-
101 loom
n. weefgetouw; het weven--------v. opdoemen; plotseling verschijnen; wevenloom1[ loe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————loom2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:loom large • onevenredig belangrijk lijken, nadrukkelijk aanwezig zijn -
102 measure
n. middel; maat; afgmeting; meet apparatuur; ritme; gewicht; voorschrift--------v. meten; schatten, afwegen; toeluisteren, afmetenmeasure1[ mezjə]2 maatstok/lat/lint3 maatstaf♦voorbeelden:half measures • halve maatregelen1 maat 〈 ook muziek〉 ⇒ maateenheid; mate; gematigdheid; (afgemeten/juiste) hoeveelheid; metrum, versmaat♦voorbeelden:in (a) great/large measure • in hoge/ruime mate————————measure21 meten ⇒ af/op/toe/uitmeten, de maat nemen♦voorbeelden:1 the room measures three metres by four • de kamer meet/is drie bij vier (meter)measure oneself with • zich meten metmeasure out • toemeten3 letten op ⇒ overdenken, (over)wegen♦voorbeelden: -
103 mouthful
n. hap; mondvol[ mauθfoel]1 mond(je)vol ⇒ hapje, brokje♦voorbeelden:2 a large mouthful to swallow • moeilijk te slikken/geloven -
104 move
n. zet; stap; verhuizing--------v. bewegen; verplaatsen; verhuizen; ontroeren; voorstellenmove1[ moe:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beweging3 zet ⇒ beurt, slag4 stap ⇒ maatregel, manoeuvre♦voorbeelden:get someone/something on the move • iemand/iets in beweging brengenlarge forces were on the move • grote strijdkrachten waren op de been4 make a move • opstaan 〈 van tafel〉; opstappen, het initiatief nemen; maatregelen treffen, in actie komenmake moves to stop the war • stappen ondernemen om de oorlog te staken————————move21 (zich) bewegen ⇒ zich verplaatsen, van positie/houding veranderen2 vorderen ⇒ vooruitkomen, opschieten6 verhuizen ⇒ (weg)trekken, zich verzetten7 een voorstel/verzoek doen♦voorbeelden:it's time to be moving • het is tijd om te vertrekkenmove along • doorlopen, opschietenhe moved away from her • hij ging een stapje opzijmove off! • verdwijn!, hoepel op!move over • inschikken, opschuivenmove down a road • een weg afgaanmove towards better understanding • tot een beter begrip komenthe plot moves slowly • de plot ontwikkelt zich langzaamsuddenly things began to move • plotseling kwam er leven in de brouwerijkeep moving! • blijf doorgaan!, doorlopen!the army moves off • het leger marcheert af6 they moved away • ze trokken weg/verhuisdenthey moved into a flat • ze betrokken een flat→ move about move about/, move around move around/, move down move down/, move in move in/, move on move on/, move out move out/, move up move up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewegen ⇒ (ver)roeren, in beweging/beroering brengen3 verhuizen ⇒ vervoeren, overbrengen4 opwekken ⇒ (ont)roeren, raken, aangrijpen5 drijven ⇒ aanzetten, aansporen♦voorbeelden:1 the police moved them along • de politie dwong hen door te lopen/rijdenit moved him to laughter • het werkte op zijn lachspierenhe is moved to tears • hij is tot tranen toe geroerdbe moved to • zich geroepen voelen (om) te→ move about move about/, move around move around/, move down move down/, move in move in/, move on move on/, move out move out/, move up move up/ -
105 per cent
procent; per honderd————————[ pəsent] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook per cent, percent〉♦voorbeelden:1 sixty per cent of the students have passed the examination • zestig procent van de studenten is voor het examen geslaagd————————per cent2〈 bijwoord〉1 procent♦voorbeelden: -
106 quantity
n. hoeveelheid; maat; grote hoeveelheid; grootte[ kwontətie] 〈meervoud: quantities〉1 hoeveelheid/aantal ⇒ som, portie3 kwantiteit ⇒ hoeveelheid, omvang♦voorbeelden:1 in large quantities • in grote aantallen/hoeveelheden2 a negligible quantity • een te verwaarlozen hoeveelheid; een persoon/zaak waarmee geen rekening gehouden hoeft te wordenan unknown quantity • een onbekende (grootheid); een nog niet doorgronde/berekenbare persoon→ quality quality/ -
