-
1 depletion
uitputting -
2 exhaustion
uitputting -
3 listlessness
uitputting -
4 depletion of the ozone
uitputting v.d. ozon -
5 wearing down
uitputting; afslijting -
6 exhaustion
n. uitputting (van kracht), (op) laatste krachten; uitputting (van mogelijkheden)[ igzo:stsjən] -
7 inanition
n. uitputting; levenloos; zonder energie; vermoeid door honger[ innənisjn]1 uitputting ⇒ (toestand van) verhongering/ondervoeding -
8 prostration
n. het op zijn aangezicht neervallen; knieval, voetval; neerwerping, omverwerping, diepe vernedering (ook van zichzelf); verslagenheid; grote zwakte, uitputting[ prostreesjn] -
9 attrition
n. door natuurlijk verloop verminderen,slijtage; vermoeiendattrition1[ ətrisjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 af/uitslijting door wrijving♦voorbeelden:2 war of attrition • uitputtingsoorlog/slag3 the workforce will diminish through attrition • het personeelsbestand zal door natuurlijk verloop afnemen————————attrition2〈 werkwoord〉→ attrition out attrition out/ -
10 lassitude
-
11 strain
n. spanning; (het) drukken; moeite; verstuiken; melodie; toon; tendens, richting; karakter; afkomst--------v. spannen; inspannen; krom buigen; zevenstrain1[ streen] 〈 zelfstandig naamwoord〉8 stam ⇒ ras, soort♦voorbeelden:————————strain21 zich inspannen ⇒ moeite doen, zwoegen♦voorbeelden:2 strain at the leash • aan de teugels trekken, zich los willen rukken 〈 in het bijzonder figuurlijk〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉7 afgieten♦voorbeelden:2 strain one's eyes • turen, ingespannen kijkenstrain one's voice • zijn stem forceren -
12 war of nerves
-
13 depletion
n. leeghaling; uitputting -
14 do in
(Slang) doden, vermoorden; voor de mal houden; verzoorzaken buitengewoon moe te worden, uitputting veroorzaken (Bv. "Die middag gymnastiekoefeningen vermoeiden me werkelijk, ik sliep uren toen ik thuis kwam") -
15 enfeeblement
n. uitputting -
16 exinanition
n. het ledigen of verzwakken; uitputting; vernedering, beschaming -
17 frazzles
n. toestand van excessieve uitputting; gerafelde of versleten toestand van kleding, flarden -
18 impoverishment
n. verarming; uitputting -
19 jetlag
n. jetlag, gevoel van lichamelijke uitputting en disoriëntatie veroorzaakt door reizen tussen twee tijdzones -
20 poop out
ophouden, ophouden (wegens uitputting)
- 1
- 2