-
1 large
large1 [laarzĵ]〈m.〉1 breedte2 open, volle zee♦voorbeelden:gagner, prendre le large • het ruime sop kiezenau large de Calais • ter hoogte van Calaistirer au large • er vandoor gaanau, du large! • aan de kant!→ long————————large2 [laarzĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 breed ⇒ ruim, wijd2 groot ⇒ aanzienlijk, belangrijk♦voorbeelden:adj1) breed, ruim2) groot, belangrijk3) ruimdenkend4) royaal -
2 grand
grand1 [grã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 groot ⇒ lang, ruim4 belangrijk ⇒ voornaam, groot6 edel♦voorbeelden:une grande heure • ruim een uurhomme grand • lange manil n'y a pas grand monde • er zijn weinig mensense faire grand • groot wordenà grands frais • tegen hoge kostenen grande pompe • met grote staatsiele grand • het groteun grand • volwassene; oudere leerlinggrands amis • dikke vriendengrand blessé • zwaar gewondegrand buveur • stevige drinkergrand froid • strenge kougrand jour • klaarlichte daggrand teint • kleurechtà grands coups • hevigau grand air • in de open luchtproduire au grand jour • aan het licht brengen, publicerenau grand jamais • nooit of te nimmerla Grande Guerre • de Eerste Wereldoorloggrand homme • beroemd, groot manle grand monde • de hogere standenaller grand train • snel gaanun grand • hooggeplaatst persoongrand prix • eerste prijs6 grandes actions • goede, edele dadende grand coeur • edelmoedig————————grand2 [grã]〈 bijwoord〉1 groot♦voorbeelden:voir grand • grootse plannen hebbenen grand • op grote schaal, grootscheeps1. adj1) groot2) lang, ruim3) hoog4) volwassen5) heftig, intensief6) belangrijk, voornaam7) groot-, opper-8) edel2. adv -
3 largement
largement [laarzĵəmã]〈 bijwoord〉1 wijd ⇒ ruim, aanzienlijk2 rijkelijk ⇒ overvloedig, veel♦voorbeelden:adv1) breed, ruim2) groot, belangrijk3) ruimschoots4) royaal -
4 libéralement
-
5 selon
[səlɔ̃]Préposition segundonous sortirons ou nous resterons selon qu'il fera beau vai depender do tempo ficar bom ou ruim para sairmos ou não* * *[səlɔ̃]Préposition segundonous sortirons ou nous resterons selon qu'il fera beau vai depender do tempo ficar bom ou ruim para sairmos ou não -
6 ample
-
7 cale
-
8 copieux
-
9 étendu
étendu [eetãduu]2 ruim ⇒ wijd, uitgebreid♦voorbeelden:la signification la plus étendue • de ruimste betekenisadj1) uitgespreid2) ruim, wijd3) uitgebreid4) verdund -
10 grandement
-
11 spacieux
spacieux [spaasjeu]= spacieuse; adj -
12 vague
vague1 [vaag]I 〈m.〉1 (het) vage ⇒ (het) onbepaalde, vaagheid, onduidelijkheid2 〈 formeel〉(het) vage, onbestemde karakter♦voorbeelden:laisser qc. dans le vague • iets in het midden latenregarder dans le vague • met een lege blik voor zich uit starenrester dans le vague • zich op de vlakte houdenII 〈v.〉♦voorbeelden:vague de départs • vakantie-uittochtvague de protestations • stortvloed van protestenla nouvelle vague • de nieuwste stroming, de jonge generatie〈 geschiedenis〉 la nouvelle vague • de nouvelle vague 〈 stroming in literatuur, film en theater in Frankrijk rond 1960〉2 vague de cheveux • golf, slag in het haar————————vague2 [vaag]1 vaag ⇒ onbepaald, onduidelijk, onbestemd2 vaag ⇒ wazig, mistig, niet scherpomlijnd♦voorbeelden:concept vague • niet duidelijk gedefinieerd begripil est resté vague et prudent • hij heeft zich op de vlakte gehouden→ terrain1. mvaagheid, ongewisse2. f 3. vaguesm pl4. adj1) vaag, onduidelijk2) mistig3) los, ruim, wijd [kleding] -
13 vaste
-
14 croûte
[kʀut]Nom féminin crosta femininocroûte au fromage ( Suisse) fatia de pão com queijo gratinado e vinho branco* * *croûte kʀut]nome femininola croûte terrestrea crosta terrestrefaire tomber la croûte d'une plaietirar a crosta de uma ferida6 figurado, coloquial bota-de-elásticoc'est une vieille croûteé um velho bota-de-elásticocomerganhar o seu sustento -
15 fou
