-
1 lang
3 [m.b.t. personen] grand (de taille)♦voorbeelden:twee weken lang • pendant quinze jourshet is zo lang als het breed is • c'est bonnet blanc et blanc bonnetlang duren • durer (longtemps)hij maakt het niet lang meer • il n'en a plus pour longtempslang meegaan • durerergens lang over doen • prendre beaucoup de temps à faire qc.de tijd valt me lang • je trouve le temps longhet vriest niet langer • il ne gèle plusals je denkt dat ik dat zal doen kun je lang wachten! • si tu crois que je vais faire cela, tu peux toujours courir!de dagen worden langer • les jours commencent à (s')allongeral lang • depuis longtempsal lang en breed thuis zijn • être rentré depuis longtempswe hebben het er lang en breed over gehad • nous en avons parlé en long et en largelang geleden • il y a longtempsdat heeft lang genoeg geduurd • cela a assez duréhoe lang blijf je? • combien de temps restes-tu?ik heb in lang niet zo gelachen • cela fait longtemps que je n'ai pas ri autantlang van stof zijn • être prolixein het lang zijn • être en longhet wordt hoe langer hoe erger • ça va de mal en pishoe langer, hoe liever • le plus longtemps sera le mieuxdat kan zo niet langer • cela ne peut plus durerdat smaakt lang niet slecht • ce n'est pas mauvais du touthij is nog lang niet zo ver • il n'y est pas encorehij is lang zo rijk niet als beweerd wordt • il est loin d'être aussi riche qu'on le prétendbij lange na niet • il s'en faut de beaucoupze zijn even lang • ils ont la même taille -
2 klein
♦voorbeelden:de kleine man, luiden • les petites genseen kleine woordenschat • un vocabulaire pauvreklein gebouwd zijn • être de petite taillehebt u het niet kleiner? • vous n'avez pas la monnaie?het vliegtuig maakt de afstanden kleiner • l'avion rapproche les distanceseen kledingstuk kleiner maken • rétrécir un vêtementklein schrijven • avoir une écriture finedie broek is hem te klein • ce pantalon est trop étroit pour luiuiterst klein verschil • différence minimeklein van geest • mesquinde kleine • 〈 baby〉 le petit, la petiteeen kleine drie kilometer • trois kilomètres au (grand) maximumin het klein • en miniaturein het klein verkopen • vendre au détailtwee is kleiner dan drie • deux est inférieur à troisklein maar dapper • petit de taille, mais grand de coeur〈 spreekwoord〉 wie 't kleine niet eert, is 't grote niet weerd • celui qui ne se baisse pas pour ramasser une épingle n'est pas digne de trouver une livre¶ iemand klein krijgen • mater qn.zich klein maken • se faire tout petit→ link=beer beer, link=boodschap boodschap, link=kopje kopje, link=kort kort, link=middenstander middenstander -
3 man
♦voorbeelden:er zijn anderhalve man en een paardenkop • il n'y a que quatre pelés et un tondudie arme man • ce pauvre bonhommeeen geleerd man • un savantde gewone man • l'homme de la ruede juiste man op de juiste plaats • l'homme de la circonstanceeen oude man • un vieillardhij is daar de rechte man niet voor • ce n'est pas l'homme qu'il fauthij is er de man niet naar om • il n'est pas l'homme àman overboord! • un homme à la mer!zij waren vijf man sterk • ils étaient cinqiets aan de man brengen • trouver acheteurrecht op de man af spreken • parler cruop de man af • sans détouriemand iets recht op de man af zeggen • ne pas l'envoyer dire à qn.het kost een tientje per man • ça coûte dix florins par personneeen man van zijn woord • un homme de paroleeen man van niks • un rien du touteen gevecht van man tot man • un corps à corpsman voor man • un à unals één man • comme un seul hommeals een man • en homme〈 spreekwoord〉 een man een man, een woord een woord • chose promise, chose duemet hoeveel man zijn we? • combien sommes-nous?mans genoeg zijn om • être de taille à -
4 dun
♦voorbeelden:een dunne nevel • une brume légèredun papier • papier fineen dun straaltje water • un maigre filet d'eaueen dun vernisje • une fine couche de vernisverf dun opbrengen • appliquer une fine couche de peintureeen boterham dun smeren • beurrer légèrement une tartineeerlijke mensen zijn dun gezaaid • les gens honnêtes sont raresdunne soep • soupe clairedun reageren • réagir de manière mesquine→ link=dik dik -
5 stuk
