-
1 to measure at
meten op -
2 take one's measure
meten, afmeten; iem. taxeren, zich een oordeel over iem. vormen -
3 measure
n. middel; maat; afgmeting; meet apparatuur; ritme; gewicht; voorschrift--------v. meten; schatten, afwegen; toeluisteren, afmetenmeasure1[ mezjə]2 maatstok/lat/lint3 maatstaf♦voorbeelden:half measures • halve maatregelen1 maat 〈 ook muziek〉 ⇒ maateenheid; mate; gematigdheid; (afgemeten/juiste) hoeveelheid; metrum, versmaat♦voorbeelden:in (a) great/large measure • in hoge/ruime mate————————measure21 meten ⇒ af/op/toe/uitmeten, de maat nemen♦voorbeelden:1 the room measures three metres by four • de kamer meet/is drie bij vier (meter)measure oneself with • zich meten metmeasure out • toemeten3 letten op ⇒ overdenken, (over)wegen♦voorbeelden: -
4 plumb
adj. loodrecht--------adv. loodrecht; je reinste onzin; precies--------n. (schiet)lood; dieplood--------v. met schietlood meten,peilen; doorgronden; aansluiten (waterleiding)plumb1[ plum] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 off/out of plumb • niet loodrecht, niet in het lood————————plumb2♦voorbeelden:————————plumb3〈 werkwoord〉1 loden ⇒ peilen met dieplood, meten met schietlood2 in het lood zetten ⇒ verticaal zetten, loodrecht maken————————plumb4〈 bijwoord〉1 loodrecht ⇒ precies in het lood/verticaal♦voorbeelden: -
5 quantify
v. hoeveelheid vaststellen[ kwontiffaj] 〈quantified; zelfstandig naamwoord: quantification〉1 kwantificeren ⇒ in getallen uitdrukken, meten, bepalen♦voorbeelden: -
6 manometry
n. Meten met drukmeter, meten met manometer -
7 photometry
n. fotometrie (in wiskunde-het meten van de hoeveelheid van licht; in astronomie-het meten van sterren licht) -
8 to gauge
ijkenmetenmeten oppeilenschattenvoelen -
9 be
n. Barylium (chemische grondstof Be)be1 zijn ⇒ bestaan, voorkomen; plaatshebben2 〈 alleen in voltooide tijd〉geweest/gekomen zijn♦voorbeelden:2 has the postman been? • is de postbode al geweest?〈Brits-Engels; informeel〉 he's been and won the first prize • laat ie me nou toch de eerste prijs winnenII 〈 koppelwerkwoord〉1 zijn5 liggen aan ⇒ komen door, de schuld zijn van♦voorbeelden:she'd like to be a teacher • ze zou graag lerares wordenthe bride-to-be • de toekomstige/aanstaande bruida would-be teacher • iemand die zich voor leraar uitgeeftMrs Smith, Miss Jones that was • mevr. Smith, geboren Jonesbe that as it may • hoe het ook zijhow are you? • hoe is het met je?be back • terug zijnbe about/around • (ergens) rondslingerenI'm before you • ik kom voor u aan de beurtwhat's behind this? • wat steekt hier achter?it's beyond my wildest expectations • het gaat mijn stoutste verwachtingen te boven〈 alleen in voltooide tijd〉 have you ever been to India? • ben je ooit naar/in India geweest?4 A+ is excellent • een A-plus is/betekent uitstekendwhat's that to him? • wat trekt hij zich daarvan aan?how is that? • hoe komt dat (zo)?they were already about their business • ze waren al (met hun zaken) bezigbe after someone • iemand achternazittenbe after something • iets proberen te pakken te krijgen, op iets uit zijn〈 informeel〉 be off something • geen trek/zin meer hebben inas is/was • zoals hij/zij/het is/was→ be about be about/, be around be around/, be at be at/, be down be down/, be for be for/, be in be in/, be off be off/, be on be on/, be out be out/, be out of be out of/, be over be over/, be round be round/, be through be through/, be up be up/, be upon be upon/, be up to be up to/, be with be with/III 〈 hulpwerkwoord〉1 aan het … zijn♦voorbeelden:1 they were reading • ze waren aan het lezen, ze lazen3 if this were to happen, were this to happen • als dit zou/mocht gebeuren→ be going to be going to/, be to be to/ -
10 compete
v. zich meten (met); aankunnen; deelnemen in een wedstrijd[ kəmpie:t]1 wedijveren ⇒ meedingen, concurreren♦voorbeelden:1 how many teams will be competing? • hoeveel ploegen doen er mee? -
11 competition
n. wedstrijd, zich meten (met); aankunnen; mededingen[ kompətisjn]1 wedstrijd ⇒ toernooi, concours2 competitie ⇒ wedijver, rivaliteit, concurrentie♦voorbeelden:2 what sort of competition are we up against? • wat voor tegenstander hebben we?we're in competition with the best teams of Europe • we moeten wedijveren met de beste ploegen van Europa -
12 dial
n. wijzerplaat, kiesschijf--------v. draaien (telefoneren)dial1[ dajjəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————dial2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 double standard
-
14 double
adj. dubbel; tweepersoons--------adv. dubbel--------n. dubbele; dubbelganger; scherpe vouw--------v. (zich) verdubbelen, dubbelvouwen; zich omwenden; doublerendouble1[ dubl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 het dubbele ⇒ dubbele (hoeveelheid/snelheid e.d.)5 〈 benaming voor〉 verdubbeling 〈 van score, bord, inzet enz. in diverse sporten〉 ⇒ 〈 bridge〉 doublet; 〈 darts〉 worp in de dubbelring; 〈 honkbal〉 tweehonkslag; 〈 paardenrennen〉 weddenschap op de dubbel♦voorbeelden:〈 sport〉 win the double • een dubbelslag slaan 〈 in voetbal bijvoorbeeld beker en kampioenschap winnen〉————————double21 dubbel ⇒ tweemaal (zo groot/veel/enz.), dubbeldik; dubbelgevouwen, dubbelgebogen; tweedelig; voor twee2 oneerlijk ⇒ dubbelhartig, vals♦voorbeelden:double bed/room • tweepersoonsbed/kamerdouble CD • dubbel-cddouble chin • onderkin, dubbele kindouble feature • bioscoopvoorstelling met twee hoofdfilmsdouble glazing/windows • dubbele beglazing/ramendouble meaning • dubbele/ambigue betekenis2 double agent • dubbelagent/spiondouble life • dubbelleven————————double31 (zich) verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot/veel worden3 een dubbele rol/functie spelen/hebben♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot maken3 spelen ⇒ doubleren, tijdelijk overnemen♦voorbeelden:he doubled his fists • hij balde zijn vuisten————————double4〈 bijwoord〉1 dubbel ⇒ tweemaal (zoveel als); in tweeën; samen, in groepjes van twee♦voorbeelden:cost double • tweemaal zoveel kostensee double • dubbel ziensleep double • met zijn tweeën in één bed slapen -
15 gage
-
16 gauge
n. meter (water, gas, enz.); maat--------v. standaard/ maat; peilglasgauge11 〈 benaming voor〉(standaard/ijk)maat ⇒ vermogen, capaciteit, inhoud; binnenwerkse maat 〈 van pijp, buis enz.〉, kaliber 〈 ook van vuurwapens〉; spoorbreedte/wijdte 〈 ook van wagen〉; diepgang 〈 van schip〉2 〈 benaming voor〉 meetinstrument ⇒ meter; kaliber; peilglas; maatstok; drukniveaumeter; gradenboog; regenmeter; windmeter————————gauge21 meten ⇒ uit/af/opmeten, peilen2 schatten ⇒ taxeren, ramen -
17 league
n. (ver)bond, liga; bond, competitie (sport); klasse, niveau; meten van afstand--------v. verenigen, bond, liga; een verbond aangaan, (zich)verbindenleague1[ lie:g] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————league2〈 werkwoord〉1 (zich) verbinden/verenigen 〈in/tot een alliantie e.d.〉 ⇒ een verbond/liga/alliantie sluiten/aangaan♦voorbeelden:1 league together • zich aaneensluiten/alliëren -
18 light meter
-
19 liquid measure
-
20 manage
v. succes hebben; iets bereiken; leiding geven; heersen over-, beheersen; zorgen voor-; zich meten aan-[ mænidzj]3 als beheerder fungeren/optreden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 beheersen ⇒ weten aan te pakken, manipuleren4 hanteren5 aankunnen ⇒ aandurven, in staat zijn tot♦voorbeelden:1 the managed to escape • hij wist te/kon ontsnappenshe managed a smile • ze wist een glimlach op te brengen
См. также в других словарях:
Meten — Metjen in Hieroglyphen … Deutsch Wikipedia
méten — tna o prid. (ẹ̑) redko metin: metni medenjaki in mêten tna o prid. (ẹ̑; ē) nanašajoč se na met: metna daljava, sila / knjiž., redko metna zanka laso … Slovar slovenskega knjižnega jezika
Meten-Meer-Zorg — is a village in the West Demerara region of Guyana. v · … Wikipedia
meten — … Useful english dictionary
En Albacete, los sacan y los meten. — Alude a los afamados cuchillos y puñales que allí se elaboran, así como al carácter bravío que comúnmente se atribuye a los albaceteños … Diccionario de dichos y refranes
i-meten — … Useful english dictionary
Horno — (Del lat. furnus.) ► sustantivo masculino 1 Dispositivo o compartimento en el que se libera calor y se transmite a una masa sólida o fluida con el fin de transformarla física o químicamente: ■ el horno de mi cocina funciona con gas. SINÓNIMO… … Enciclopedia Universal
encalador — ► adjetivo/ sustantivo 1 Que encala o blanquea. ► sustantivo masculino 2 Cuba donde meten las pieles con cal para pelarlas en las tenerías. * * * encalador, a 1 adj. y n. Se aplica al que encala o blanquea. ≃ Blanqueador. 2 m. En las curtidurías … Enciclopedia Universal
Methen — Metjen in Hieroglyphen … Deutsch Wikipedia
Aves — Saltar a navegación, búsqueda «Ave» redirige aquí. Para otras acepciones, véase Ave (desambiguación). «Pájaro» redirige aquí. Para otras acepciones, véase Pájaro (desambiguación) … Wikipedia Español
Episodios de Malcolm in the middle — Anexo:Episodios de Malcolm in the middle Saltar a navegación, búsqueda Contenido 1 Temporadas 2 Temporada 1 (2000) 3 Temporada 2 (2000 2001) 4 … Wikipedia Español