-
41 exagéré
exagéré [egzaazĵeeree] -
42 licite
licite [liesiet]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 geoorloofd ⇒ toegelaten, niet verboden ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 op geoorloofde, toegestane, niet verboden wijze -
43 matrimonial
matrimonial [maatriemonjaal],matrimoniaux [maatriemonjoo] -
44 nominal
-
45 préférentiel
préférentiel [preefeerãsjel] -
46 rétroactif
rétroactif [reetro.aaktief] -
47 usuel
usuel1 [uuzuu.el]〈m.〉————————usuel2 [uuzuu.el]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 gebruikelijk ⇒ gewoon, dagelijks, gangbaar ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 gewoonlijk♦voorbeelden:objet usuel • gebruiksvoorwerp -
48 extraordinaire
extraordinaire [ekstraa.ordiener]2 eigenaardig ⇒ bijzonder, ongewoon, vreemd3 buitengewoon ⇒ enorm, ongemeen, ontzettend♦voorbeelden:adj1) buitengewoon2) eigenaardig, vreemd -
49 noble
noble [nobl]1 edel ⇒ statig, nobel♦voorbeelden:style noble • verheven stijldécliner noblement une aumône • een aalmoes waardig afslaan2 un(e) noble • edelman, -vrouw, edele1. m/fedelman/-vrouw2. adj1) edel, nobel2) adellijk, van adel -
50 pénible
pénible [peeniebl]2 verdrietig ⇒ droevig, pijnlijk♦voorbeelden:adj1) moeilijk, lastig, zwaar2) verdrietig, droevig -
51 définitif
définitif [deefienietief]1 definitief ⇒ onherroepelijk ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 afdoend ⇒ 〈 bijwoord ook〉 eens en voor altijd, voorgoed♦voorbeelden:¶ en définitive • ten slotte, uiteindelijk -
52 amical
amical [aamiekaal],amicaux [aamiekoo]♦voorbeelden:adj -
53 ample
-
54 désespéré
désespéré [deezespeeree]3 hopeloos♦voorbeelden:on a retrouvé le corps du désespéré • men heeft het lichaam gevonden van degene die zich van het leven beroofd heeftun(e) désespéré(e) • wanhopigeadj1) wanhopig2) hardnekkig3) hopeloos -
55 direct
direct [dierekt]1 rechtstreeks ⇒ regelrecht, direct♦voorbeelden:chemin le plus direct • kortste wegtrain direct • doorgaande treinun direct • live-uitzendingadjrechtstreeks, direct -
56 effectif
effectif1 [effektief]〈m.〉1 sterkte ⇒ bezetting, grootte♦voorbeelden:l'effectif d'un parti • het aantal leden van een partij————————effectif2 [effektief]♦voorbeelden:1. msterkte, bezetting2. effectifsm pl -
57 essentiel
essentiel [essãsjel]1 wezenlijk ⇒ essentieel, kenmerkend2 onontbeerlijk ⇒ noodzakelijk, fundamenteel, essentieel♦voorbeelden:l' essentiel 〈m.〉 • het belangrijkste, de hoofdzaak1. m 2. essentiel/-elleadj1) wezenlijk, essentieel2) onontbeerlijk, noodzakelijk -
58 évident
évident [eeviedã]♦voorbeelden:1 c'est évident • dat ligt voor de hand, is overduidelijkadjduidelijk, klaarblijkelijk -
59 indistinct
indistinct [ẽdiestẽ(kt)]adjonduidelijk, vaag -
60 méchant
méchant [meesĵã]1 boos(aardig) ⇒ kwaad(aardig), hard, onaangenaam, gemeen2 slecht ⇒ waardeloos, erbarmelijk♦voorbeelden:être méchant comme le diable, la gale, un âne rouge • zo vals als een kat zijnce n'est pas bien méchant • daar steekt geen kwaad in〈 informeel〉 faire le méchant • driftig worden, zich verzetten→ chien1. m (f - méchante) 2. = méchante; méchantadj1) kwaadaardig, hard, gemeen2) slecht, waardeloos3) stout, ondeugend
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский
alleen+bijwoord
Страницы