-
101 occupant
n. bewoner/woonster; inzittende (v. auto)[ okjoepənt]1 bezitter/ster ⇒ 〈 in het bijzonder〉 landbezitter/ster2 bewoner/woonster4 bekleder/kleedster 〈 van ambt〉 -
102 patrol car
-
103 pull up
naar voren gaan, vorderingen maken, vooruit gaan, ophalen; stoppen, stilhouden; uittrekken, uitrukken; omhoog halen; tot de orde roepenpull up1 naar voren gaan ⇒ vorderingen maken, bijhalen2 stoppen♦voorbeelden:1 his horse pulled up with/to mine • zijn paard haalde het mijne bij/inII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 this test pulled me up a little • deze test trok mijn cijfer enigszins op/omhoog -
104 reverse gear
-
105 reversing light
n. witte achterlamp van auto om aan te geven dat de auto achteruit rijdt of gaat rijden, achteruitrijlichten -
106 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen -
107 sleek
adj. zacht en glanzend; (te) keurig verzorgd; mooi gestroomlijnd (v. auto)--------v. gladmaken (strijken), glanzend makensleek1[ slie:k] 〈bijvoeglijk naamwoord; sleekness〉————————sleek2〈 werkwoord〉 -
108 speed
n. snelheid; drugsoort om energie te krijgen; versnelling (bij auto)--------v. (te) snel rijden, de maximumsnelheid overschrijden; snellen; sneller gaan rijden; verhaasten, opjagenspeed1[ spie:d]1 (rij)snelheid ⇒ vaart, gang♦voorbeelden:(at) full speed • et volle kracht, in volle vaartat a speed of • met een snelheid van————————speed2♦voorbeelden:1 speed up • sneller gaan rijden, gas geven3 speed up! • haast je wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verhaasten ⇒ haast doen maken, opjagen♦voorbeelden: -
109 spoiler
n. iemand die iets kapot maakt, opheffen (ook in computers); spoiler (auto of vliegtuig onderdeel om de snelheid te vertragen)[ spojlə] -
110 steering wheel
-
111 the car pulled alongside ours
the car pulled alongside oursde auto kwam naast de onze rijden, de auto stopte naast de onze -
112 turn over
omdraaien, omslaan (blad), doorbladeren; kantelen; overschakelen (op); omgooien; overdragen, uitleveren, overleveren, overdoen; een omzet hebben vanturn over1 zich omkeren/omdraaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omkeren ⇒ omdraaien, op zijn kop zetten♦voorbeelden:5 the burglar was turned over to the police • de inbreker werd aan de politie overgeleverd/overgedragen -
113 vintage car
-
114 visor
n. vizier (v. helm); klep (v. pet); zonneklep (in auto)--------v. Een vizier op doen[ vajzə] -
115 wheel
n. wiel; rad; stuur; omweg; omdraaiende beweging; terugkeer--------v. rollen, rijden; zich omkeren/omdraaien; duwen, trekkenwheel1[ wie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wiel ⇒ rad; draaischijf2 stuur ⇒ stuurrad/wiel, roer♦voorbeelden:4 on wheels • per auto, met de wagen¶ go on (oiled) wheels • op rolletjes lopen, gesmeerd gaanoil the wheels • vlekkeloos laten verlopen, smerenthere are wheels within wheels • het zit zeer ingewikkeld in elkaar→ big big/————————wheel2♦voorbeelden:¶ wheeling and dealing • ritselen, gesjacher, gemarchandeerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 duwen/trekken 〈 iets op wieltjes〉 ⇒ (ver)rijden, rollen♦voorbeelden:they wheeled the patient back to his room • ze reden de patiënt terug naar zijn kamerthey wheeled in the victims • zij reden de slachtoffers naar binnen -
116 windscreen
-
117 BMW
BMW, Duits bedrijf en fabrikant van auto's en bromfietsen; merknaam van Duitse luxueuze autoBMW (Bayerische Motoren Werke {Bavarian Motor Works}) -
118 DRL
lamp gebruikt voor verbeteren van zichtbaarheid van een auto wanneer de auto gedurende het daglicht van voren wordt gezienDRL (daytime running light) -
119 General Motors
General Motors, groot Amerikaans vennootschap voor productie van auto's en auto-onderdelen -
120 automaking
n. auto-industrie, productie van auto's
См. также в других словарях:
auto — auto … Dictionnaire des rimes
Auto- — Auto … Deutsch Wörterbuch
auto- — ♦ Élément, du gr. autos « soi même, lui même » : autoanalyse, autodérision. ⊗ CONTR. Hétér(o) ; allo . ● auto Préfixe, du grec autos, soi même, lui même (autodidacte, autodéfense), ou du français automobile (autocar, auto école). auto élément, du … Encyclopédie Universelle
auto — [ oto ] n. f. • 1896; abrév. de automobile, souvent masc. jusqu en 1915 1920 ♦ Automobile. ⇒ voiture(plus cour.). L auto. ⇒ automobile, automobilisme. Le Salon de l auto. Faire le voyage en auto. ♢ Spécialt, cour. Autos électriques des foires.… … Encyclopédie Universelle
Auto de fe — Saltar a navegación, búsqueda Auto de Fe, de Francisco Ricci (1683). Museo del Prado. Los autos de fe fueron una manifestación pública de la Inquisición. Si la sentencia de la Inquisición era condenatoria, implicaba que el co … Wikipedia Español
auto — au‧to [ˈɔːtəʊ ǁ ˈɒːtoʊ] noun 1. [countable] MANUFACTURING another name for Automobile, especially when talking about the car industry: • auto manufacturers • Japan s auto dealerships are controlled by the producers. 2 … Financial and business terms
AUTO DA FÉ — ( Act of Faith ), name given in Portugal to the ceremony of the pronouncing of judicial sentence by the Inquisition and the reconciliation of penitents: the corresponding Spanish form is Auto de Fé, the Italian Atto di Fede, etc. While the… … Encyclopedia of Judaism
auto- — pref. Exprime a noção de próprio, de si próprio, por si próprio. ‣ Etimologia: grego autós, ê, ó, eu mesmo, ele mesmo, mesmo • Nota: É seguido de hífen quando o segundo elemento começa por vogal, h, r ou s (ex.: auto estima, auto hemoterapia … Dicionário da Língua Portuguesa
Auto GP — Категория Одноместная Страна или регион … Википедия
Auto — can be:*The Greek word for self [ [http://www.etymonline.com/index.php?search=auto Online Etymology Dictionary] ] *An automobile *An auto rickshaw *Short for automatic *A brand of car, Auto, from France *A form of Portuguese dramatic play *An… … Wikipedia
auto — sustantivo masculino 1. Uso/registro: restringido. Automóvil: Se ha comprado un auto más potente. Ha dejado el auto en el aparcamiento. 2. Área: derecho Resolución judicial, fundada, que decide sobre cuestiones parciales o secundarias, para las… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española