-
1 inonder
inonder [ienõdee]〈 werkwoord〉1 onder water zetten ⇒ overstromen, inunderen♦voorbeelden:v1) overstromen -
2 déborder
déborder [deebordee]1 overlopen ⇒ overvol zijn, overstromen♦voorbeelden:cet enfant déborde de vie et de santé • dat kind is zeer levendig en blaakt van gezondheidje suis débordé (de travail) • ik ben overstelpt met werk, ik heb het razend druk→ goutteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitsteken uit, buiten, boven♦voorbeelden:v1) overstromen2) uitsteken (boven, buiten)3) lostrekken, afhalen [dekens]4) omtrekken [leger] -
3 envahir
envahir [ãvaa.ier]〈 werkwoord〉2 overstromen ⇒ overwoekeren, binnenstormen3 overweldigen ⇒ overmeesteren, overspoelen♦voorbeelden:3 le froid l'envahissait peu à peu • hij, zij raakte langzaam maar zeker door de kou bevangenv1) binnendringen, bezetten2) overstromen -
4 submerger
submerger [suubmerzĵee]〈 werkwoord〉1 overstromen ⇒ onder water zetten, onderdompelen♦voorbeelden:il est submergé de travail • hij zit tot over zijn oren in het werkv1) overstromen, onderdompelen2) overweldigen -
5 coloniser
-
6 couvrir
couvrir [koevrier]3 beschermen ⇒ beschutten, rugdekking geven, dekken4 verbergen ⇒ verhullen, bemantelen, vergoelijken♦voorbeelden:couvrir un enfant chaudement • een kind warm aankleden, goed inpakkencouvrir un livre • een boek kaftencouvrir une table d' une nappe • een tafellaken op tafel leggenla foule couvre la place • het plein staat vol met mensenles feuilles couvrent le sol • de grond is bezaaid met bladerencouvrir qn. de huées • iemand uitjouwencouvert de taches • onder de vlekken5 les applaudissements ont couvert la fin de son discours • zijn laatste woorden gingen in het applaus verlorenêtre couvert par une assurance • verzekerd zijn, gedekt zijncouvrir par chèque • per cheque betalen→ jeul'émetteur couvre cette région • de zender kan in dit gebied ontvangen worden♦voorbeelden:se couvrir de gloire • zich met roem overladen1. v1) (af-, be-, over-, toe)dekken2) kleden3) kaften [boek]5) beschermen6) verbergen, verhullen7) overstemmen, overschreeuwen8) dekken [kosten, risico's]9) omvatten11) afleggen [afstand]12) uitvoerig berichten (over), verslaan13) dekken [dieren]2. se couvrirv4) betrekken [lucht] -
7 inondation
-
8 noyer
noyer1 [nwaajee]〈m.〉1 (wal)notenboom ⇒ walnoot, okkernotenboom————————noyer2 [nwaajee]♦voorbeelden:noyer son chagrin dans l'alcool • zijn verdriet verdrinkennoyer un clou • een spijker verzinken, inlaten 〈 in het hout〉noyer une révolte dans le sang • een oproer bloedig onderdrukken→ chien¶ noyer le poisson • een gevangen vis afmatten; 〈 figuurlijk〉een tegenstander van de wijs brengen, ontmoedigen♦voorbeelden:→ verre1. m 2. v 3. se noyerv1) verdrinken
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский