-
1 anker, van het -slaan
-
2 Anschlag
Anschlag〈m.〉♦voorbeelden:1 einen Anschlag machen • iets bekendmaken, aanplakkenein Anschlag am schwarzen Brett • een mededeling op het prikbordetwas durch Anschlag bekannt geben • iets door aanplakking bekendmaken -
3 Schlag
〈m.; Schlag(e)s, Schläge〉♦voorbeelden:gleich gibt, setzt es Schläge! • dadelijk vallen er klappen!keinen Schlag tun • geen klap, moer doen, geen hand uitsteken〈 informeel〉 alles auf einen Schlag tun • alles in één klap, tegelijk doen〈 figuurlijk〉 das ist ein Schlag ins Kontor • dat is een knuppel in het hoenderhok, een lelijke tegenvaller〈 informeel〉 mit einem Schlag • met één slag, in één klap6 der Schlag soll dich treffen! • val dood! -
4 Anprall
-
5 Brückenschlag
-
6 schlagen
schlagen3 behoren (tot), vallen (in)♦voorbeelden:um sich schlagen • erop los slaan, om zich heen slaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 einen Bogen schlagen • een bocht, boog makeneine geschlagene Frau • een door het lot geplaagde vrouwden Rekord schlagen • het record brekenSahne, Teig schlagen • (slag)room, deeg kloppendie Saiten schlagen • (op de snaren) tokkelenWurzel schlagen • wortel schietenmit ihrem Mann ist sie geschlagen • met haar man is zij geplaagd, mooi afein Stück Papier um ein Buch schlagen • een boek in een stuk papier wikkelenjemanden vernichtend schlagen • iemand een verpletterende nederlaag toebrengen3 inslaan, (in)gaan♦voorbeelden:1 du hast dich gut geschlagen! • je hebt je goed gehouden!3 er schlug sich zu uns • hij sloot zich bij ons aan, voegde zich bij ons -
7 ausschlagen
ausschlagen3 〈haben/sein〉uitlopen, uitschieten♦voorbeelden:4 zum Guten ausschlagen • goed aflopen, een wending ten goede nemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemandes Hand ausschlagen • iemands huwelijksaanzoek afwijzen4 mit Samt, Seide ausschlagen • met fluweel, zijde stofferen, bekleden5 ein Loch in Pappe ausschlagen • een gaatje in karton slaan, maken -
8 durchschlagen
durchschlagen1♦voorbeelden:2 das Temperament des Vaters schlägt bei ihm durch • het temperament van de vader vind je bij hem terugdie hohen Löhne schlagen auf die Preise durch • de hoge lonen werken door in de prijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doorslaan, er doorheen slaan————————durchschlagen2 -
9 treiben
treiben♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 sich treiben lassen • zich (willoos) door de stroom laten meevoeren; 〈 ook〉 zich laten gaan〈 figuurlijk〉 wohin werden die Dinge noch treiben? • hoe zullen de zaken zich ontwikkelen?der Saft trieb ins Holz • het sap schoot in het houtdie Hefe treibt • de gist rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen aan, uitoefenen ⇒ (be)drijven, beoefenen♦voorbeelden:1 einen Kreisel treiben • een tol zwepen, aandrijvendas Wasser treibt das Rad • het water drijft het rad (aan)man muss ihn immer treiben! • je moet steeds achter hem aan zitten!