-
81 goddeloos
4 [enorm, ontzettend] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 sacré 〈 voor zelfstandig naamwoord〉; 〈 bijwoord〉 sacrément♦voorbeelden:ik heb me goddeloos verveeld • je me suis vachement ennuyé -
82 heel
♦voorbeelden:heel Engeland • toute l'Angleterredie ham is nog heel • ce jambon est encore intacteen hele liter • un litre entierhele peper • du poivre en grainshele zinnen overslaan • sauter des phrases entières〈 figuurlijk〉 niets heel laten aan (iemand) • déchiqueter (qn.)dat is heel wat anders • c'est tout autre chosede hele dag • toute la journéeeen hele geschiedenis • toute une histoireheel zijn leven • toute sa viede hele stad • toute la villeheel wat • 〈+ zelfstandig naamwoord〉 bien du, de la, des 〈+ zelfstandig naamwoord〉dat is al heel wat • c'est déjà beaucoupheel erg moe • extrêmement fatiguéheel vaak • bien des foisheel in de verte • très loin -
83 links
links1————————links23 [met de linkerhand of linkervoet werkend] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 gaucher 〈v.: gauchère〉; 〈 bijwoord〉 de la main, du pied gauche♦voorbeelden:links en rechts • à droite et à gauchelinks afslaan • prendre à gauchelinks georiënteerd zijn • être de gauche(op) links stemmen • voter à gaucheuiterst links weekblad • hebdomadaire d'extrême gauchelinks van iemand zitten • être assis à (la) gauche de qn.links houden • tenir sa gauchedit kind is van nature links • cet enfant est gaucher de naissancelinks schrijven • écrire de la main gauche¶ iemand links en rechts om de oren slaan • flanquer une paire de gifles à qn.iemand links laten liggen • ignorer qn.iets links laten liggen • laisser qc. de côté -
84 naar
naar1♦voorbeelden:er naar aan toe zijn • être mal en pointik heb me naar gezocht • j'ai cherché comme un fouik heb me naar gelachen • j'étais mort de riredaar word je naar van • c'est à vous soulever le coeur————————naar2〈 voorzetsel〉1 [in de richting van] 〈 plaats van bestemming〉 à⇒ en ⇒ 〈m.b.t. persoon〉 chez ⇒ 〈 in de richting van〉vers, pour2 [volgens het voorbeeld van; overeenkomstig] d'après♦voorbeelden:de weg naar het dorp • le chemin du villagenaar de bakker gaan • aller chez le boulangernaar Frankrijk gaan • aller en Francenaar beneden gaan • descendrenaar boven gaan • monternaar huis gaan • rentrer (chez soi)naar school gaan • aller à l'écolehij keerde zich naar mij • il se tourna vers moinaar iemand toegaan • aller chez qn.naar Amsterdam vertrekken • partir pour Amsterdamnaar voren • en avant2 het ziet er naar uit, dat … • on peut s'attendre à 〈+ zelfstandig naamwoord〉; on peut s'attendre à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉de kwaliteit is er dan ook naar • la qualité est en rapport avec le prixdat is er naar • cela dépend→ link=behoren behoren————————naar3〈 voegwoord〉1 à ce que♦voorbeelden:naar men zegt • à ce qu'on dit -
85 Deutsche
-
86 Geliebte
Geliebte〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; v.〉————————Geliebte(r)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; m.〉 -
87 Grüne
Grüne(r)2 〈verouderd; informeel〉agent, marechaussee, gendarme————————Grüne(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉2 groen, groene kleur♦voorbeelden:1 draußen im Grünen • (op de) buiten, op het plattelandins Grüne gehen • naar buiten gaan -
88 Schwarze
Schwarze(r)2 zwartje, zwartkop————————Schwarze(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden: -
89 sage
sage [saazĵ]♦voorbeelden:un sage • wijze1. m 2. adj1) verstandig2) wijs3) deugdzaam4) net, fatsoenlijk -
90 streng
streng1〈de〉♦voorbeelden:————————streng2♦voorbeelden:de strenge schoonheid van romaanse kerken • l'austère beauté des églises romanesstrenge zeden • moeurs austèresstreng orthodox • d'une orthodoxie rigoureusestreng verboden toegang • entrée strictement interditeiets streng naleven • observer qc. à la lettre -
91 rude
rude [ruud]3 〈informeel; alleen bijvoeglijk naamwoord; vóór het zelfstandig naamwoord〉 geducht ⇒ krachtig, stevig ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 hartstikke♦voorbeelden:c'est un peu rude • dat is een beetje sterkrude culot • veel lefadj1) ruw, grof2) hard, moeilijk3) geducht, krachtig -
92 Afghan
adj. Afgaans (betr. Afghanistan)--------n. Afghaan, bewoner van Afghanistan[ æfgæn] -
93 class
n. klas, klasse, classificeren; afdeling, onderverdeling (ook in computers); (in computers) een informatie systeem dat ook gerubriceerde informatie verwerkt--------v. klassifiserenclass1[ kla:s]1 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; vaak meervoud met enkelvoud betekenis〉 stand ⇒ (maatschappelijke) klasse2 rang ⇒ klas(se), soort, kwaliteit♦voorbeelden:not in the same class • niet te vergelijken met→ upper upper/1 les ⇒ lesuur, college, cursus1 stijl ⇒ distinctie, cachet————————class21 eersteklas ⇒ prima, van klasse♦voorbeelden:————————class3〈 werkwoord〉1 plaatsen ⇒ indelen, classificeren♦voorbeelden:class with • over één kam scheren met -
94 feeling
adj. gevoelig; vol gevoelens--------n. gevoel; medelijdenfeeling1[ fie:ling]3 idee ⇒ gevoel, indruk♦voorbeelden:a feeling of sorrow/security • een gevoel van droefheid/geborgenheid2 bad/ill feeling • bitterheid, wrokno hard feelings • even goede vriendenI have no strong feelings either way • het is mij om het evenhurt someone's feelings • iemand/iemands gevoelens kwetsenmixed feelings • gemengde gevoelens♦voorbeelden:2 gevoel3 begrip ⇒ feeling, gevoel♦voorbeelden:————————feeling2♦voorbeelden: -
95 grey
adj. grijs (veelvoorkomend in Brits schrift); verzilverd (veelvoorkomend in Brits schrift)--------n. grijs (kleur) (veelvoorkomend in Brits schrift)--------v. vergrijzen (veelvoorkomend in Brits schrift); verzilveren (het haar)(veel voorkomend in Brits schrift)grey1♦voorbeelden:————————grey22 grijs ⇒ bewolkt, grauw4 somber ⇒ treurig, triest6 grijs ⇒ vaag, onduidelijk♦voorbeelden:1 grey cells • grijze cellen, hersenenhis face turned grey • zijn gezicht werd (as)grauwGrey Friar • franciscaangrey squirrel • grijze eekhoorn→ little little/————————grey31 grijs worden/maken ⇒ (ver)grijzen -
96 left
n. s (in politiek)left1[ left]3 se draai1 〈 the〉erkant/zijde ⇒ s, erhand♦voorbeelden:turn to the left • s afslaanon your left • aan uw erhandIII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; vaak Left; the〉♦voorbeelden:————————left21 er ⇒ s♦voorbeelden:at/on/to one's left hand • aan zijn erhand————————left3→ leave leave/————————left4〈 bijwoord〉1 s ⇒ aan de erzijde2 naar s ⇒ saf, som♦voorbeelden:→ right right/ -
97 reverse
adj. tegenslag, nederlaag; keerzijde, achterkant--------n. omslag; slag; val--------v. omkeren, omslaan; achteruit rijden; veranderen (van richting)reverse1[ rivvə:s]♦voorbeelden:III 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak the〉1 tegendeel ⇒ omgekeerde, tegengestelde♦voorbeelden:¶ in reverse • omgekeerd, in omgekeerde volgorde/richting————————reverse21 tegen(over)gesteld ⇒ omgekeerd, achteraan♦voorbeelden:in reverse order • in omgekeerde volgorde————————reverse3II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 reverse oneself (about/over) • van mening veranderen (over/wat betreft) -
98 sable
adj. Sabelbont; zwart, donker--------n. sabeldier; sabelbont[ seebl] -
99 stock
adj. gewoon, vast--------n. voorraad; aandelen, waarde papieren; houtblok, (boerderij) dieren; moederstam--------v. in voorraad hebbenstock1[ stok]1 stok ⇒ stam, (boom)stronk4 steel5 blok6 familie ⇒ ras, geslacht1 voorraad ⇒ stock, inventaris2 bouillon4 〈 economie〉aandelen(bezit/portefeuille) ⇒ effecten, fonds5 〈Brits-Engels; economie〉overheids/staatspapier♦voorbeelden:1 stock in trade • voorhanden/beschikbare voorraad; kneep (van het vak), trucwhile stocks last • zolang de voorraad strektlay in stock • voorraad inslaantake stock • de inventaris opmakenin stock • in voorraadout of stock • niet in voorraad4 active stocks • actieve/druk verhandelde aandelenbuy/hold stock • aandelen kopen/bezittendeferred stock • uitgestelde aandelen, aandelen met uitgesteld dividend〈 Amerikaans-Engels〉 preferred stock • preferente/prioriteitsaandelen〈 figuurlijk〉 her stock is rising • haar ster gaat op/rijsttake stock in • aandelen kopen van; 〈 figuurlijk〉 zich interesseren voor; 〈 informeel〉vertrouwen, geloven, belang hechten aan1 afkomst ⇒ familie, komaf2 materiaal ⇒ materieel, grondstof♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————stock2♦voorbeelden:————————stock3♦voorbeelden:1 stock up on/with sugar • suiker inslaan/hamsterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
100 trim
adj. netjes--------n. gesteldheid, toestand; toe- uitrusting; tooi, kostuum--------v. in orde brengen, (bij)knippen; afknippen, besnoeientrim1[ trim]♦voorbeelden:————————trim2〈bijvoeglijk naamwoord; trimmer〉♦voorbeelden:————————trim3〈werkwoord; trimmed〉1 in orde brengen ⇒ net(jes) maken; (bij)knippen♦voorbeelden:1 trim someone's hair • iemands haar bijpunten/bijknippen
Страницы