-
1 lied
-
2 chanson
chanson [sĵãsõ]〈v.〉2 gezang ⇒ gesjirp, geruis♦voorbeelden:chanson à boire • drinkliedje connais la chanson • dat verhaal ken ikf1) lied(je)2) gesjirp, geruis -
3 mélodie
-
4 en pousser une
-
5 air
air [er]〈m.〉2 wind3 uiterlijk ⇒ voorkomen, houding, manieren4 wijsje ⇒ lied, melodie, deuntje♦voorbeelden:air conditionné • airconditioningêtre libre comme l'air • zo vrij zijn als een vogeltje in de luchten plein air, au grand air • in de open luchtelle a besoin de changer d'air • ze moet er even uitdonner de l'air, mettre à l'air • luchtens'élever dans l'air, les airs • opstijgenon manque d'air ici • het is hier benauwd〈 informeel〉 avec un air de dire … • met zo'n gezicht van …, zo met een gezicht van …il y a de la bagarre dans l'air • er zit ruzie in de luchtidées dans l'air • eigentijdse ideeënbâtir en l'air • luchtkastelen bouwence sont des contes en l'air • dat is uit de lucht gegrepen〈 argot〉 s'envoyer en l'air • neuken, vrijen〈 informeel〉 envoyer, flanquer, foutre en l'air • wegdoen, -gooien, -smijtenparler en l'air • in het wilde weg pratenavoir toujours un pied en l'air • altijd druk in de weer zijn, opgewonden zijnpromesses en l'air • vage beloftenregarder en l'air • omhoog kijkenêtre une tête en l'air • verstrooid, vergeetachtig zijnavoir (un) grand air • stijl hebben, er voornaam uitzienil a un drôle d'air • hij ziet er vreemd uitil a un faux air de qn. que je connais • hij lijkt een beetje op iemand die ik kenprendre de grands airs (avec qn.) • verwaand, hooghartig zijn (jegens iemand)ça en a tout l'air • het ziet er wel naar uitavoir l'air (de) • lijken, schijnen, er uitziensans avoir l'air de rien • alsof er niets aan de hand isprendre un air • een (voorname) houding aannemenprendre des airs • een hooghartige houding aannemend' un air décidé • vastbesloten4 il en a l'air et la chanson • hij, het lijkt niet alleen zo, hij, het is ook zoairs à boire • drinkliederenairs de danse • dansliederenm1) lucht2) wind3) sfeer4) voorkomen, uiterlijk5) deuntje -
6 chant
chant [sĵã]〈m.〉♦voorbeelden:1 au chant du coq • met het hanengekraai, bij het krieken van de dagm -
7 harmoniser
harmoniser [aarmonniezee]1 harmoniseren ⇒ doen overeenstemmen, op elkaar afstemmen1 harmoniëren (met) ⇒ in overeenstemming zijn (met), goed passen (bij)1. vharmoniseren, op elkaar afstemmen2. s'harmoniser (à, avec)vharmoniëren (met), in overeenstemming zijn (met) -
8 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
9 romance
romance [rommãs]〈v.〉♦voorbeelden:f -
10 total
total1 [tottaal],totaux [tottoo]1 totaal ⇒ geheel, volkomen♦voorbeelden:au total • in totaal, over het geheelle total • totaal, somfaire le total • optellen————————total2 [tottaal]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 total, on n'a rien gagné • kort en goed, we hebben niets gewonnen1. mtotaal(bedrag), som2. adjtotaal, volkomen -
11 un
