-
41 attach
v. vastmaken, verbinden; hechten; toevoegen, bijvoegen; aanhechten[ ətætsj]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)hechten ⇒ vastmaken, verbinden, toevoegen♦voorbeelden:deeply attached to her brother • zeer aan haar broer gehechtattach too much importance to something • ergens te zwaar aan tillenattach oneself to a group • zich bij een groep aansluitenattach oneself to something/someone • zich aan iets/iemand hechten -
42 capital
adj. belangrijk; hoofd-; doodsoordeel--------n. hoofdstad; kapitaal; hoofdletters van paginacapital1[ kæpitl]♦voorbeelden:1 kapitaal♦voorbeelden:fixed capital • vast kapitaal〈 economie〉 registered capital • maatschappelijk/vennootschappelijk kapitaal————————capital2♦voorbeelden:capital city/town • hoofdstadof capital importance • van levensbelangcapital letter • hoofdletter, kapitaalcapital offence/crime • halsmisdaadcapital punishment • doodstrafcapital sin/vice • doodzonde, hoofdzonde¶ capital! • kapitaal!, kostelijk! -
43 critical
adj. kritiek[ krittikl]2 kritiek ⇒ beslissend, cruciaal♦voorbeelden:1 critical thinker • kritisch/onafhankelijk denkerbe critical of something • ergens kritisch tegenover staanthe patient's condition is critical • de toestand van de patiënt is kritiekcritical writings • kritische geschriften/artikelen, kritieken -
44 marginal
adj. bijkomstig, te verwaarlozen; rand-; in de rand geschreven[ ma:dzjinl]1 marginaal ⇒ in de marge/kantlijn geschreven2 marginaal ⇒ miniem, onbeduidend, bijkomstig♦voorbeelden:marginal land • marginaal bouwland -
45 notwithstanding
adv. desondanks--------prep. hoewel; ondanksnotwithstanding11 desondanks ⇒ ondanks dat, toch————————notwithstanding2〈voorzetsel; soms achtergeplaatst〉 〈 formeel〉♦voorbeelden:1 his thesis was rejected, its importance notwithstanding • zijn dissertatie werd geweigerd ondanks het belang ervan————————notwithstanding3〈 voegwoord〉♦voorbeelden:1 recognisable, notwithstanding he had been away so long • herkenbaar, hoewel hij zo lang was weggeweest -
46 of
prep. van; in; opof4 betreffende ⇒ over, van, met betrekking tot9 〈relatie individu-klasse; onvertaald〉♦voorbeelden:rob someone of his happiness • iemand van zijn geluk berovenupwards of an hour • meer dan een uurgo wide of the mark • ver naast het doel schietenwithin a month of their wedding • minder dan een maand voor/na hun huwelijkit fell within four inches of her • het viel geen tien centimeter van haar vandaanproduce of France • Frans productthat's too much to ask of Jane • dat is te veel van Jane gevraagdof necessity • uit noodzaakdie of shame • doodgaan van schaamteit tastes of sugar • het smaakt naar suikera dress of her own making • een zelfgemaakte jurkof itself • vanzelf, uit zichzelfthat's sweet of you • dat is lief van jea distance of 50 km • een afstand van 50 kma gown of silk • een zijden gewaadthey had a hard time of it • ze hebben het hard te verduren gehadthe truth of the story • de waarheid over dit verhaalquick of understanding • snel van begripa girl of infinite good humour • een meisje dat altijd goedgehumeurd isa child of six • een kind van zes jaarthe battle of Waterloo • de slag bij Waterloobe of importance/value • van belang/waarde zijn, belang/waarde hebben6 a book of May's • een boek van May, een van Mays boekenlook at that sweater of hers! • kijk eens naar die trui van d'r!love of nature • liefde voor de natuurin pursuit of success • op zoek naar succesnone of his friends • geen van zijn vriendenof all the impudence! • wat een brutaliteit!twenty years of marriage • twintig jaar huwelijkyou of all people! • uitgerekend/juist jij!five of us • vijf mensen van/uit onze groepthe Isle of Man • het eiland Manthe month of May • de maand mei -
47 ooze
n. modder, slik (op bodem van rivier); stroompje--------v. bubbelen; sijpelen; uitlekken (van informatie)ooze1[ oe:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 modder ⇒ slijk, drab————————ooze21 (binnen/door/in)sijpelen ⇒ doordringen, druipen, druppelen♦voorbeelden:1 ooze out of/from • sijpelen/lekken uitooze with • druipen/doortrokken zijn vanhis letter oozed with hatred • zijn brief zat vol hatelijke toespelingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:they ooze self-importance • de verwaandheid druipt van hen af -
48 order
n. volgorde, orde; stand; bevel; bestelling--------v. ordenen; bestellen; bevelen; leidenorder1[ o:də]1 orde 〈 ook biologie, natuurkunde, wiskunde〉 ⇒ stand, rang, (sociale) klasse/laag; 〈 formeel〉 soort, aard2 (klooster/ridder)orde♦voorbeelden:clerical order • geestelijke stand/cleruspoetry of a high order • eersteklas poëzie〈 Brits-Engels〉 in/of/ 〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • in de orde (van grootte) van, ongeveer, om en (na)bij¶ 〈 Brits-Engels〉 an order to view • een bezichtigingsbriefje 〈 van makelaar gekregen, tot bezichtiging van huis〉take (holy) orders • (tot) priester (gewijd) worden〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • zoals, in de stijl van3 bestelling ⇒ order, levering(sopdracht)♦voorbeelden:make/issue an order • een bevel uitvaardigenobey orders • een bevel/bevelen gehoorzamen/opvolgentake one's orders from • zijn bevelen krijgen van/uitby order of • op bevel/in opdracht vanon doctor's orders • op doktersvoorschriftbe under orders to • bevel (gekregen) hebben teunder the orders of • onder bevel/aanvoering vanorder to pay • betalingsmandaatorder to transfer • (giro-)overschrijvingorder for payment • assignatie, betalingsopdrachtissue an order for the payment of • opdracht/order geven tot uitbetaling vancheque to order • cheque aan orderpayable to the order of • betaalbaar aan de order van3 two orders of French fries • twee porties friet/patatplace an order for something • iets bestellenbe on order • in bestelling/besteld zijn→ tall tall/1 (rang/volg)orde ⇒ op(een)volging2 ordelijke schikking/inrichting/toestand ⇒ orde(lijkheid), ordening; geregeldheid, netheid; 〈 leger〉 opstelling; stelsel, (maatschappij)structuur4 orde ⇒ tucht, gehoorzaamheid5 bedoeling ⇒ doel, intentie♦voorbeelden:in order of importance • volgens/in (volg)orde van belangrijkheidout of order • niet in/op volgordethe order of things • de orde der dingenin good order • piekfijn/netjes in ordeleave one's affairs in order • orde op zaken stellenput/set something in order • orde scheppen in ietsout of order • defect, buiten gebruik/werking3 Order! (Order!) • Tot de orde!rise to a point of order • een procedurekwestie stellencall someone to order • iemand tot de orde roepencall (a meeting) to order • een vergadering voor geopend verklaren〈 formeel〉 in order • in orde, in overeenstemming met de regels, geoorloofdbe out of order • buiten de orde/het reglement van orde gaan 〈 van spreker〉; (nog) niet aan de orde zijn 〈 van voorstel, zaak enz.〉keep order • de orde bewaren/handhavenin order to • om, teneinde————————order21 bevelen ⇒ het bevel hebben/voerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ordenen ⇒ in orde brengen, (rang)schikken2 (een) bevel/order/opdracht geven ⇒ het bevel geven (tot); verordenen, gelasten; verzoeken om; voorschrijven 〈 van dokter〉♦voorbeelden:order someone a month's rest • iemand een maand rust voorschrijvenhe ordered the troops to open fire • hij gaf de troepen bevel het vuur te openen¶ order someone about/around • iemand (steeds) commanderen/voortdurend de wet voorschrijvenorder home • naar huis/het vaderland (terug)sturenorder someone off • van/uit het veld sturen 〈 van scheidsrechter〉order round • laten komen/halen→ order out order out/ -
49 outstanding
adj. uitstekend; opvallend; aannemelijk; moet afgelost worden; is nog niet afbetaald; wordt behandeld[ autstænding]1 opmerkelijk ⇒ bijzonder, markant; voortreffelijk, eminent2 onafgedaan ⇒ onbeslist; onbetaald♦voorbeelden:outstanding work • werk dat nog afgehandeld moet worden -
50 overriding
adj. doorslaggevend, eerste in voorkeur; belangrijker dan alle anderen; met betrekking tot een manuele uitvoering die een automatische uitvoering vermijdt; annulering van een beslissing of bevoegdheid van iemand anders (in bijzonder van een lagere rang)overriding♦voorbeelden: -
51 paramount
-
52 particular
adj. speciaal; ongewoon; gedetailleerd; pietleuterig; precies--------n. individu; voorwerpparticular1[ pətikjoelə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:go into particulars • in detail tredenin particular • in het bijzonder, voornamelijk————————particular21 bijzonder ⇒ afzonderlijk, individueel3 omstandig ⇒ uitvoerig, gedetailleerd♦voorbeelden:my particular opinion • mijn persoonlijke meninghe's not over particular • hij neemt het zo nauw nietII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 bijzonder ⇒ uitzonderlijk, merkwaardig♦voorbeelden:for no particular reason • zomaar -
53 place
n. plaats; plaats (in maatschappij, werk etc.); taak--------v. plaatsen; neerzetten; aanstellen; thuisbrengenplace1[ plees]4 stand ⇒ rang, positie♦voorbeelden:come round to my place some time • kom eens (bij mij) langs〈 spreekwoord〉 there's no place like home • zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens2 place of worship • kerk, kapel4 know one's place • zijn plaats kennen/weten♦voorbeelden:fall into place • duidelijk zijnlay/set a place for someone • voor iemand dekken〈 figuurlijk〉 put/keep someone in his (proper) place • iemand op zijn plaats zetten/houdentake your places • neem uw plaatsen inin places • hier en daar————————place2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:place an order for goods • goederen bestellenplace a telephone-call • een telefoongesprek aanvragen -
54 primary
adj. eerst, eerste; primair; wezenlijk; fundamenteel; hoofdzakelijk, essentieel--------n. vroege verkiezingen (met bijvoeging van het woord "verkiezingen")primary1[ prajmrie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: primaries〉————————primary2♦voorbeelden:of primary importance • van het allergrootste belangII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:primary colour • primaire kleurprimary education/school • basisonderwijs/school -
55 prime
adj. hoofd-; hoofdzaak; uitgelezen, prima; essentieel; voortreffelijk--------n. hoogste volmaaktheid, bloei, hoogtepunt; priemgetal (wisk.)--------v. (motor) opgang brengen; opladen; beginnen; klaarmaken (voor gebruik)prime1[ prajm] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:she's well past her prime • ze is niet jong meer————————prime2♦voorbeelden:the prime meridian • de nulmeridiaanprime motive • hoofdmotief————————prime3〈 werkwoord〉3 〈 techniek, technologie〉 op gang brengen 〈 door ingieten van water of olie〉 ⇒ voeden 〈 pomp〉, injecteren 〈 motor〉♦voorbeelden: -
56 trifling
-
57 utmost
adj. beste, uiterste, grootste--------n. het allermeest, uitersteutmost1♦voorbeelden:————————utmost21 uiterst ⇒ hoogst, grootst♦voorbeelden: -
58 vital
adj. energiek, levendig, vitaal[ vajtl]1 essentieel ⇒ van wezenlijk belang, onmisbaar♦voorbeelden:of vital importance • van vitaal belanga vital question • een vitale kwestieII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:vital parts • vitale delen
См. также в других словарях:
importance — [ ɛ̃pɔrtɑ̃s ] n. f. • 1361; it. importanza, du lat. importare → 2. importer 1 ♦ Caractère de ce qui est important. ⇒ intérêt. Mesurer l importance d un événement. ⇒ dimension, gravité, portée. « Ces questions de langage me paraissent de haute… … Encyclopédie Universelle
importance — importance, consequence, moment, weight, significance, import are comparable when they denote the quality or the character or the state of someone or something that impresses others as of great or sometimes eminent worth, value, or influence.… … New Dictionary of Synonyms
Importance — is a notion of ecommerce (and other) systems that use a combination of user contribution and viewer ranking to determine a contributors value. A contributor who writes 1,000 product reviews but has them all ranked negatively by the viewing… … Wikipedia
importance — Importance, Momentum, Pondus rei. Chose d importance, Res idonea de qua quaeratur, Res momentosa. Chose de si grande importance, Res magni momenti. Tu n as pas encores ouy ce qui est de plus grande importance, Nondum audisti quod est grauissimum … Thresor de la langue françoyse
importance — Importance. subst. f. Consequence, ce qui fait qu une chose est importante. Il est de grande importance de bien commencer une affaire. c est une affaire d importance. l importance de la chose, de l affaire est que, &c. c est une affaire de plus… … Dictionnaire de l'Académie française
importance — [im pôrt′ ns] n. [MFr < OIt importanza] 1. the state or quality of being important; significance; consequence 2. Obs. a) a matter or consequence b) import, or meaning c) importunity SYN. IMPORTANCE, the broades … English World dictionary
Importance — Im*por tance, n. [F. importance. See {Important}.] 1. The quality or state of being important; consequence; weight; moment; significance. [1913 Webster] Thy own importance know, Nor bound thy narrow views to things below. Pope. [1913 Webster] 2.… … The Collaborative International Dictionary of English
Importance Sampling — ist ein Begriff aus dem Bereich der stochastischen Prozesse, der die Technik zur Erzeugung von Stichproben anhand einer Wahrscheinlichkeitsverteilung beschreibt. Importance Sampling wird benutzt, um die Effizienz von Monte Carlo Simulationen zu… … Deutsch Wikipedia
importance — UK US /ɪmˈpɔːtəns/ noun [U] ► the quality of being important: »Some managers acknowledge the importance of balancing work and family, and believe it necessary to design specific policies … Financial and business terms
importance — (n.) c.1500, from M.Fr. importance or directly from M.L. importantia, from importantem (see IMPORTANT (Cf. important)) … Etymology dictionary
importance — [n1] significance, weight accent, attention, bearing, caliber, concern, concernment, consequence, denotation, distinction, drift*, effect, emphasis, force, gist*, gravity, import, influence, interest, materiality, moment, momentousness,… … New thesaurus