stuk1〈 het〉5 [aantrekkelijke vrouw, man] (beau) morceau♦voorbeelden:een stuk met iemand meelopen • faire un bout de chemin avec qn.de stukken opvegen • balayer les morceauxwerken dat de stukken er af vliegen • travailler d'arrache-piediets aan stukken slaan, gooien • mettre qc. en morceauxin, aan, bij stukken en brokken • fait de pièces et de morceauxiets in stukken scheuren • déchirer qc. en morceauxiets in drie stukken verdelen • diviser qc. en trois morceauxin stukken vliegen • voler en éclatseen stuk uit een boek voorlezen • lire un passage d'un livreeen stuk van haar leven • une partie de sa vieeen pond biefstuk aan één stuk • une livre de bifteck en un seul morceauaan één stuk doorpraten • parler sans interruptionuit één stuk vervaardigd • d'un seul morceaueen stuk beter • beaucoup mieuxmijn klas is een heel stuk voor • ma classe a pris une bonne avancezij is een stuk afgeslankt • elle a pas mal maigridat zou ons een stuk verder brengen • ça nous avancerait pas maliemand met stukken slaan • surpasser qn. de loinop geen stukken na • en aucune manièreeen stuk speelgoed • un jouetop stuk werken • travailler à la piècetwee gulden per stuk • deux florins pièceper stuk verkopen • vendre à la piècestuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • les pièces ont été remplacées l'une après l'autrehet zijn stuk voor stuk deugnieten • ce sont des vauriens, tous tant qu'ils sonteen tientje het stuk • dix florins piècetwintig stuks koeien • vingt vacheseen stuk of tien appels • une dizaine de pommesgeef me maar een stuk of wat schroeven • donne-moi quelques viseen ongefrankeerd stuk • un envoi postal non affranchieen stukje over dit onderwerp • un petit article sur ce sujet7 de ingekomen stukken • le courrier ‘arrivée’iets met de stukken kunnen bewijzen • pouvoir prouver qc. pièces à l'appuize spelen een nieuw stuk • ils jouent une nouvelle pièceeen broek met stukken • un pantalon rapiécéhij had stukken op zijn ellebogen • ses manches étaient rapiécées aux coudeseen stuk verdriet • un vrai poisoneen misselijk stuk vreten • un type écoeuranteen lui stuk vreten • un tire-au-flancop zijn stuk staan • rester ferme dans son opinionop zijn stuk blijven staan • persévérer (dans son opinion)iemand van zijn stuk brengen • déconcerter qn.een stuk in zijn kraag hebben • avoir un verre dans le nez————————stuk21 [aan stukken; defect] cassé2 [onder de indruk, ingenomen met] bouleversé♦voorbeelden:de klok is stuk • la pendule ne marche plusde automaat is stuk • l'appareil distributeur est en panneeen boek stuk lezen • abîmer un livre (à force de le lire)iets stuk slaan • démolir qc.het kopje viel stuk • la tasse s'est cassée (en tombant)helemaal stuk van iets zijn • être tout bouleversé par qc. -
6 kunnen
1 [algemeen] pouvoir2 [vermogen, geschiktheid] savoir♦voorbeelden:hij kan het niet meer bijhouden • il est débordédat kan híj doen! • il peut se le permettre, lui!je kunt hier heel lekker eten • on mange très bien, iciu kunt gaan • vous pouvez disposerje kunt gaan! • va-t-en, allez-vous-en!zijn ogen niet kunnen geloven • ne pas en croire ses yeuxhet met iemand kunnen vinden • s'entendre avec qn.elkaar kunnen vinden • réussir à se mettre d'accordzich in iets kunnen vinden • se reconnaître dans qc.ze kan uren voor zich uit zitten staren • il lui arrive de rester des heures à contempler le videhad jij dat gekund? • tu en aurais été capable?je kunt het of je kunt het niet • c'est une question de compétenceik kan daar niets mee (doen)laat eens zien wat je kunt • montre un peu ce que tu sais fairehij kan er wat van • il est rudement fortichehij kan er niet over uit • il en parle tout le tempswe kunnen er niet onderuit • il n'y a pas moyen d'y échapperhij kan niet meer • il n'en peut plusik kan niet meer van het lachen • je n'en peux plus de rirebuiten iets kunnen • pouvoir se passer de qc.ergens tegen kunnen • (pouvoir) supporter qc.tegen iemand op kunnen • être de taille à se mesurer avec qn.ervan op aan kunnen • pouvoir compter dessuserg goed kunnen leren • avoir une grande facilité pour apprendreniet kunnen liegen • être incapable de mentirniets kunnen onthouden • n'avoir aucune mémoiregoed kunnen paardrijden • être bon cavalier, bonne cavalièregoed kunnen tekenen • avoir un joli coup de crayonhij kan goed zingen • il chante bienhet zou kunnen • ça se pourraitdat kan zo wel • ça peut allerdat kan een andere keer wel • ce sera pour une autre foiszó kan het niet langer • ça ne peut plus durerhet deksel kan er niet af • on, je n'arrive pas à dévisser le couverclehet kan ermee door • ça iradie trui kán gewoon niet • ce pull est immettablehet kan niet op • il y en a en veux-tuze kán me wat! • qu'elle aille se faire voir ailleurs! • ↑ que veux-tu, que voulez-vous que j'en fasse? -
7 maat
4 [aanspreekvorm] (mon) vieux♦voorbeelden:de maat aangeven • marquer la mesurede mens is de maat van alle dingen • l'homme est la mesure de toute chosede maat van iets nemen • prendre les mesures de qc.iemand de maat nemen • prendre les mesures de qn.de maat slaan, tikken • battre la mesurein de maat lopen • marcher en cadence〈 figuurlijk〉 met twee maten meten • avoir deux poids, deux mesuresiets op maat zagen • scier qc. sur mesureuit de maat spelen • ne pas jouer en mesure -
