-
1 aanleggen
1 [aanbrengen tegen, om] mettre2 [doen overeenkomstig een doel] procéder (à qc.)6 [besteden] investir♦voorbeelden:hoe leg ik dat aan? • comment m'y prendre?het zuinig aanleggen • être chichehet met iemand aanleggen • 〈 zich inlaten met〉 s'acoquiner avec qn.; 〈 ruzie krijgen met〉 se prendre de querelle avec qn.het met de buurvrouw aanleggen • devenir l'amant de sa voisinehet op iets aanleggen • viser qc.1 [voor de wal komen] aborder2 [onderweg stilhouden] s'arrêter (à)1 [richten] épauler (qc.)♦voorbeelden: -
2 aanleggen
1 [aanbrengen tegen/om] apply2 [doen overeenkomstig een doel] contrive ⇒ set/go about3 [bezig zijn tot stand te brengen] construct, build ⇒ 〈 straat ook〉 lay, dig 〈 kanaal〉, lay out 〈 park, tuin〉, install 〈 voorzieningen〉, build up 〈 voorraad〉♦voorbeelden:een verband aanleggen • dress (a wound), bandage2 het zó weten aan te leggen dat … • contrive it so that …het erop aanleggen dat/om … • set out to …hoe leg ik dat aan? • how do I go about this?het met de buurvrouw aanleggen • start carrying on with the woman next doorhet met iemand aanleggen • 〈 zich inlaten met〉 get involved with someone; 〈 gemene zaak maken met〉 join forces with someone3 een spoorweg/weg aanleggen • construct a railway/roadeen verzameling aanleggen • start a collectioneen vuur aanleggen • lay a fireeen nieuwe wijk aanleggen • build a new Bestate/Adevelopment2 [onderweg stilhouden] stop (off)1 [richten] aim♦voorbeelden:1 leg aan! • take aim! -
3 aanleggen
подключить; проложить; наложить; приложить к; раскладывать, разжечь; развести; завести; разбить; причалить, пришвартовать; надеть, заковать в; собрать; навести, прицелиться; вскинуть; (на)кормить грудью; заискивать перед; наложение; раскладка; разведение; разбивка; причал; прицеливание; прокладывать; прорывать; проводить; разбивать; составлять; создавать; прикладывать; накладывать; затапливать; разводить; причаливать; приставать; приваливать; пришвартовываться; целиться; прицеливаться; наводить* * *(d)1) прокладывать (дорогу, канал); разбивать (сквер, сад)2) устраивать, сооружать; закладывать3) прикладывать, накладывать ( повязку)4) затапливать ( печь), разводить (огонь)5) причаливать, приставать* * *гл.1) общ. прикладывать, целиться, создавать (запасы и т.п.), составлять (коллекцию), разбивать (парк), затапливать (печь), прокладывать (улицу, дорогу), прицеливаться, проводить (газ, водопровод), прорывать (канал), разводить (огонь), наводить (орудие), накладывать (повязку)2) мор. причаливать, приваливать, приставать, пришвартовываться -
4 aanleggen
anlegen -
5 aanleggen
v. build, construct, install, put in; lay out, lay; moor, tie a boat -
6 aanleggen
-
7 aanleggen
• to apply• to guide against• to hold against• to install• to push against• to rest against -
8 aanleggen
1) slät2) installera3) anlägga4) flack5) konstruera6) mål -
9 aanleggen
(schip) yanaşmak [-ır] v; (bouwen) inşa etmek v -
10 aanleggen
bâtir, construire, installer, poser -
11 aanleggen
instalá; konstruí -
12 aanleggen/meren/vastleggen aan de kade
aanleggen/meren/vastleggen aan de kadeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > aanleggen/meren/vastleggen aan de kade
-
13 een verband aanleggen
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een verband aanleggen
-
14 een verzameling aanleggen
een verzameling aanleggen————————een verzameling aanleggenbuild up/put together a collectionVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een verzameling aanleggen
-
15 een geweer aanleggen
een geweer aanleggen -
16 een reserve aanleggen
een reserve aanleggen -
17 een spaarpotje aanleggen
een spaarpotje aanleggen -
18 een tuin aanleggen
een tuin aanleggen -
19 een verband aanleggen
een verband aanleggen -
20 een verzameling aanleggen
een verzameling aanleggen
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Пенджабский
- Русский
- Турецкий
- Французский
- Шведский