-
1 cart
n. wagon; wagen--------v. vervoeren in een kar, binnenhalencart1[ ka:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kar♦voorbeelden:————————cart2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:cart off a prisoner • een gevangene (hardhandig) afvoeren -
2 cartload
n. hoeveelheid die een kar draagt of houdt; inhoud van een kar; (Informeel) grote hoeveelheid van ietscartload -
3 drayman
n. bestuurder van een kar, iemand die een kar berijdt om zware ladingen te vervoeren -
4 CAB
n. taxi; wagen, kar; cabine van de chauffeur〈 afkorting〉1 [Citizens Advice Bureau] 〈 Groot-Brittannië〉 -
5 barrow boy
-
6 brake
n. rem; bosje; kar, wagen--------v. remmenbrake1[ breek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rem♦voorbeelden:slam the brakes on • hard op het rempedaal trappen————————brake2〈 werkwoord〉 -
7 bus
n. autobus; (in computers); kanaal, het elektronische communicatiekanaal tussen de verschillende delen van de computer voor het overbrengen van gegevens--------v. met de bus gaan, met de bus vervoeren; leerlingen met de bus vervoeren naar een ander schooldistrict om racistische integratie te bewerkstelligen; werken als iemand die tafels schoonmaakt in een restaurant of cafeteriabus1[ bus] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: Amerikaans-Engels ook busses〉♦voorbeelden:1 catch/miss the bus • de bus halen/missengo by bus • de bus nemen————————bus2〈werkwoord; bussed〉1 met de bus gaan/vervoeren ⇒ de bus nemen, per bus reizen; op de bus zetten; 〈 in het bijzonder, Amerikaans-Engels〉 vervoeren/vervoerd worden per bus naar geïntegreerde scholen 〈 blanke en zwarte kinderen〉 -
8 cab
-
9 cabriolet
n. kar, karretje; auto met een opklapbaar dak[ kæbriəlee] -
10 coster
n. (Brits-Engels gebruik) een straatverkoper die fruit, groente of vis op een kar verkoopt→ termonger costermonger/ -
11 float
n. drijvend voorwerp, vlot, boei; drijflichaam; luchttank (bij vliegtuig voor het drijven op water)--------v. drijven, laten drijven; laten varen; zweven; stichten, oprichten; op de beurs verkopenfloat1[ floot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 drijvend voorwerp ⇒ vlot, boei, dobber4 geldbedrag ⇒ contanten, kleingeld————————float23 zweven♦voorbeelden:the scene floated before my eye • het tafereel zweefde me voor de ogenII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 in omloop brengen ⇒ voorstellen, rondvertellen♦voorbeelden:float a rumour • praatjes in de wereld brengen -
12 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
13 trap
n. valstrik; dek--------v. in de val laten lopentrap1[ træp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 val ⇒ (val)strik, hinderlaag; strikvraag2 sifon ⇒ hevel, stankafsluiter3 (op)vangapparaat ⇒ (afvoer)filter; afvalfilter6 tweewielige koets/kar ⇒ wagentje, hondenkar♦voorbeelden:1 lay/set a trap • een val (op)zetten, een strik spannen8 shut your trap! • hou je kop!————————trap2〈 trapped〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be trapped • opgesloten zitten, in de val zitten, vastzitten -
14 wagon
n. wagon; wagen♦voorbeelden:¶ be/go on the (water) wagon • geheelonthouder zijn/worden -
15 water cart
n. kar die water in een tank vervoert (in bijzonder met fris water voor verkoop)water cart -
16 wheel
n. wiel; rad; stuur; omweg; omdraaiende beweging; terugkeer--------v. rollen, rijden; zich omkeren/omdraaien; duwen, trekkenwheel1[ wie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wiel ⇒ rad; draaischijf2 stuur ⇒ stuurrad/wiel, roer♦voorbeelden:4 on wheels • per auto, met de wagen¶ go on (oiled) wheels • op rolletjes lopen, gesmeerd gaanoil the wheels • vlekkeloos laten verlopen, smerenthere are wheels within wheels • het zit zeer ingewikkeld in elkaar→ big big/————————wheel2♦voorbeelden:¶ wheeling and dealing • ritselen, gesjacher, gemarchandeerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 duwen/trekken 〈 iets op wieltjes〉 ⇒ (ver)rijden, rollen♦voorbeelden:they wheeled the patient back to his room • ze reden de patiënt terug naar zijn kamerthey wheeled in the victims • zij reden de slachtoffers naar binnen -
17 yoke the oxen to the cart
-
18 yoke
n. juk, heerschappij; koppeling; schouderblok met tuig (voor trekdieren); onderdrukking; balans/brug/magneetjuk--------v. onder het juk brengen; in/voorspannen; koppelen, verbindenyoke1[ jook] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.2 ook yoke〉2 koppel ⇒ span, paar♦voorbeelden:pass/come under the yoke • zich onderwerpenthrow off the yoke • in opstand komen tegen de dwingelandij2 three yoke of oxen • drie juk/stel ossen————————yoke2〈 werkwoord〉1 onder een/het juk brengen ⇒ jukken, in/voorspannen♦voorbeelden:yoke someone to another • iemand aan een ander koppelen -
19 you can have that old car if you want
English-Dutch dictionary > you can have that old car if you want
-
20 carriole
n. oude wagen, kleine open koets; overdekte wagen, overdekte kar
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Kar — (and KAR) can represent multiple things:*Kar, the legendary founder of ancient CariaIn entertainment and literature*Karaoke, a musical game/sport/phenomenon and its standard *.kar files * Kar , original title of the 2002 Turkish novel Snow by… … Wikipedia
Kar — 〈n. 11; Geogr.〉 durch Gletscherwirkung entstandene Mulde an Gebirgshängen [wohl mundartlich kar „Gefäß, Topf, Pfanne“ <ahd. kar, got. kas „Gefäß“] * * * Kar, das; [e]s, e [mhd. kar, ahd. char = Schüssel, Geschirr, urspr. = Gefäß, wahrsch. aus… … Universal-Lexikon
Kar — steht für: einen griechischen Gott, siehe Kar (Mythologie) eine Talform eiszeitlicher Entstehung, siehe Kar (Talform) eine Sprache in Buriina Faso, siehe Kar (Sprache) den Originaltitel eines Romans von Orhan Pamuk, siehe Schnee (Orhan Pamuk)… … Deutsch Wikipedia
kar — *kar germ., Substantiv: nhd. Gefäß; ne. vessel; Rekontruktionsbasis: an., ae., as., ahd.; Vw.: s. *ruk ; Interferenz: Lehnwort lat. corbis; Etymologie … Germanisches Wörterbuch
Kar — Sn Gebirgskessel per. Wortschatz obd. (9. Jh., rouhkar 8. Jh.), mhd. kar, ahd. kar, mndd. kar(e) Gefäß Stammwort. Aus g. * kaza n. Gefäß , auch in gt. kas, anord. ker, as. in bī kar Bienenkorb ; auch sonst lebt das Wort noch in speziellen… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Kar — kar формат компьютерных файлов, предназначенных для караоке. Формат Файлы .kar являются набором команд для синтезатора (секвенсора), установленного на компьютере. Особенность и отличие от формата midi только в том, что первый содержит… … Википедия
kar — kár, kar̃ išt. Várna kár, kár, krañksi ne prieš gẽrą … Bendrinės lietuvių kalbos žodyno antraštynas
kar — kár, kar̃ išt. Várna kár, kár, krañksi ne prieš gẽrą … Bendrinės lietuvių kalbos žodyno antraštynas
Kar — Kar: Der aus den dt. Alpenländern stammende Ausdruck für »Mulde vor Hochgebirgswänden, Hochgebirgskessel« ist identisch mit dem noch mdal. bewahrten Substantiv »Kar« »Gefäß, Topf, Pfanne« (mhd. kar »Schüssel, Geschirr, Korb«, ahd. char »Schüssel … Das Herkunftswörterbuch
kar — • kar, bunke, bytta, tina, tunna, kagge, tråg • cistern, reservoar, bassäng techn. • kar, kärl, balja, ho, fat, tråg … Svensk synonymlexikon
kar — sb., ret, kar, rene … Dansk ordbog