8 groot
1 [algemeen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 grand 〈 meestal vóór zelfstandig naamwoord〉; 〈 bijwoord〉 en grand ⇒ 〈 moreel〉 grandement2 [belangrijk] important♦voorbeelden:voor een groot deel • en grande partieeen grote eter • un grand mangeureen groot gezelschap • une compagnie nombreuseeen groot gezin • une famille nombreusegroot kaliber • gros calibrebij mist groot licht • en cas de brouillard, allumez vos phareseen groot man • un grand hommede grote mensen • les grandes personneshet tekort is tien miljoen groot • le déficit est de dix millionsmet grote moeite • à grand-peinede grote stad • la grande villegrote stappen nemen • marcher à grands pasde grote vakantie • les grandes vacancesiemand groot verdriet doen • faire beaucoup de peine à qn.groot wild • gros gibier〈m.b.t. personen〉 dat wordt een hele grote • il, elle ira loinwat ben jij groot geworden! • comme tu as grandi!zich groot houden • se dominergroter gaan wonen • déménager pour habiter plus granddat moet je groot zien • il faut voir cela en grandzij zijn even groot • ils ont la même tailledaar ben je te groot voor • tu es trop grand pour çaKarel de Grote • Charlemagnein het groot handel drijven • être dans le commerce de groshij doet alles in het groot • il fait tout en grandhij is 5 cm groter dan zij • il a 5 cm de plus qu'elle
См. также в других словарях:
taille — [ taj ] n. f. • 1160; de tailler I ♦ A ♦ 1 ♦ Opération qui consiste à tailler (3o) qqch.; manière particulière de tailler; forme qu on donne à une chose en la taillant. ♢ Spécialt (1387) Taille des pierres. Pierre de taille, taillée. « Un gros… … Encyclopédie Universelle
taillé — taille [ taj ] n. f. • 1160; de tailler I ♦ A ♦ 1 ♦ Opération qui consiste à tailler (3o) qqch.; manière particulière de tailler; forme qu on donne à une chose en la taillant. ♢ Spécialt (1387) Taille des pierres. Pierre de taille, taillée. « Un… … Encyclopédie Universelle
Taille humaine — Stature La taille humaine ou stature, est la hauteur d un être humain. En général, si on la compare aux autres données anthropométriques, la stature varie peu entre les individus ; une taille exceptionnelle (variance par rapport à la moyenne … Wikipédia en Français
Taille du penis humain — Taille du pénis humain La taille du pénis connaît de très importantes variations entre les hommes : il peut mesurer moins de 8 centimètres ou atteindre plus de 20 centimètres sans qu’aucune de ces deux situations soit anormale. La… … Wikipédia en Français
Taille du sexe — Taille du pénis humain La taille du pénis connaît de très importantes variations entre les hommes : il peut mesurer moins de 8 centimètres ou atteindre plus de 20 centimètres sans qu’aucune de ces deux situations soit anormale. La… … Wikipédia en Français
TAILLE-DOUCE — Ensemble de procédés de gravure à la main et d’impression qui se caractérisent par le fait que le dessin à reproduire est gravé en creux sur la plaque matrice. La taille douce s’oppose ainsi à la taille «d’épargne», généralement sur bois, où le… … Encyclopédie Universelle
Taille douce — Histoire de l’imprimerie Technologies Sceau cylindre 4100 2500 av. J. C. Disque de Phaistos 1850–1400 av. J. C. Xylographie 200 ap. J. C … Wikipédia en Français
taille — Taille, f. penac. Signifie tantost une coupeure faite avec fer, ou pierre trenchant, Sectura, Incisio. Et selon ce est le verbe Tailler, Incidere, Secare. En laquelle signification l Italien aussi dit, Tagliare. Ainsi dit on un coup de taille,… … Thresor de la langue françoyse
pas — 1. (pâ ; l s se lie : un pâ z allongé) s. m. 1° Action de mettre un pied devant l autre pour marcher. 2° Pas, en termes d escrime. 3° Les premiers pas. 4° Faux pas. 5° Pas, en termes de danse. 6° Pas, en termes militaires. 7° Pas,… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Taille de bloc — (cryptographie) En cryptologie moderne, la cryptographie symétrique se divise en deux catégories : le chiffrement par bloc et le chiffrement par flot. Les chiffrements par bloc travaillent sur des blocs de bits dont la longueur est fixe. La… … Wikipédia en Français
taille — (tâ ll , ll mouillées, et non tâ ye) s. f. 1° Tranchant d une épée. • Il y avait des épées longues et sans pointe, qui ne servaient qu à frapper de taille, comme étaient celles des Gaulois, ROLLIN Hist. anc. Oeuv. t. XI, 1re part. p. 381,… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré