-
101 presser
presser [pressee]♦voorbeelden:rien ne presse • er is geen haast bijII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)persen ⇒ (uit)knijpen, drukken2 vervolgen ⇒ kwellen, aandringen (bij)3 verhaasten ⇒ bespoedigen, spoed zetten achter♦voorbeelden:presser les rangs • de gelederen (dicht aaneen)sluitenpresser la mesure • het tempo opvoerenpresser le pas • vlugger gaan lopen♦voorbeelden:allons, pressons • kom, laten we opschietenv1) haast hebben2) (uit)persen, (uit)knijpen3) kwellen, vervolgen4) verhaasten5) druk uitoefenen [op iemand] -
102 propos
propos [proppo]〈m.〉1 woorden ⇒ gezegde, gepraat2 bedoeling ⇒ voornemen, besluit♦voorbeelden:avoir le ferme propos de • het vaste voornemen hebben tejuger à propos d'agir • het gepast, raadzaam achten om te handelenvous tombez mal à propos • u komt ongelegenà propos de • naar aanleiding vanà ce propos • naar aanleiding hiervanà tout propos • bij iedere gelegenheidà propos • tussen twee haakjeshors de propos • ongelegen1. m1) woorden, gepraat2) voornemen2. àproposadvterloops, tussen twee haakjes -
103 proposition
proposition [proppooziesjõ]〈v.〉1 voorstel ⇒ initiatief, aanbod♦voorbeelden:faire des propositions (déshonnêtes) à une femme • een vrouw oneerbare voorstellen doensur (la) proposition de • op voorstel, advies, voordracht vanproposition substantive •〈 bijzin die een zelfstandig naamwoord vervangt〉f1) voorstel, aanbod3) stelling [wiskunde]4) propositie [filosofie]5) uitspraak -
104 ralliement
-
105 rang
rang [rã]〈m.〉1 rij3 plaats ⇒ rang, volgorde4 rang ⇒ stand, stelling♦voorbeelden:grossir les rangs des mécontents • zich voegen bij het leger ontevredenenserrer le(s) rang(s) • de gelederen sluitenêtre au rang de ses amis • tot zijn vrienden behorenmettre au rang de • rekenen totadmettre qn. dans ses rangs • iemand in zijn midden opnemenen rang d'oignons • in een rijen rangs serrés • in gesloten gelederenprendre rang parmi • zijn plaats innemen te midden vanêtre, se mettre sur les rangs • meedingen, solliciterenrentrer dans le rang • weer gewoon soldaat, ambteloos burger wordenservir dans le rang • als gewoon soldaat dienenen rang, par rang d'ancienneté • naar anciënniteitavoir rang avant, après qn. • hogere, lagere rang hebben dan iemandêtre du même rang • dezelfde waarde hebbenm1) rij2) gelid [leger]3) plaats, volgorde4) rang, stand -
106 retour
retour [rətoer]〈m.〉1 terugkeer ⇒ terugkomst, terugweg♦voorbeelden:1 action, contrôle en retour • terugkoppeling, feedbackretour d'âge • overgang(sjaren)retour de flamme • steekvlam; terugslagpar un juste retour des choses • door een rechtvaardige ommekeer van het lotà son retour • bij, na zijn terugkeerau retour de • bij, na terugkeer uitêtre de retour • terug zijnretour de • terug uitde retour chez lui • (weer) thuis gekomenen retour • daarvoor (in ruil)sans retour • voor altijd, onherroepelijkpar retour (du courrier) • per omgaande3 payer qn. de retour • iemands gevoelens beantwoorden, iemand met gelijke munt betalenm1) terugkeer, terugkomst3) wederdienst4) entertoets [computer] -
107 revenir
revenir [rəvnier]1 terugkomen (in, uit, op) ⇒ terugkeren (naar), opnieuw plaatsvinden2 terugkomen (op) ⇒ zijn mening herzien, terugkomen (van)3 terugkomen (bij) ⇒ te binnen schieten, invallen5 toekomen (aan) ⇒ ten deel vallen, ten goede komen (aan)9 spoken♦voorbeelden:revenir à soi • (weer) bijkomenrevenir à ses études • zijn studie weer opvattenrevenir de l'école • uit school komenje reviens de le voir • ik heb hem zojuist gezienrevenir d' une erreur • van een dwaling terugkomenêtre revenu de tout • van alles zijn bekomst hebbenrevenir de loin • oog in oog met de dood gestaan hebben, ver heen geweest zijnrevenir de ses craintes • zijn angsten te boven komenje n'en reviens pas de voir ses progrès • ik ben stomverbaasd over zijn vorderingen→ chargev1) terugkomen, terugkeren6) kosten8) bevallen -
108 saut
saut [soo]〈m.〉1 sprong2 val♦voorbeelden:saut périlleux • salto (mortale)triple saut • hink-stap-sprongfaire le saut • de sprong wagensaut à la corde • (het) touwtjespringensaut à l'élastique • bungeejumping, (het) elastiekspringensaut à la perche • (het) polsstokspringenau saut du lit • bij het opstaan, 's morgens vroegfaire un saut de carpe • een karpersprong makenle saut en hauteur • (het) hoogspringenle saut en longueur • het verspringensaut en parachute • (het) parachutespringensaut en chute libre • vrije valm1) sprong2) val3) waterval4) (het) dekken, bespringen -
109 servir
servir [servier]2 dienen ⇒ van dienst, van nut zijn, gebruikt worden♦voorbeelden:servir d' interprète à qn. • voor iemand als tolk optredenservir de combustible • als brandstof dienen, fungerenservir de guide à qn. • iemands gids zijnservir de leçon à qn. • voor iemand een les zijnservir de prétexte à qn. • door iemand als voorwendsel gebruikt worden2 cela ne sert à rien • dat dient nergens toe, daar hebben we niets aan〈 onpersoonlijk〉 à quoi (cela) sert (-il) de 〈+ onbepaalde wijs〉 • waartoe dient het te, wat heeft het voor zin omservir à qc. • tot, voor iets dienen; (aan) iets ten goede komenservir à qn. • iemand ten goede komen, te pas komencela peut encore servir • dat kan nog dienst doen→ pointII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in dienst zijn van ⇒ dienen, zich in dienst stellen van, helpen3 bedienen4 serveren ⇒ inschenken, opscheppen5 opdienen ⇒ opbrengen, voordienen, voorschotelen6 geven ⇒ uitbetalen, leveren♦voorbeelden:en fait de pluie, nous avons été (bien) servis cet été • wat regen betreft hebben we van de zomer onze portie wel gehad4 qu'est-ce que je vous sers? • wat mag ik u aanbieden?, wat mag ik voor u inschenken?servir chaud • warm opdienenservir à déjeuner à qn. • iemand een ontbijt, lunch voorzetten♦voorbeelden:v1) (be)dienen2) serveren, opslaan [sport]3) helpen4) te pas komen5) serveren, opscheppen6) geven, leveren -
110 sur
sur1 [suur]1 zurig ⇒ rins, zuur————————sur2 [suur]〈 voorzetsel〉1 op ⇒ bovenop, tegen, aan, naar2 boven ⇒ over(… heen)3 over ⇒ aangaande, betreffende4 op ⇒ op grond van, naar, overeenkomstig7 op 〈 verhouding〉 ⇒ per, bij, van♦voorbeelden:1 sur la droite • aan de rechterkant; (naar) rechtsêtre situé sur un fleuve • aan een rivier liggensur les lieux, sur (la) place • ter plaatsela clé est sur la porte • de sleutel zit op, in de deursur la rue • aan de straatkantsur (la) terre et sur mer • te land en ter zeevivre les uns sur les autres • dicht op elkaar(s lip) levenenlever de sur la table • van de tafel weghalen4 sur mesure • op, naar maatcroire qn. sur parole • iemand op zijn woord gelovense régler sur qn. • zich naar iemand richten5 sur les onze heures • tegen elven, om een uur of elfaller sur ses vingt ans • bijna twintig zijnêtre sur son départ • op het punt staan te vertrekken6 sur ce • daarop, daarna, en nufermer la porte sur soi • de deur achter zich dichtdoen(je le jure) sur ma vie • ik mag doodvallen als het niet waar isavoir sur soi • bij zich hebben1. adj 2. prép1) op2) boven, over...heen3) over, betreffende4) tegen, bijna [tijd]5) na [tijd]6) over -
111 sûr
sur1 [suur]1 zurig ⇒ rins, zuur————————sur2 [suur]〈 voorzetsel〉1 op ⇒ bovenop, tegen, aan, naar2 boven ⇒ over(… heen)3 over ⇒ aangaande, betreffende4 op ⇒ op grond van, naar, overeenkomstig7 op 〈 verhouding〉 ⇒ per, bij, van♦voorbeelden:1 sur la droite • aan de rechterkant; (naar) rechtsêtre situé sur un fleuve • aan een rivier liggensur les lieux, sur (la) place • ter plaatsela clé est sur la porte • de sleutel zit op, in de deursur la rue • aan de straatkantsur (la) terre et sur mer • te land en ter zeevivre les uns sur les autres • dicht op elkaar(s lip) levenenlever de sur la table • van de tafel weghalen4 sur mesure • op, naar maatcroire qn. sur parole • iemand op zijn woord gelovense régler sur qn. • zich naar iemand richten5 sur les onze heures • tegen elven, om een uur of elfaller sur ses vingt ans • bijna twintig zijnêtre sur son départ • op het punt staan te vertrekken6 sur ce • daarop, daarna, en nufermer la porte sur soi • de deur achter zich dichtdoen(je le jure) sur ma vie • ik mag doodvallen als het niet waar isavoir sur soi • bij zich hebbenadj1) zeker, overtuigd2) veilig, betrouwbaar3) vaststaand -
112 titre
titre [tietr]〈m.〉1 titel ⇒ hoedanigheid, kwalificatie2 rechtstitel ⇒ akte, bewijsstuk4 effect ⇒ waardestuk, waardepapier6 gehalte♦voorbeelden:titre de noblesse • adelbriefà titre d'ami • als vriendà titre d' essai • bij wijze van proefà titre d' information • ter informatieà ce titre • om die reden, in dat opzichtà titre de réciprocité • op basis van wederkerigheidà titre bénévole • kosteloos, vrijwilligà titre exceptionnel • bij wijze van uitzonderingà titre honorifique • als bewijs van eerà titre personnel • persoonlijk, op persoonlijke titelà plus d'un titre, à plusieurs titres • in meer dan één opzicht, om verschillende redenenau même titre • op dezelfde wijzeau même titre que • evenals, op dezelfde wijze alsau titre de l'article 10 • krachtens, uit hoofde van artikel 10en titre • vast aangesteld, officieelêtre admis sur titres • toegelaten worden op grond van diploma'stitres de propriété • eigendomsbewijsà juste titre • terechtà titre gratuit • gratisà quel titre • met welk recht, om welke redenavance sur titres • lening op onderpand〈 communicatie(media)〉 les grands titres de l'actualité • overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen4 titre de rente • obligatie, schuldbewijstitre d'un alliage • gehalte van een legeringor au titre • goud van het voorgeschreven gehaltem1) titel2) hoedanigheid3) akte4) opschrift [boek]5) kop [krant]6) effect, waardepapier7) rechtsgrond8) gehalte -
113 titré
titre [tietr]〈m.〉1 titel ⇒ hoedanigheid, kwalificatie2 rechtstitel ⇒ akte, bewijsstuk4 effect ⇒ waardestuk, waardepapier6 gehalte♦voorbeelden:titre de noblesse • adelbriefà titre d'ami • als vriendà titre d' essai • bij wijze van proefà titre d' information • ter informatieà ce titre • om die reden, in dat opzichtà titre de réciprocité • op basis van wederkerigheidà titre bénévole • kosteloos, vrijwilligà titre exceptionnel • bij wijze van uitzonderingà titre honorifique • als bewijs van eerà titre personnel • persoonlijk, op persoonlijke titelà plus d'un titre, à plusieurs titres • in meer dan één opzicht, om verschillende redenenau même titre • op dezelfde wijzeau même titre que • evenals, op dezelfde wijze alsau titre de l'article 10 • krachtens, uit hoofde van artikel 10en titre • vast aangesteld, officieelêtre admis sur titres • toegelaten worden op grond van diploma'stitres de propriété • eigendomsbewijsà juste titre • terechtà titre gratuit • gratisà quel titre • met welk recht, om welke redenavance sur titres • lening op onderpand〈 communicatie(media)〉 les grands titres de l'actualité • overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen4 titre de rente • obligatie, schuldbewijstitre d'un alliage • gehalte van een legeringor au titre • goud van het voorgeschreven gehalteadj -
