-
1 fathom
n. vadem (lengte eenheid)--------v. peilen, doorgronden; peilen van dieptefathom1[ fæðəm] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fathom2〈 werkwoord〉 -
2 plumb
adj. loodrecht--------adv. loodrecht; je reinste onzin; precies--------n. (schiet)lood; dieplood--------v. met schietlood meten,peilen; doorgronden; aansluiten (waterleiding)plumb1[ plum] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 off/out of plumb • niet loodrecht, niet in het lood————————plumb2♦voorbeelden:————————plumb3〈 werkwoord〉1 loden ⇒ peilen met dieplood, meten met schietlood2 in het lood zetten ⇒ verticaal zetten, loodrecht maken————————plumb4〈 bijwoord〉1 loodrecht ⇒ precies in het lood/verticaal♦voorbeelden: -
3 recondite
adj. obscuur; moeilijk te doorgronden[ rikkondajt, rekkən-] 〈 reconditeness〉1 obscuur ⇒ moeilijk te doorgronden, onbekend -
4 pénétrer
pénétrer [peeneetree]1 binnendringen (in) ⇒ (in)dringen (in), doordringen (in)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doordringen in ⇒ dringen in, indringen3 doorgronden ⇒ begrijpen, doorzien1 doordrongen worden (van) ⇒ zich (iets) goed inprenten, geloven (aan)v1) binnendringen, doordringen (in)2) doorgronden -
5 transpercer
-
6 постигать
vgener. bezoeken, teisteren, begrijpen, beseffen, bevatten, bevroeden, doorgronden, vatten -
7 проникать в суть
vgener. doorgronden (äåôà) -
8 comprehend
v. begrijpen; includeren, omvatten[ komprihhend]1 (be)vatten ⇒ begrijpen, doorgronden2 omvatten ⇒ beslaan, inhouden -
9 penetrate
v. doordringen, binnendringen; begrijpen, door hebben[ pennitreet]1 doordringen ⇒ penetreren; begrepen/gesnapt worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doordringen ⇒ (door)dringen (tot) in, dringen door; (ver)vullen2 doorgronden ⇒ door/uitvorsen, vatten, penetreren♦voorbeelden: -
10 profound
-
11 read
n. lezen--------v. lezen; voorlezen; begrijpen; leren; uitleggenread1[ rie:d] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉♦voorbeelden:that book is a terrific read • dat is een heerlijk boek om te lezen————————read22 zich laten lezen ⇒ lezen, ken3 moeten worden gelezen ⇒ gaan, lopen♦voorbeelden:Ibsen's plays read easily • de stukken van Ibsen lezen gemakkelijk♦voorbeelden:1 read over/through • doorlezen, overlezen1 lezen ⇒ begrijpen, weten te gebruiken4 aangeven ⇒ tonen, laten zien♦voorbeelden:read music • muziek lezen2 this poem may be read in various ways • dit gedicht kan op verschillende manieren geïnterpreteerd wordenwidely read • zeer belezenread up • bestuderenhe read more into her words than she'd ever meant • hij had meer in haar woorden gelegd dan zij ooit had bedoeld -
12 work out
werken; afmaken; berekenen; ontwikkelenwork out1 zich ontwikkelen ⇒ verlopen, (gunstig) uitvallen♦voorbeelden:¶ work out at/to • uitkomen op, bedragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 uitrekenen/werken ⇒ berekenen, uitzoeken♦voorbeelden: -
13 plumbable
adj. te peilen; te doorgronden -
14 impénétrable
-
15 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd -
16 percer
percer [persee]1 doorbreken ⇒ doorkomen, aanbreken3 doorschemeren ⇒ zichtbaar worden, bekend worden4 bekendheid krijgen ⇒ beroemd worden, beginnen naam te makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een gat maken in ⇒ boren door, doorsteken, doorprikken3 doorbreken ⇒ breken door, dringen door, zich een weg banen door4 doorgronden ⇒ ontdekken, achter (iets) komen♦voorbeelden:cela me perce le coeur • dat is een steek in mijn hartbruit qui perce les oreilles • oorverdovend lawaaipercer une rue • een straat doortrekkenpercer un tunnel • een tunnel gravenv1) doorbreken5) boren (door), doorsteken, doorprikken6) openbreken8) achter [iets] komen -
17 scruter
-
18 percer à jour
percer à jourdoorgronden, doorzien, doorhebben -
19 ausloten
ausloten〈 scheepvaart, techniek〉♦voorbeelden:1 das Fahrwasser ausloten • de diepte van het vaarwater loden, peileneine Mauer ausloten • een muur loden -
20 durchschauen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Frauenlist — 1. Frauenlist geht über alle List. Schon die alten Römer sagten: Klein ist alle Schlauheit gegen die Schlauheit der Frau. Und die Toscaner jetzt: Frauenschlauheit übertrifft alle Schlauheit. (Reinsberg I, 29.) Die Russen sagen: Frauenlist hat… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Herz — 1. Ae frühlich Hatz, en fresche Moth magd Scha (Schaden) wier jod, hölpt ouch noch witt enn schlête Zitt. (Aachen.) – Firmenich, III, 232. 2. Auf einem traurigen Herzen steht kein fröhlicher Kopf. – Heuseler, 83. Dän.: Et sorrigfuld hierte er… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mensch — 1. A verzagte Möntsch isch im Himmel nid sichar. (Bern.) – Zyro, 108. 2. Ach, Mensch, betracht , wie Gott verlacht all deinen Pracht, der in einer Nacht wird zu nichts gemacht. – Gerlach, 9. 3. Ain verkerter mensch richtet hader an vnd ain… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon