugkomen op een bepaald onderwerp • keep harping on a (given) subjectweer op een kwestie terugkomen • re-open a questionop/van een belofte terugkomen • go back on a promiseterugkomen van een besluit • reverse/go back on a decisionhij is er van teruggekomen • he changed his mind3 na een slecht seizoen is zij met een nieuw record/een nieuwe show teruggekomen • after a bad season she came back with a new record/with a new show -
72 terugkrabbelen
♦voorbeelden: -
73 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
74 uur
1 [tijdmaat] hour3 [punt op een wijzerplaat] o'clock5 [afstandsmaat] hour♦voorbeelden:1 lange uren maken • put in/work long hoursverloren uur(tje) • spare time/hourhet duurde uren • it went on for/took hoursik heb een uur gewandeld • I walked (for) an hourruim een uur • well over an hourover een uur • in an hourƒ25 per uur verdienen • earn 25 guilders an hour100 kilometer per uur • 100 kilometres per hourper uur betaald worden • get paid by the hourkun je hier binnen twee uur zijn? • can you be here within two hours?een uur of twee • an hour or twoop het hele/het halve uur • on the hour/the half hourhij kwam tegen drie uur • he came around three o'clockomstreeks acht uur • round about eight (o'clock)om negen uur precies • at nine o'clock sharprond een uur of twee • about two (o'clock)4 het uur des onheils nadert • the ill-fated hour is approaching/imminenthet uur van de waarheid is aangebroken • the moment of truth is upon useen uur in de wind stinken • stink to high heavende stad lag op twee uur afstand • the city was two hours away¶ een te elfder ure genomen beslissing • a last-minute decision, a decision taken at the eleventh hour -
75 weg
weg1〈de〉4 [doortocht] way♦voorbeelden:de grote weg • the main road, the motorwayeen kortere weg nemen • take a short cutopenbare weg • public highway/roadop de rechte/goede/verkeerde weg zijn • be on the right/wrong trackeen weg aanleggen • build a roadde weg afsnijden voor (onderhandelingen) • shut the door on (negotiations)de weg effenen voor iemand • pave the way for someonezijn eigen weg gaan • go one's own wayde weg weten • know the wayiemand de weg wijzen • show someone the wayaan de weg naar Delft • on the road to Delftflink aan de weg timmeren • be busy creating a distinct profile for oneselfzich op weg begeven • set/start outop weg gaan • set off (on a trip), set out (for), godat is de kortste/zekerste weg • that is the quickest/surest waylangs deze onsympathieke weg • even though I don't like this meanszich van slinkse wegen bedienen, slinkse wegen gaan • use devious ways and meansnieuwe wegen openen voor de handel • open new channels for tradenog een lange weg voor zich hebben/te gaan hebben • have a long way to go4 iemand de weg afsnijden • cut someone off, block someone's wayzich een weg banen • work/edge one's way through; 〈 met meer kracht〉 force/fight one's way through; 〈 in de wereld〉 carve one's (own) way (in the world)met zijn tijd/geld geen weg weten • not know what to do with one's time/money(iemand) in de weg staan • stand in someone's/the wayiemand iets in de weg leggen • put something in someone's way(voor) iemand uit de weg gaan • keep/get out of someone's way, avoid someoneproblemen uit de weg ruimen • get rid of/eliminate problemsiemand uit de weg ruimen • eliminate someone, get rid of someoneeen misverstand uit de weg helpen • clear up a misunderstanding————————weg2〈 bijwoord〉1 [afwezig; niet te vinden] gone2 [verrukt] crazy3 [verwijderd] away♦voorbeelden:de sleutel/de pijn/haar geld is weg • the key/pain/money is goneweg wezen! • 〈 plaats buiten〉 (let's) get away from here!; 〈 plaats binnen〉 (let's) get out of here!weg met … • away/down with …het heeft er veel van weg dat hij het met opzet deed • it looks very much as if he did it on purpose -
76 achternamiddag
n. spare moment -
77 beslissingsmoment
n. point of no return; moment of truth -
78 carpediem
carpe diem, "seize the day", enjoy life now, live for the moment (Latin) -
79 changement
n. scene change, interval or moment in which the location and/or actors of a scene are changed (i.e. in movies or the theater) -
80 daareven
adv. just now, just this moment
См. также в других словарях:
moment — [ mɔmɑ̃ ] n. m. • 1119; lat. momentum, contract. de movimentum « mouvement » I ♦ 1 ♦ Espace de temps limité (relativement à une durée totale) considéré le plus souvent par rapport aux faits qui le caractérisent. ⇒ 2. instant, intervalle; heure,… … Encyclopédie Universelle
moment — 1. (mo man) s. m. 1° Partie petite, mais indéterminée, du temps. • Un moment donne au sort des visages divers, CORN. Cid, I, 1. • Un moment l a fait naître, un moment va l éteindre, CORN. ib. II, 3. • Un moment est bien long à qui ne sait … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
moment — MOMÉNT, momente, s.n. 1. Interval scurt de timp; clipă, secundă. ♢ loc. adj. De moment = de scurtă durată; efemer; vremelnic. ♢ loc. adv. Pentru moment = provizoriu, deocamdată, pentru scurt timp. Pe moment = în prima clipă, în acea clipă. În tot … Dicționar Român
Moment — Moment(s) may refer to: Moment (time) Contents 1 Science, engineering, and mathematics 2 Art and entertainment … Wikipedia
moment — MOMENT. s. m. Instant, la plus petite partie du temps qu on puisse s imaginer. Il n y a aucun moment dans la vie où nous n ayons besoin de la toute puissance de Dieu pour nous conserver. le moment de la conception. le moment de la mort. l… … Dictionnaire de l'Académie française
Moment — Mo ment, n. [F. moment, L. momentum, for movimentum movement, motion, moment, fr. movere to move. See {Move}, and cf. {Momentum}, {Movement}.] 1. A minute portion of time; a point of time; an instant; as, at that very moment. [1913 Webster] In a… … The Collaborative International Dictionary of English
moment — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż I, D. u, Mc. momentncie {{/stl 8}}{{stl 20}} {{/stl 20}}{{stl 12}}1. {{/stl 12}}{{stl 7}} relatywnie mały odcinek czasu; chwila, chwilka : {{/stl 7}}{{stl 10}}Zrobić coś, przyjść, wyjść za moment. To zajmie tylko… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
moment — mòment (mòmenat, momȅnt) m <G mn nātā> DEFINICIJA 1. a. kratak interval; čas, tren, trenutak b. poseban trenutak u vremenu, naročito u sadašnjosti [u ovom momentu važno je biti priseban] 2. a. izdvojeni dio čega što se zbiva, događaja ili… … Hrvatski jezični portal
Moment — Sm std. (13. Jh.), mhd. mōmente f Entlehnung. Ist entlehnt aus l. mōmentum n., eigentlich Bewegung, Dauer einer Bewegung , zu l. movēre bewegen . Im Sinne von Bewegkraft, ausschlaggebende Kraft daneben Moment n. Das maskuline Genus nach frz.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Moment — ¹Moment Atemzug, Augenblick, Minute, Nu, Sekunde. ²Moment Element, Faktor, Gesichtspunkt, Hinsicht, Umstand; (bildungsspr.): Aspekt. * * * Moment: I.Moment,der:1.⇨Augenblick(1)–2.imM.:⇨jetzt(1);imletztenM.:⇨Augenblick(2);voreinemM.:⇨eben(2) … Das Wörterbuch der Synonyme
moment — (n.) mid 14c., very brief portion of time, instant, in moment of time, from O.Fr. moment (12c.) moment, minute; importance, weight, value or directly from L. momentum movement, motion; moving power; alteration, change; also short time, instant… … Etymology dictionary