fou, folle[fu, fɔl]Adjectif (dément) doido(da)(extraordinaire) louco(ca)Nom masculin (aux échecs) bispo masculino(avoir le) fou rire (ter um) ataque de riso* * *fo|u, -lle fu, fɔl]nome masculino, femininofaire le foufazer palhaçadas; fazer diabrurascoloquial histoire de foushistória absurda; aventura incrívelfou furieuxdoido varridofigurado maison de fouscasa de malucostravailler comme un foutrabalhar como um loucoadjectivoavoir l'air fouter um ar meio doidofou de colèrelouco de raivail me rend fouele faz-me perder a cabeça; ele faz-me perder as estribeirasherbes folleservas daninhasfou rireriso histérico3 considerável; enormeavoir un mal fou à faire quelque choseter uma enorme dificuldade em fazer algoc'est fou ce qu'on peut faire aujourd'hui avec un ordinateuré incrível o que se consegue fazer hoje em dia com um computadorfaire un succès foufazer um enorme sucessoil y avait un monde fou à la réceptionhavia muita gente na recepçãopayer un prix foupagar um preço excessivoapaixonadoêtre fou d'amour pour quelqu'unestar completamente apaixonado por alguémêtre fou de sportser maluco por desportocada tolo com a sua maniaàs vezes de ruim cabeça sai bom conselho -
16 selon
[səlɔ̃]Préposition segundonous sortirons ou nous resterons selon qu'il fera beau vai depender do tempo ficar bom ou ruim para sairmos ou não* * *selon səlɔ̃]preposiçãoagir selon sa conscienceagir de acordo com a sua consciênciaselon les circonstancesem função das circunstânciascoloquial c'est seloné conforme; dependeselon euxna opinião deles -
17 bien
bien1 [bjẽ]〈m.〉1 weldaad ⇒ (het) goede, welzijn, welvaart2 bezit(ting) ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:1 un homme de bien • een fatsoenlijk, integer manle bien commun, général, public • het algemeen welzijngrand bien vous fasse! • wel bekome het u!le souverain bien, le bien suprême • het opperste goed, gelukdire du bien de qn., parler en bien de qn. • gunstig over iemand sprekenc'est un bien • dat is een gelukfaire le bien • goed doen, charitatief zijnce voyage lui fait beaucoup de bien • die reis doet hem heel goedcela fait du bien • dat doet een mens goedprendre son bien où on le trouve • je toe-eigenen wat van je gading isvouloir le bien de qn. • het beste met iemand voorhebbenmener qc. à bien • iets tot een goed einde brengenchanger qc. en bien • iets ten goede veranderenen tout bien tout honneur • in alle eer en deugdpour son bien • voor zijn eigen bestwil2 biens de consommation • verbruiksgoederen, consumptiegoederenbiens de famille • familiebezitbiens vacants • onbeheerde goederenavoir du bien • vermogend zijnavoir des biens au soleil • onroerende goederen, land bezitten————————bien2 [bjẽ]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 goed ⇒ wel, mooi, fatsoenlijk2 zeer ⇒ veel, erg4 werkelijk ⇒ echt, zeer zeker5 〈 als uitroep〉wel! ⇒ welnu!♦voorbeelden:1 avoir l'air bien • er goed, mooi uitzienun homme bien • een betrouwbaar manun type bien • een aardige ventse conduire bien • zich netjes gedragenêtre bien avec qn. • goed met iemand kunnen opschietenfaire bien • juist handelen, goed passen, goed staanfaire bien (de) • er goed aan doen (om)ça fait bien de parler anglais • het staat goed als je Engels spreektc'est bien fait! • net goed!c'est bien fait pour lui! • dat is z'n verdiende loon!on mange bien ici • je kunt hier lekker etennous sommes bien ici • we voelen ons hier lekkerça va bien? • gaat het goed?〈 schertsend〉 nous voilà bien! • nou zitten we mooi in de puree!tant bien que mal • zo goed en zo kwaad als het gaatni bien ni mal • tamelijk goed2 bien blanc • helemaal wit, spierwitelle est bien jeune pour voyager seule • ze is wel heel jong om alleen te reizenbien sûr • natuurlijkbien souvent • heel vaakbien d' autres • vele anderenil en a vu bien d' autres • hij heeft heel wat meegemaakt〈 België〉 assez bien de • heel wat, veelbien de, bien des • heel wat, (heel) veeldepuis bien des années • sinds vele jarenil part bien demain? • hij vertrekt toch morgen?5 il le fait bien, pourquoi pas moi? • hij doet het toch ook, waarom ik dan niet?j'irais bien avec vous • ik zou wel met u mee willennous verrons bien • we zullen wel zienvouloir bien • wel willenou bien • ofweleh bien! • welnu!si bien que • zodat1. m1) (het) goede, welzijn2) bezit(ting), vermogen2. adj, advgoed, mooi, fatsoenlijk3. adv1) zeer, veel, erg2) heel veel, ruimschoots3) werkelijk, echt4. bien queconj5. interj -
18 bon
bon1 [bõ]〈m.〉1 bon ⇒ bewijsje, briefje♦voorbeelden:bon de caisse • kassabonbon de livraison • reçubons du Trésor • schatkistbiljetten, -bonnen————————bon2 [bõ],bonne [bon]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, tussenwerpsel, m., v.〉1 goed ⇒ gunstig, geschikt, fatsoenlijk2 goedaardig ⇒ goedmoedig, vriendelijk4 lekker ⇒ heerlijk, aangenaam7 groot ⇒ vol, volledig8 hard ⇒ hevig, flink9 〈 als uitroep〉goed! ⇒ afgesproken!♦voorbeelden:bon mariage • voordelig huwelijkbonne terre • vruchtbaar landc'est bon • okay, goedc'est très bon! • dat is prima!il est bon que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is wenselijk, nodig dat …il est bon de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is wenselijk, nodig om …on est bon! • we zijn erbij!c'est bon! • zo is het wel genoeg!être bon (pour) • iets wel moetencomme bon vous semble • zoals u wilttenir bon • weerstaan, weerstand biedentrouver, juger, croire bon • goedvinden, goeddunken, goed oordelenà quoi bon tous ces efforts? • waarvoor al die moeite?être bon à • geschikt zijn om, dienen totil n'est bon à rien • hij deugt nergens voorbon pour le service • goedgekeurd voor militaire dienstêtre bon pour • ergens niet aan kunnen ontsnappenil y a du bon et du mauvais chez lui • hij heeft goede en slechte eigenschappenavoir du bon • voordelen hebbenun bon à rien • nietsnut2 un homme bon • een aardige, goedhartige manvous êtes bien trop bon • dat is zeer aardig van ules bons et les méchants • de goeden en de kwadenun bon garçon • een goedige jongen4 bonne année! • gelukkig nieuwjaar!un bon bain • een verkwikkend badavoir la bonne vie • een luizenleven leidenil fait bon • het is lekker weer, het is plezierig, aangenaamil fait bon 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is lekker, prettig omsentir bon • lekker ruikenelle est bien bonne! • die is goed!c'est une (bien) bonne! • dat is een goeie!arriver bon premier • met glans winnen9 bon! • goed, afgesproken!ah bon? • oh ja?, werkelijk?1. m1) (het) goede2) goed mens3) bon, bewijs4) belang2. bon/bonneadj, adv1) goed, gunstig, geschikt2) goedmoedig, vriendelijk3) naïef, simpel4) lekker, aangenaam5) grappig, leuk6) juist, waar7) groot, vol, volledig8) hard, hevig3. interjgoed, afgesproken! -
19 conscience
conscience [kõsjãs]〈v.〉♦voorbeelden:avoir, prendre conscience de qc. • zich iets bewust zijn, wordenperdre conscience • 't bewustzijn verliezenexamen de conscience • gewetensonderzoekliberté de conscience • gewetens-, geloofsvrijheidmauvaise conscience • slecht gewetenavoir la conscience large • een ruim geweten hebbenavoir bonne conscience • een goed geweten hebbenopprimer les consciences • de gewetensvrijheid onderdrukkenen conscience • in alle oprechtheid3 conscience professionnelle • plichtsbesef, beroepsethiekf1) geweten2) besef, bewustzijn -
20 espace
espace [espaas]I 〈m.〉1 ruimte ⇒ plaats, tussenruimte, (lucht)ruim♦voorbeelden:mettre un espace • een spatie zettenen l'espace de quelques minutes • in een paar minuten tijd1 spatie1. m1) ruimte, plaats2) reclameblok2. fspatie [boek]
См. также в других словарях:
ruim — adj. 2 g. 1. Mau. 2. Que não presta. 3. De sentimentos perversos. 4. Danado. 5. Funesto … Dicionário da Língua Portuguesa
Ruim com ele, pior sem ele — Ruim com ele, pior sem ele. (RJ) … Provérbios Brasileiras
Ruim como casca de ferida — Ruim como casca de ferida. (Bras net, SP) … Provérbios Brasileiras
RUIM — Removable User Identity Module (Computing » Security) * Removable User Identification Module (Computing » Telecom) … Abbreviations dictionary
Coisa Ruim — Directed by Tiago Guedes Frederico Serra Starring Adriano Luz Manuela Couto Sara Carinhas José Afonso Pimentel Release date(s) March 2, 2006 ( … Wikipedia
Árvore ruim não dá boa sombra — Árvore ruim não dá boa sombra. (GO) … Provérbios Brasileiras
Bicho ruim não morre — Bicho ruim não morre. (PI) … Provérbios Brasileiras
Cavalo ruim de sela é o que fecha a cancela — Cavalo ruim de sela é o que fecha a cancela. (RJ) … Provérbios Brasileiras
Com gente ruim, muita terra de permeio — Com gente ruim, muita terra de permeio. (SC) … Provérbios Brasileiras
Corre mais que notícia ruim — Corre mais que notícia ruim. (Bras net, SP) … Provérbios Brasileiras
Farinha ruim não dá bom pão — Farinha ruim não dá bom pão. (RJ) … Provérbios Brasileiras