107 radius
n. radius, straal; cirkel[ reediəs] 〈meervoud: ook radii〉2 spaak♦voorbeelden:within a radius of four miles • binnen een straal van vier mijl -
108 reckon
v. rekenen (op), afgaan (op)[ rekkən]♦voorbeelden:3 if you do that you'll have to reckon with me • als je dat doet, krijg je het met mij aan de stokII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 meerekenen ⇒ meetellen, rekening houden met3 beschouwen ⇒ aanzien (voor), houden (voor)♦voorbeelden:1 have you reckoned it all up? • heb je het allemaal opgeteld?2 ten guests, not reckoning the children • tien gasten, de kinderen niet meegerekend -
109 scale
n. toonladder; schaal; maat; weegschaal; kalkaanzet; methode--------v. klimmen, naar boven gaan; stijgen; afwegen, overwegen; op schaal maken, ontschubben; ontstenen; (in computers) de afmeting wijzigen, van schaal veranderenscale1[ skeel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schub ⇒ schaal, (huid)schilfer4 schaal(verdeling) ⇒ schaalaanduiding; maatstok, meetlat♦voorbeelden:tip/turn the scale (s) • de balans doen doorslaan, de doorslag gevenscale of wages • loonschaal〈 figuurlijk〉 on a large/grand/small scale • op grote/kleine schaala map on a scale of a centimetre to the kilometre • een kaart met een schaal van 1 op 100.000draw to scale • op schaal tekenen————————scale2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ scale back/down • verlagen, verkleinen, terugschroevenscale up • verhogen, vergroten, opschroeven -
110 talk
n. gesprek; lezing--------v. spreken, praten; zich uitdrukkentalk1[ to:k]2 gesprek♦voorbeelden:1 gepraat♦voorbeelden:4 there is talk of • er is sprake van (dat), het gerucht gaat dat→ tall tall/————————talk2♦voorbeelden:do the talking • het woord voerentalk away for hours • urenlang pratentalk round something • ergens omheen draaien/praten2 people will talk • er zal geroddeld worden, er wordt nu eenmaal geroddeld→ talk about talk about/, talk at talk at/, talk back talk back/, talk down talk down/, talk of talk of/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spreken (over) ⇒ discussiëren over, bespreken♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 talk someone's head/ 〈Amerikaans-Engels; slang〉 ear off • iemand de oren van het hoofd pratentalk one's way out of something • zich ergens uitpratentalk oneself hoarse • praten tot men hees is¶ talk someone round (to something) • iemand ompraten/overhalen (tot iets)talk someone into (doing) something • iemand overhalen iets te doentalk oneself into a job • door overredingskracht een baan krijgentalk someone out of (doing) something • iemand iets uit het hoofd praten -
111 vote
n. stem; stemming; motie--------v. stemmen, kiezenvote1[ voot] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 stemming♦voorbeelden:give one's vote to/for • zijn stem geven aan, stemmen voorvote of confidence/no-confidence • motie van vertrouwen/wantrouwenunanimous vote • eenstemmigheidput something to the vote • iets in stemming brengentake a vote on • (laten) stemmen over3 Labour vote • Labourkiezers/stemmerscapture the women's vote • de stemmen van de vrouwelijke kiezers winnenthe floating vote • de zwevende/onbesliste kiezers————————vote2♦voorbeelden:1 the Senate voted against/for the bill • de Senaat stemde tegen/voor het wetsontwerpII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the resolution was voted by a large majority • de resolutie werd aanvaard met een grote meerderheid -
112 wash
adj. kan gewassen worden--------n. was; wassen; afwas; schoonmaak; wasmiddel; laag; golfslag--------v. wassen; schoonmaken; afwassen; overstromen; overtrekken (met verf)wash1[ wosj]2 vieze, waterige troep ⇒ slootwater, slappe thee♦voorbeelden:have a wash • zich wassen♦voorbeelden:1 golfslag♦voorbeelden:————————wash2♦voorbeelden:it won't wash with him • hij zal het niet geloventhe stain will wash off • de vlek gaat er (in de was) wel uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:wash off • (eraf) wassen -
113 write
v. schrijven; opschrijven; op schrift stellen, componeren♦voorbeelden:write a form • een formulier invullenwrite a legible hand • een leesbaar handschrift hebbenwrite one's thoughts • zijn gedachten opschrijvena wall written all over • een volgeschreven muurwrite back • terugschrijven, antwoordenwrite about/on a subject • over een onderwerp schrijvenwrite away for • over de post bestellenenvy was written all over his face • de jaloezie stond hem op het gezicht te lezen→ write down write down/, write in write in/, write off write off/, write out write out/, write up write up/
См. также в других словарях:
large — large … Dictionnaire des rimes
large — [ larʒ ] adj., n. m. et adv. • XIe ; lat. largus « abondant; généreux », a remplacé latus, à cause de longus « long » I ♦ Adj. 1 ♦ Qui a une étendue supérieure à la moyenne dans le sens de la largeur. Une large avenue. Chapeau à larges bords.… … Encyclopédie Universelle
Large — (l[aum]rj), a. [Compar. {Larger} (l[aum]r j[ e]r); superl. {Largest}.] [F., fr. L. largus. Cf. {Largo}.] 1. Exceeding most other things of like kind in bulk, capacity, quantity, superficial dimensions, or number of constituent units; big; great;… … The Collaborative International Dictionary of English
large — [ lardʒ ] adjective *** bigger than usual in size: The house had an exceptionally large yard. Large crowds gather each year in St. Peter s Square to see the Pope. A large man with a long ginger beard stood in the doorway. a. used in clothing… … Usage of the words and phrases in modern English
large — [lärj] adj. larger, largest [OFr < L largus: see LARD] 1. Archaic liberal; generous 2. big; great; specif., a) taking up much space; bulky b) enclosing much space; spacious [a large office] … English World dictionary
large — large, big, great mean above the average of its kind in magnitude, especially physical magnitude. Large may be preferred when the dimensions, or extent, or capacity, or quantity, or amount is being considered {a large lot} {a large hall} {a large … New Dictionary of Synonyms
large — Large, Latus, Largus, Laxus. Large par le bas et allant en aguisant, Pyramidatus. Fort large, Perlatus. Fort large et spatieux, Spatiosus. Large outre mesure, Vastus. Un homme large, soit prodigue ou liberal, Largus. Trop large, Nimius. Devenir… … Thresor de la langue françoyse
large — 〈[la:(r)dʒ] Abk.: L〉 groß (als Kleidergröße) [engl.] * * * 1large [larʒ(ə) ] <Adj.> [frz. large < lat. largus = freigebig; reichlich] (bes. schweiz.): großzügig: der l. Schiedsrichter. 2large [la:ɐ̯d̮ʒ ] <indekl. Adj.> [engl. large … Universal-Lexikon
Large — ist der Familienname folgender Personen: Brian Large (* 1939), Fernsehregisseur von Opernübertragungen Josaphat Robert Large (* 1942), Dichter und Romancier Robert C. De Large (1842−1874), US amerikanischer Politiker Diese … Deutsch Wikipedia
large — large, largely Large is used as an adverb with the verbs bulk and loom and in the phrase by and large. Otherwise largely is the normal adverb and means ‘to a large extent’ (His failure was largely due to laziness) … Modern English usage
large — ► ADJECTIVE 1) of considerable or relatively great size, extent, or capacity. 2) pursuing an occupation or activity on a significant scale. 3) of wide range or scope. ► VERB (large it) Brit. informal ▪ go out and have a good time. ● … English terms dictionary