114 ton
ton1 [tõ]〈m.〉3 tint ⇒ toon, kleur(schakering), hoofdkleur4 toon ⇒ stijl, manier (van optreden), (spreek)trant♦voorbeelden:ton frappé • accentsur tous les tons • in alle toonaarden, op alle mogelijke manierenton de voix familier • gewone toon, bekende stemfaire baisser le ton à qn. • iemand een toontje lager laten zingen(faire) chanter sur un autre ton • uit een ander vaatje (laten) tappenélever, hausser le ton • zijn, haar stem verheffenne le prenez pas sur ce ton • sla niet zo'n (hoge) toon aan, neem het niet zo hoog opton majeur, mineur • grote, kleine hele toonton principal d'un morceau • grondtoon van een muziekstukse mettre dans le ton • stemmensortir du ton • detoneren, uit de toon rakentons rompus • gebroken kleuren, kleuren met diverse schakeringenêtre dans le ton • harmoniëren, bij elkaar passencette couleur n'est pas dans le ton • deze kleur vloektton sur ton • kleur op kleurle bon ton • de goede toon, goede manierenavoir le ton, être dans le ton • ‘in’ zijn, bij de tijd zijnchanger de ton • een andere toon aanslaanne pas être dans le ton • uit de toon vallense mettre au ton de qn. • iemand nadoen, iemand als voorbeeld nemense mettre dans le ton • zich aanpassen, mee gaan doende bon ton • zoals het hoort, smaakvol————————ton2 [tõ],1 jouw ⇒ van jou, je→ pommeI m1) toon, klank2) toonsoort, toonhoogte [muziek]3) tint, kleur4) stijl, manier (van optreden)II = ta; = tes; adjjouw, je, van jou -
115 tout
tout1 [toe]〈m.〉1 geheel ⇒ totaal, alles2 hoofdzaak ⇒ (het) belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:risquer le tout pour le tout • alles op het spel zetten(ne) … (pas) du tout • helemaal niet, absoluut nietdu tout • helemaal nietdu tout au tout • helemaal, volledig————————tout2 [toe],1 (ge)heel ⇒ volledig, een en al3 〈 elliptisch〉(bestemd, geschikt) voor ieder(e) ⇒ met alle …, van alle …♦voorbeelden:en toute simplicité • in alle eenvoudil est toute simplicité • hij is een en al eenvoud, hij is de eenvoud zelvetout le temps • voortdurend, aldoor, altijd2 tout un chacun • een ieder, iedereentous (les) deux • allebei, alle tweetous les deux jours • om de andere dagtout ce qu'il y a de gens connus • alle bekende mensenc'est sérieux? tout ce qu'il y a de plus sérieux • echt waar?, honderd procent serieus, ik meen het echt(film) tous publics • (film) voor ieder publiek, voor een breed publiekvéhicule tous terrains • terreinwagen, -voertuig, jeeppour tout (bagage) • als enige (bagage)————————tout3 [toe],1 alles ⇒ allemaal, allen, iedereen♦voorbeelden:avoir tout de • alle eigenschappen hebben vanpour tout dire • al met alc'est tout dire • daarmee is alles gezegdce sera tout pour aujourd'hui • daar zullen we het vandaag bij latentous (au)tant que nous sommes • wij allen, zonder uitzonderingaprès tout • tenslotte, alles welbeschouwden tout et pour tout • niet meer dan, alles bij elkaarenvers et contre tous • tegen iedereenpar-dessus tout, au-dessus de tout • bovenal, vooralvoilà tout • dat is alles¶ comme tout • heel erg, vreselijket tout • en zo, en wat dies meer zijet tout et tout • enzovoort, enzovoort————————tout4 [toe]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, zeer, bijzonder, helemaal3 geheel en al ⇒ een en