un1 [ũ],une [uun]〈m., v.〉1 één♦voorbeelden:ne faire ni une ni deux • geen moment aarzelenpas un(e) • geen (enkele)plus d'un • menigeenun à un, un par un • één voor éénet d' un(e)! • dat is één!voilà une de ces bêtises! • is me dat weer een stommiteit!〈 spreekwoord〉 quand il y en a pour un (deux, trois), il y en a pour deux (trois, quatre) 〈 wanneer er genoeg is voor één (twee, drie), dan is er ook genoeg voor twee (drie, vier)〉————————un2 [ũ],une [uun]1 één ⇒ een eenheid, een geheel vormend♦voorbeelden:la vérité est une • er is maar één waarheidne faire qu'un • één geheel zijn, vormenII 〈 telwoord〉1 één♦voorbeelden:le trente et un décembre • een en dertig december→ avis, précaution————————un3 [ũ],une [uun]〈onbepaald voornaamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:un de ces jours • één dezer dagenils s'injurient l' un l'autre • zij schelden elkaar uitl' un et l'autre • beiden→ malheur————————un4 [ũ],une [uun]〈 lidwoord〉1 een♦voorbeelden:1 une fois, un jour • eens, op zekere dagun monsieur X • een zekere meneer X1. = une; m/f, adj 2. = une; art -
12 carmagnole
-
13 couplet
См. также в других словарях:
lied — lied … Dictionnaire des rimes
LIED — Voulant définir le lied par une formule lapidaire, Vincent d’Indy le décrit comme «l’expression musicale concise d’un fait ou d’un sentiment». Définition incomplète, en ce qu’elle omet ce qui est l’essence même du lied: condensé homogène de… … Encyclopédie Universelle
lied — LIED, lieduri, s.n. Compoziţie muzicală (vocală) cu caracter liric, făcută pe textul unei poezii scurte. [pr.: lid] – Din germ. Lied. Trimis de LauraGellner, 23.05.2004. Sursa: DEX 98 LIED s. (muz.) cântec. (Un lied de G. Enescu.) Trimis de… … Dicționar Român
Lied — das; (e)s, er; 1 eine Melodie, die man zusammen mit einem Text singt <ein einstimmiges, mehrstimmiges, lustiges Lied; ein Lied singen, anstimmen, summen, trällern; die Strophen eines Liedes> || K : Liedtext; Liederbuch || K: Kinderlied,… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Lied — Sn std. (8. Jh.), mhd. liet, ahd. liod, lioth, as. lioth Stammwort. Aus g. * leuda n. Liedstrophe , Pl. Lied , auch in anord. ljóđ, ae. lēoþ; die Existenz im Gotischen ist aus liuþon lobsingen u.a. zu folgern. Herkunft unklar. Vielleicht gehört… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Lied — (l[=e]t), n.; pl. {Lieder} (l[=e] d[ e]r). [G.] (Mus.) A lay; a German song. It differs from the French {chanson}, and the Italian {canzone}, all three being national. [1913 Webster] The German Lied is perhaps the most faithful reflection of the… … The Collaborative International Dictionary of English
lied — sb., en, er, erne (solosang med klaverakkompagnement), i sms. lied el. lieder , fx lied(er)aften … Dansk ordbog
Lied — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • Song Bsp.: • Ich mag dieses alte Lied. • Kennst du dieses Lied? … Deutsch Wörterbuch
lied — (n.) German romantic song, 1852, from Ger. Lied, lit. song, from M.H.G. liet, from O.H.G. liod, from P.Gmc. *leuthan (see LAUD (Cf. laud)). Hence Liederkranz, in reference to German singing societies, lit. garland of songs … Etymology dictionary
Lied — Lied, 1) ursprünglich Strophe; ist schon in frühester Zeit 2) Dichtung u. unterschied sich von Leich so, daß das L. aus Strophen einer u. derselben Art, der Leich aus Strophen verschiedener Art gebildet ist. Da die deutsche Dichtung vor dem 12.… … Pierer's Universal-Lexikon
Lied — im weitesten Sinne des Wortes ist jede für den Vortrag (sei es Gesang, sei es Rezitation) bestimmte, mit lyrischen Bestandteilen versehene Dichtung; so entstanden die großen Volksepen der meisten Kulturvölker aus einzelnen Liedern, die von… … Meyers Großes Konversations-Lexikon