-
41 fixer
n. regelaar, iemand die dingen repareert; verkoper (van wedstrijden)[ fiksə] -
42 flash bulb
-
43 flash gun
-
44 flashcube
-
45 focus
n. focus, brandpunt (ook in computers); (in computers) de plaats in een conversatie raam voor de ontvangst van de invoer--------v. concentreren, in focus zetten, samenvattenfocus1[ fookəs] 〈meervoud: ook foci〉♦voorbeelden:tuberculous focus • tuberculeuze haard2 scherpte♦voorbeelden:in(to) focus • scherpbring something into focus • scherp stellen op ietscome into focus • in het brandpunt komen 〈 ook figuurlijk〉; duidelijk in beeld komen 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 duidelijk gedefinieerd wordenout of focus • onscherp————————focus2〈werkwoord; ook focussed〉3 (zich) scherp stellen/instellen ⇒ scherp zien, scherp in beeld brengen♦voorbeelden:focus one's attention on • zijn aandacht concentreren op -
46 fog
n. mist; nevel; verwarring; vervaging; vlek (bij film)--------v. misten; vervagen; veroorzaken van vervaging van gevoelfog1[ fog] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————fog2〈 fogged〉2 beslaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in mist/nevels hullen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ onduidelijk maken, vertroebelen♦voorbeelden: -
47 glass
adj. van glas, glazen--------n. glas; beker; ruit; i.h.algemeen; alles wat van glas gemaakt is, bv spiegel, barometer, enz.--------v. drinkglas, spiegel; lens; glaswerk[ gla:s]1 glas ⇒ (drink)glas, brillenglas, spiegel2 lens2 glas ⇒ (broei)kassen, ruiten♦voorbeelden:spun glass • gesponnen glas, glasvezel/wol/draad¶ 〈 spreekwoord〉 people who live in glass houses should not throw stones • wie in een glazen huisje zit, moet niet met stenen gooien1 bril2 (verre/toneel)kijker♦voorbeelden: -
48 ground glass
-
49 high-key
-
50 hypo
n. onderhuidse injektie--------pref. verminderd, onvolkomen, onder- -
51 inset
n. bijlage, bijvoegsel, inlegvel--------v. Iets invoegen, een tekst tussenvoegen, een kleine kaart inleggen (bij een grote kaart)inset1[ inset] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bijvoegsel ⇒ (losse) bijlage, inlegvel(len)————————inset2〈 werkwoord〉1 invoegen ⇒ tussenvoegen, inleggen -
52 intensifier
-
53 key
adj. sleutel- (persoon enz.); belangrijkst; centraal; belangrijk; noodzakelijk--------n. sleutel; oplossing; toets; toonaard; muzieksleutel--------n. sleutel; toegang, oplossing, verklaring; toon, toonaard (in de muziek); toets (v. piano, schrijfmachine), klep (v. blaasinstrument); een laagliggend eiland--------v. vals (v. zingen); niet harmoniëren met; spannen; vastzetten; intoetsen; opschroeven, opdraaien spannen; stemmen (muziek)key1[ kie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sleutel 〈van slot; om iets vast te draaien〉 ⇒ 〈 figuurlijk〉 toegang; (strategische) sleutel; oplossing, verklaring; 〈 schaakspel〉 sleutelzet; opwindknop 〈 van horloge〉♦voorbeelden:key to the mystery • sleutel van het raadselin key • zuiverout of key, off key • valsbe in/out of key with • passen/niet passen bij→ minor minor/————————key21 sleutel- ⇒ hoofd-, bepalend, voornaamste♦voorbeelden:1 key factor • belangrijkste/determinerende factorkey figure • sleutelfiguurkey industry • sleutelindustriekey issue • hoofdthemakey job/position • sleutelpositiekey man • sleutelpersoon, centrale figuur, spilkey official • topambtenaarkey question • hamvraagkey role • sleutelrol, belangrijkste rolkey witness • hoofdgetuige, voornaamste getuige————————key3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 the factories are keyed to the needs of the port • de fabrieken zijn gericht op de behoeften van de havenhis speech was keyed to the political situation • zijn rede was afgestemd op de politieke situatie→ key up key up/ -
54 latitude
n. luchtstreek, zone; geografische breedte; speelruimte, vrijheid[ lætitjoe:d]♦voorbeelden: -
55 leader
n. leider, hoofd; hoofdartikel; voorganger; dirigent (orkest); eerste speler; lijn van punten (gedrukt)[ lie:də], 〈in betekenis 3 ook〉 loss leader1 leider ⇒ aanvoerder, gids2 〈 benaming voor〉eerste/voorste ⇒ 〈 politiek〉 partijleider, voorman; 〈Brits-Engels; muziek〉 concertmeester, eerste violist; 〈Amerikaans-Engels; muziek〉 dirigent3 〈 verkorting〉[loss leader] -
56 light meter
-
57 mask
n. masker; verstoppertje; voorwoord--------v. maskeren, vermommen; zich vermommen; verbergenmask1[ ma:sk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————mask2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ mask out part of a negative • een deel van een negatief afschermen/afdekken -
58 middle ground
-
59 middle
adj. middelste--------n. midden; afstand; helftmiddle1[ midl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 midden ⇒ middelpunt/lijn/vlak♦voorbeelden:in the middle of nowhere • in een of ander (godvergeten) gatin the middle (of) • middeninbe caught in the middle • tussen twee vuren zitten————————middle21 middelst ⇒ midden, tussen-♦voorbeelden:Middle Ages • Middeleeuwenmiddle aisle • middenschipmiddle finger • middelvingermiddle life • middelbare leeftijdMiddle East • Midden-OostenMiddle English • Middel-Engels -
60 negative
adj. negatief--------n. negatief; verwerping--------v. ontkennen; weigeren; loochenen; afwijzen; verwerpen; negatienegative1[ negətiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 the answer is in the negative • het antwoord luidt nee/is ontkennend————————negative21 negatief♦voorbeelden:〈 schertsend〉 negative quantity • negatieve hoeveelheid, nietsthe negative sign • het mintekennegative evidence • negatief bewijsmateriaal————————negative3〈 werkwoord〉1 verbieden ⇒ afwijzen, verwerpen————————negative41 nee
См. также в других словарях:
fotografie — FOTOGRAFÍE, fotografii, 1. Imagine pozitivă a unei fiinţe, a unui obiect, a unui peisaj etc. fixată pe hârtie fotografică şi obţinută prin fotografiere. ♦ Tehnica fotografierii. 2. (cin.: în sintagma) Fotografie de platou = fotografie (1)… … Dicționar Român
Fotografie — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • Fotografieren • Foto Bsp.: • Mein Hobby ist die Fotografie. • Sie zeigte mir gestern ihre Fotos. • Können Sie ein Foto von uns machen? • … Deutsch Wörterbuch
Fotografie — Sf std. (19. Jh.) Neoklassische Bildung. Bei den frühesten Versuchen, Bilder mit Hilfe lichtempfindlicher Stoffe zu reproduzieren, wurde Tageslicht (also Sonnenlicht) verwendet, weshalb man die Technik Heliographie nannte (zu gr. hḗlios Sonne und … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Fotografie — Fotografie: Die Bezeichnung für das »Verfahren zur Herstellung dauerhafter, durch elektromagnetische Strahlen oder Licht erzeugter Bilder; Lichtbild« wurde im 19. Jh. aus gleichbed. engl. photography entlehnt. Dies ist eine gelehrte Neubildung… … Das Herkunftswörterbuch
Fotografie — Fotografie,die:Lichtbild·Aufnahme·Foto·Bild;Konterfei(nochscherzh);auch⇨Diapositiv,⇨Bildnis FotografieBild,Lichtbild,Foto,Aufnahme,Abbild,Abbildung,Diapositiv,Wiedergabe,Schnappschuss,Momentaufnahme,Passfoto,Porträt … Das Wörterbuch der Synonyme
Fotografie — Die erste bekannte Fotografie (Nicéphore Nièpce 1826) … Deutsch Wikipedia
Fotografie — Aufnahme; Foto; Vergrößerung (fachsprachlich); Abbildung; Abzug; Bild; Positiv (fachsprachlich); Photo; Lichtbild; Ausbelichtung ( … Universal-Lexikon
Fotografie — die Fotografie, n (Mittelstufe) Bild, das mit einem Fotoapparat gemacht wurde Synonyme: Foto, Aufnahme Beispiele: Er machte eine Fotografie von seiner Tochter. Ich erkannte meinen alten Freund auf der Fotografie. die Fotografie (Aufbaustufe)… … Extremes Deutsch
Fotografie — die Fotografie, n Ich interessiere mich für Fotografie … Deutsch-Test für Zuwanderer
Fotografie: Studiensammlung und Archiv — Ist die Fotografie eine Kunst? Diese Frage gehörte zu den Lieblingsthemen jeglicher Reflexion des Mediums, schon bevor die Fotografie in den Siebzigerjahren des 20. Jahrhunderts zu einem lukrativen Objekt von Kunsthändlern, Sammlern und… … Universal-Lexikon
Fotografie: Die Grundlagen — Mit der Fotografie entstand eine Technik zur schnellen und scheinbar wirklichkeitsgetreuen Abbildung der Umwelt. Neben die seit über 150 Jahren betriebene konventionelle chemische Fotografie, bei der chemische Prozesse zur Erzeugung,… … Universal-Lexikon