al, niets dan♦voorbeelden:1 tout juste • nog maar net, op het nippertjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor, vol aandacht zijnc'est tout un • dat is precies hetzelfdetout aussi grand que • (precies) even groot alsêtre tout à ses projets • helemaal opgaan in zijn, haar plannentout à vous • geheel tot uw beschikking, tot uw dienst¶ tout d'abord • allereerst, voor allestout enfant, tout gosse • als kind al …tout à fait • helemaal, preciestout au moins • op z'n (aller)minsttout au plus • hoogstensle tout dernier, premier • de allerlaatste, allereersteà tout jamais • voor altijdtout de même • tochtout en marchant, il m'a raconté • terwijl we liepen, onder het lopen vertelde hij metout en étant riche, il vit très simplement • hoewel hij rijk is, leeft hij erg eenvoudigtout riche que je suis • hoe rijk ik ook ben1. m1) geheel, totaal2) hoofdzaak3) heelal2. tout, tous, toutespron1) alles2) allemaal, iedereen3. tout, toute, tous, toutesadj1) geheel, volledig2) elk, ieder3) bestemd voor4. adv1) heel, erg, helemaal2) zuiver3) geheel en al -
116 tremper
tremper [trãpee]1 weken ⇒ in het vocht liggen, in het water staan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dopen ⇒ indompelen, natmaken, soppen♦voorbeelden:v3) indompelen4) aanlengen5) harden, stalen -
117 truquer
truquer [truukee]1 trucs gebruiken ⇒ foefjes toepassen, vals spelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vervalsen ⇒ namaken, trukeren♦voorbeelden:v1) trucs gebruiken, vals spelen2) vervalsen, namaken3) trucages toepassen (bij) [film] -
118 antivol
-
119 dès
dès [de]〈 voorzetsel〉1 〈 tijd〉(onmiddellijk) vanaf (… al) ⇒ sinds (… al)♦voorbeelden:dès à présent • voortaan -
120 au, du premier coup
au, du premier coup————————au, du premier coupbij de eerste (de beste) poging, keer
См. также в других словарях:
-bij — bij, bija, biont, biotički, biotik, bioza DEFINICIJA kao drugi dio riječi znači živ, živo biće, življenje, živući, koji je živ, životno [protobiont; eubiotički; antibiotik; simbioza] ETIMOLOGIJA grč. bios: živ, koji živi; bíon: živući; živo biće; … Hrvatski jezični portal
bijəltəx’ — I (Gəncə) nadinc. – Yaman bijəltəx’ uşaxlardı, əllərinnən yoldan keşməy olmur II (Şuşa) kələkbaz, bic. – Çox bijəltəx’ gədədi bizim bu Məhi, heş allatmax olmur onu … Azərbaycan dilinin dialektoloji lüğəti
bijəngənə — (Ağdam, Bərdə, Şuşa) bax bijəngə. – Bir bijəngənədi ki, o, gəl görəsən (Şuşa) … Azərbaycan dilinin dialektoloji lüğəti
bijəndər — (Qazax) kələkbaz, hiyləgər. – Belə bijəndər adam olmaz … Azərbaycan dilinin dialektoloji lüğəti
Bij Tijn op de Gracht — (Амстердам,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Prinsengracht 292, Амстердам … Каталог отелей
Bij Jans B&B — (Хилваренбек,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Tilburgseweg 25, 5081 XH Хилваренбек … Каталог отелей
Bij Marie — (Хюйцен,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Vissersstraat 26, 1271 VG Хюйцен, Нидерланды … Каталог отелей
Bij Oene en Marieke — (Лис,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Lies 63, 8895 KS Лис, Нидерланды … Каталог отелей
Bij 't Vuur — war ein niederländischer Hersteller von Automobilen. Inhaltsverzeichnis 1 Unternehmensgeschichte 2 Fahrzeuge 3 Literatur 4 Weblinks … Deutsch Wikipedia
Bij De Vuurtoren — (Холлум,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Oranjeweg 41, 9161 CB Холлум, Нидерлан … Каталог отелей
Bij Anne Wine — (Kloosterburen,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Hoofdstraat 69, 9977 RC Kloosterbu … Каталог отелей