〈 onpersoonlijk werkwoord〉 es treibt mich • ik (ge)voel de behoefte, ik voel me gedrevenwas mag ihn wohl treiben? • wat mag, zou hem toch bezielen?einen Reifen auf ein Fass treiben • een hoepel om een vat slaandie Wut wurde bis zur Siedehitze getrieben • de woede steeg tot het kookpuntetwas durch ein Sieb treiben • iets door een zeef haleneinen Nagel in die Wand treiben • een spijker in de muur drijven, slaandie Preise in die Höhe, nach oben treiben • de prijzen opdrijvendas trieb ihm den Zorn ins Gesicht • hij werd rood van kwaadheid (daardoor)das Vieh ins, zu Tal treiben • het vee naar het dal drijvenDemonstranten von der Straße treiben • demonstranten van de straat af-, verjagen, verdrijvenjemanden zur Arbeit treiben • iemand aan het werk zettenjemanden zur Eile treiben • iemand tot spoed aanzettenjemanden zur Verzweiflung treiben • iemand wanhopig maken2 Gymnastik treiben • (aan) gymnastiek doen, gymmenein Handwerk treiben • een ambacht uitoefenenLuxus treiben • in grote luxe levenSpionage treiben • aan spionage doen, spionerenSport treiben • aan sport doen, sportenein Studium treiben • een studie doen, studerenVorsorge treiben • voorzorgsmaatregelen treffen3 was treibst du den ganzen Tag? • wat doe jij zoal de hele dag?was treibt ihr (denn) hier? • wat voeren, spoken jullie hier uit?so darf, kann er es nicht mehr lange treiben • zo mag, kan hij niet lang meer blijven doorgaanes wüst treiben • woest tekeergaan, (lelijk, danig) huishoudenes schlimm, übel mit jemandem treiben • iemand slecht behandelen〈 informeel〉 es mit allerhand Männern treiben • zich met allerlei mannen afgeven, inlaten -
10 anschlagen
anschlagenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bekendmaken, mededelen ⇒ aanplakken6 vastslaan, -spijkeren♦voorbeelden: -
11 gehen
gehenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉5 komen, reiken♦voorbeelden:1 jemanden gehen lassen • 〈 (a) informeel〉iemand met rust laten, iemand laten (doen); (b) iemand loslatensich gehen lassen • zich laten gaanschlafen, schwimmen gehen • gaan slapen, zwemmenso gut es (eben) geht • zo goed en zo kwaad als het gaatmir ist es ebenso, genauso gegangen • (a) mij is het ook zo vergaan; (b) op mij is het ook zo overgekomen〈 informeel〉 wie gehts, wie stehts? • hoe staat het leven?an die Arbeit gehen • aan het werk gaanauf die Jagd gehen • op jacht gaandavon gehen fünf aufs, auf ein Kilo • daar gaan er vijf van in een kiloaus dem Haus gehen • het huis uit gaandas ging gegen seine Überzeugung • dat ging tegen zijn overtuiging inin die Stadt gehen • naar de stad gaan, de stad ingaanich ging in mich • ik keerde in mezelfin die Schule gehen • naar school gaanin Schwarz gehen • in het zwart (gekleed) gaansie geht ins zehnte Jahr • ze gaat haar tiende jaar inins Kino gehen • naar de bioscoop gaanmit der Zeit gehen • met zijn tijd meegaannach dem Äußeren gehen • op het uiterlijk afgaanwenn es nach mir ginge • als het aan mij lagmir geht nichts über ein Bier • er gaat mij niets boven een pilsjedas geht über meine Kräfte • dat gaat mijn krachten te bovenvon jemandem gehen • bij iemand weggaanich gehe zu meinem Onkel • ik ga naar mijn oomzur Schule gehen • naar school gaanam Stock gehen • met een stok lopener geht auf die 50 • hij loopt naar de 50in die hunderte, Hunderte gehen • in de honderden lopenin die tausende, Tausende gehen • in de duizenden lopenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenvor jemandem gehen • voor iemand (uit) lopen4 das Fenster geht auf die Straße, nach der Straße • het raam ziet uit op de straat, weg5 das Wasser ging ihm bis an die Knie, bis zu den Knien • het water kwam, reikte tot aan zijn knieën6 wer ist an meine Bücher gegangen? • wie heeft er aan mijn boeken gezeten?es ging nicht alles nach ihm • hij kreeg niet in alles zijn zinvor sich gehen • gebeuren, (in zijn werk) gaanwie jemand geht und steht • zoals iemand er (net) bij loopt, zomaar, spontaanII 〈overgankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:1 ich bin diesen Weg schon oft gegangen • ik heb deze weg al vaak gedaan, gelopen♦voorbeelden: -
12 lachen
lachen♦voorbeelden:du hast, kannst gut, leicht lachen • jij kunt makkelijk lachenda, hier gibt es (gar) nichts zu lachen • er valt niets te lachener hatte nichts zu lachen • hij kon zijn plezier wel opdas wäre gelacht • dat zou nog mooier zijndu wirst lachen! • je zult het niet geloven!das ich nicht lache! • laat me niet lachen!über jemanden lachen • om iemand lachensich vor Lachen biegen • dubbel slaan, liggen van het lachenes ist zum Lachen • het is om mee te lachen, belachelijkmir ist nicht zum Lachen • ik ben niet in de stemming om te lachenjemanden zum Lachen bringen • iemand doen lachen〈 spreekwoord〉 wer zuletzt lacht, lacht am besten • wie het laatst lacht, lacht het best -
13 Stirn
〈v.; Stirn, Stirnen〉♦voorbeelden:1 Arbeiter der Stirn • hoofdarbeider, intellectueeldie Stirn krausen, runzeln, in Falten ziehen • het voorhoofd fronsenjemandem etwas an der Stirn ablesen • iets aan iemands gezicht (kunnen) aflezenes steht ihm an, auf der Stirn geschrieben • het staat hem op zijn voorhoofd geschreven〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 mit der (flachen) Hand vor die Stirn schlagen • zich voor het hoofd slaan¶ jemandem, einer Sache die Stirn bieten • iemand, iets het hoofd bieden, trotserendie Stirn haben, etwas zu tun • de brutaliteit, het lef hebben iets te doen -
14 Welt
〈v.; Welt, Welten〉♦voorbeelden:das ist eine verkehrte Welt • dat is de wereld op zijn kop〈 informeel〉 die vornehme Welt • de betere, hogere kringen〈 informeel〉 so etwas hat die Welt noch nicht erlebt, gesehen! • zoiets is nog nooit vertoond!〈 informeel〉 das ist ja nicht die Welt! • dat is toch niet zo veel, zo erg!〈 informeel〉 alle Welt • Jan en alleman, iedereendas Beste, Schönste auf, in der Welt • het beste, mooiste van de wereldauf die, zur Welt kommen • ter wereld komenaus aller Welt • overal vandaan, (van)uit de hele wereld〈 informeel〉 nicht aus der Welt sein • niet ver weg zijn, liggen, wonensich durch die Welt schlagen • zich door het leven slaanin alle Welt • overal heenin aller Welt bekannt • overal, over de hele wereld bekendüberall in der Welt • overal ter werelder ist viel, weit in der Welt herumgekommen • hij heeft veel van de wereld gezien〈informeel; figuurlijk〉 ein Gerücht in die Welt setzen • een gerucht in omloop brengen, verspreiden〈informeel; figuurlijk〉 um nichts in der Welt, nicht um alles in der Welt • voor geen goud, geld (ter wereld)um die halbe Welt kommen • de halve wereld afreizenvor aller Welt • in het openbaar, ten aanschouwen van iedereen¶ was in aller Welt! • wat voor de drommel?warum in aller Welt? • waarom in vredesnaam? -
15 Art
〈v.; Art, Arten〉2 aard, soort ⇒ slag, genre3 manier, (handel)wijze♦voorbeelden:es liegt in meiner Art • het ligt in mijn aardvon heftiger Art sein • heftig van aard, van natuur zijnes ist nicht der Art, dass … • het is niet van dien aard dat …ein Verbrecher übelster Art • een misdadiger van de ergste soortProdukte aller Art(en) • alle soorten productenAuffassungen solcher Art • dat soort opvattingenaus der Art schlagen • uit de aard slaanmein Sohn schlägt in meine Art • mijn zoon aardt naar mijeinzig in seiner Art • enig in zijn soort, uniekjede Art von Betrug • elk soort bedrog3 eine sonderbare Art • een vreemde handelwijze, manier van doenseine Art zu fahren • zijn manier, stijl van rijdenauf diese Art und Weise • op deze manierin einer bestimmten Art arbeiten • op een bepaalde manier werkener ist freundlich in, nach seiner Art • hij is op zijn manier vriendelijkin der Art Rembrandts, von Rembrandt • in de stijl van RembrandtChampignons nach griechischer Art • champignons op Griekse wijzenach Art des Hauses • à la maisondie Art und Weise, wie • de manier waaropdas ist (doch, wirklich) keine Art (und Weise)! • dat is (toch, echt) geen manier van doen! -
16 Eisen
Eisen〈o.; Eisens, Eisen〉2 ijzeren voorwerp, ijzer♦voorbeelden:wie aus, von Eisen sein • als van ijzer zijn〈 spreekwoord〉 man soll das Eisen schmieden, solang es heiß ist • men moet het ijzer smeden als het heet is〈 formeel〉 jemanden in Eisen legen • iemand in de boeien slaan, sluiten -
17 prägen
-
18 rühren
rühren♦voorbeelden:3 rühre nicht daran! • laat dat rusten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (ont)roeren ⇒ vertederen, aandoen♦voorbeelden:〈informeel; eufemistisch〉 ein menschliches Rühren verspüren • (a) (nodig) naar het toilet moeten; (b) honger hebben♦voorbeelden:sich nicht vom Fleck rühren • geen voet verzettensich rühren und regen • heel actief zijn〈 leger〉 rührt euch! • op de plaats rust! -
19 Brust
〈v.; Brust, Brüste〉2 〈 sport en spel〉schoolslag, het borstzwemmen♦voorbeelden:Brust heraus! • borst vooruit!jemanden an die Brust drücken, ziehen • iemand aan zijn borst drukkensich an die Brust schlagen • zich op de borst kloppen, slaan〈 informeel〉 schwach auf der Brust sein • (a) het op de borst hebben; (b) platzak zijn • (c) niet veel in zijn mars hebben; (d) ondergemotoriseerd zijnaus voller Brust • uit volle borstsich in die Brust werfen • een hoge borst (op)zetten〈 informeel〉 einen zur Brust nehmen • pimpelen, er eentje pakken -
20 Funke
Funke〈m.; Funkens, Funken〉♦voorbeelden:Funken sprühend • vonke(le)nd, vonken spattend
См. также в других словарях:
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Weib — (s. ⇨ Frau). 1. A jüng Weib is wie a schön Vögele, was män muss halten in Steigele (Vogelbauer). (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. A schämedig (schamhaftes) Weib is güt zü schlugen. (Warschau.) – Blass, 11. Weil es, um keinen Scandal zu machen, den… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Efteling — 51° 38′ 59″ N 5° 02′ 37″ E / 51.6496416666667, 5.04361388888889 … Wikipédia en Français
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Feuer — 1. Bedecktes Feuer glimmt unter der Asche. Frz.: Peu bien couvert, comme dit ma bru, par sa cendre est entretenu. 2. Bedecktes – Feuer, grössre Hitze. – Winckler, XX, 42. 3. Bedecktes Feuer hitzt am meisten. – Winckler, XI, 96. Frz.: Le feu plus… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Африкаанс — Самоназвание: Afrikaans [afrə kãːs] Страны: ЮАР, Намиби … Википедия
Бурский язык — Африкаанс Самоназвание: Afrikaans [afrə kãːs] Страны: ЮАР, Намибия, другие страны Южной Африки Официальный статус: ЮАР (официальный язык), Намибия (национальный язык) Регулирующая организация … Википедия
Katze — 1. A Kât luckat efter a Könnang. (Nordfries.) – Johansen, 57. Eine Katze lugt, sieht nach einem Könige. 2. Ain katz vnd ain muz, zwen han in aim huz, ain alt man vnd ain iung wib belibent selten an kib. – Reinmar d.A., 1200. 3. Alle (alte) Katten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon