-
1 put out
put out♦voorbeelden:put out to sea • zee kiezenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 aanwenden ⇒ inzetten, gebruiken3 uitdoen ⇒ (uit)doven, blussen4 verdoven ⇒ bewusteloos maken/slaan5 van zijn stuk brengen ⇒ verontrusten, irriteren♦voorbeelden:put one's tongue out • zijn tong uitsteken3 put out the fire/light • het vuur/licht doven8 the calculations may have been put out by one percent • er kan een afwijking van een percent in de berekeningen geslopen zijnput out an official statement • een communiqué uitgeven -
2 éteindre
éteindre [eetẽdr]3 verzwakken ⇒ doen verbleken, dof maken♦voorbeelden:2 stoppen ⇒ ophouden, verstommenv1) uitdoven, blussen2) uitdoen, afzetten3) verzwakken, dof maken4) verminderen5) tenietdoen6) delgen [schuld] -
3 extinction
extinction [ekstẽksjõ]〈v.〉♦voorbeelden:avoir une extinction de voix • z'n stem kwijt zijnf2) uitsterving3) afschaffing, opheffing4) delging [schuld] -
4 auslöschen
-
5 smother
n. stikkende rook; smoren--------v. verstikken, uitdoven, onderdrukkensmother1[ smuðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 massa————————smother2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:smothered in cream • rijkelijk met room bedekt -
6 verlöschen
-
7 uitgaan
2 [van huis gaan om zich te vermaken] go out3 [doven] go out7 [+ van] [georganiseerd worden] be organized/staged/produced by, originate (with/in)♦voorbeelden:1 het huis/de deur uitgaan • leave/stir from the housede kamer uitgaan • leave the roomerop uitgaan om klanten te werven • set out to canvass customersop ontdekking uitgaan • explore, set out on a voyage of discoverymet een meisje uitgaan • go out with a girl, take a girl out, date a girl4 de school/de bioscoop gaat uit • school/the film is over5 men is ervan uitgegaan dat … • it has been assumed/taken for granted that …van een veronderstelling uitgaan • make an assumption6 een brief (met richtlijnen e.d.) doen uitgaan naar de afdelingen • send out a letter (containing guidelines etc.) to the departmentsonze gelukwensen gaan uit naar je broer • we extend our congratulations to your brotherer gaat niets van hem uit • there's no push in him, he's so passiveer gaat een ongemene kracht van hem uit • he radiates an unusual powerer gaat een geweldige invloed van haar uit • she emanates/exerts/wields an enormous influence7 deze concerten gaan uit van een vereniging • these concerts are organized/staged by a societyhet plan ging uit van de regering • the plan originated with the Governmentonze gedachten gaan uit naar een Perzisch tapijt • we were thinking of a Persian rugop een jurk uitgaan • shop for a dress -
8 ausgehen
ausgehen5 eindigen, aflopen6 (weg)gaan, vertrekken ⇒ er(van) afkomen7 opraken, uitgeput raken♦voorbeelden:einen Befehl ausgehen lassen • een bevel uitvaardigenauf Gewinn, Vorteil ausgehen • op winst, voordeel uit zijnleer ausgehen • met lege handen weggaander Atem, die Luft geht mir aus • ik geraak buiten adem -
9 uitgaan
1 [naar buiten, van huis gaan] sortir (de)2 [doven] s'éteindre3 [+ van][als uitgangspunt nemen] partir (de)4 [+ van][verspreid worden] émaner (de)5 [+ van][georganiseerd worden] être organisé (par)6 [+ op][eindigen] se terminer (par, en)♦voorbeelden:het huis uitgaan • quitter la maisonde uitgaande post • le courrier sortantvan uitgaan houden • aimer les sortiesop verkenning uitgaan • aller en reconnaissance3 ervan uitgaande dat … • partant du principe que …van een veronderstelling uitgaan • partir d'une hypothèselaten we uitgaan van een gezin van 4 personen • prenons une famille de 4 personnesdeze verklaring gaat uit van het ministerie • cette déclaration émane du ministèrede Franse werkwoorden die op -er uitgaan • les verbes français qui se terminent en -er -
10 ausdrücken
ausdrücken1 (uit)drukken ⇒ (uit)persen, (uit)knijpen3 uitdrukken, uiten, formuleren♦voorbeelden:seine Haltung drückte Müdigkeit aus • zijn houding verried vermoeidheidetwas in, mit Worten ausdrücken • iets met woorden uitdrukken1 zich uitdrukken ⇒ zich uiten, spreken♦voorbeelden:1 sich klar und deutlich ausdrücken • (a) duidelijk formuleren; 〈 (b) figuurlijk〉 duidelijke taal spreken -
11 choke
n. verstikking; choke (v.d. auto)--------v. verstikken; wurgenchoke1[ tsjook] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————choke21 (ver)stikken ⇒ naar adem snakken, zich verslikken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verstikken ⇒ doen stikken, smoren2 verstoppen ⇒ versperren, volproppen3 beroeren ⇒ overstuur maken, van z'n stuk brengen4 onderdrukken ⇒ inslikken, bedwingen♦voorbeelden:choke down food • eten met moeite naar binnen slikken 〈door pijn enz.〉; eten vlug naar binnen werken 〈 uit haast〉choke the life out of somebody • iemand wurgen4 choke back/down feelings/anger • gevoelens/woede onderdrukken/inslikken -
12 extinguish
v. blussen; likwideren, vernietigen[ ikstinggwisj]1 doven ⇒ uitmaken, (uit)blussen♦voorbeelden:all hope was extinguished • alle hoop werd vernietigd -
13 uittrappen
1 [uitdoen] quitter d'un coup de pied2 [doven] éteindre avec le pied♦voorbeelden:1 [(de bal) door een uittrap in het spel brengen] remettre (le ballon) en jeu2 [uit het speelveld trappen] taper, botter (le ballon) en touche -
14 uitwaaien
1 [een frisse neus halen] prendre un bol d'air2 [naar buiten gaan staan] se déployer♦voorbeelden:de wind is uitgewaaid • le vent s'est calméII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [doven] éteindre -
15 uitdrukken
3 [doven] snub out ⇒ stub/put out♦voorbeelden:zijn gedachten uitdrukken • express/convey/voice one's thoughtseenvoudig uitgedrukt/om het eenvoudig uit te drukken • in plain terms, to put it plainly/simplyiets ongelukkig uitdrukken • phrase/put something clumsilydat is sterk uitgedrukt • that's putting it strongly -
16 uittrappen
1 [uitdoen] kick off2 [doven] stamp/tread out♦voorbeelden:1 [(de bal) door een uittrap in het spel brengen] kick (the ball) into play, take a goal kick1 [uit het speelveld trappen] put out of play/into touch/over the line -
17 uitwaaien
2 [een frisse neus halen] get a breath of (fresh) air3 [naar buiten gaan staan] blow out/open♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [doven] blow out -
18 ablöschen
-
19 kippen
kippenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (doen) kantelen, (doen) kiepen2 uitgooien, (uit)kieperen♦voorbeelden:1 einen Schrank kippen • een kast kantelen, op haar kant zetten -
20 löschen
löschen3 schrappen, uitvegen ⇒ (uit-, weg)wissen♦voorbeelden:Schulden löschen • schulden delgen, aflossenetwas vom Tonband löschen • iets van de geluidsband wissenden Durst löschen • de dorst lessen
См. также в других словарях:
Herr — 1. Ain Herr, der zu lugen lust hat, dess diener seind alle gottloss. – Agricola II, 221. 2. Alle sind Herren, wer ist Sklave? 3. Alles kamme unsem leiwen Heren alleine anvertruggen, awwer kein jung Méaken un kein draug Hög. (Westf.) Alles kann… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tag — 1. Alen Doach hîsch, äs mäkest hîsch; un Sangtich hîsch, dâd äs hîsch. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 368. 2. All Dag is ken Joarmarkt. (Strelitz.) 3. All Dage is kîn Sonndag (kîn Karkmess, sün kîn Fangeldage). (Oldenburg.) 4. All Doag wat Nîgs … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Jugend — 1. Alt Jugend der gewiss todt. – Gruter, I, 4; Petri, I, 11; Latendorf II, 6. 2. An der Jugend ist alles lieblich. Lat.: Pueritia semper amabilis. (Seybold, 464.) 3. Auf die Jugend ist kein Verlass, sie will heut dies und morgen das. Abraham a… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon