-
61 to pitch
stampen -
62 tooth pitch
tandsteek -
63 track pitch
spoorafstand -
64 variable pitch
variabele spoed -
65 winding pitch
wikkelspoed -
66 slow
adj. langzaam; moeilijk te vatten; verlaat (klok), achterlopen; zwaar; zaai--------adv. langzaam--------v. vertragenslow1[ sloo] 〈bijvoeglijk naamwoord; slowness〉1 langzaam ⇒ traag; geleidelijk♦voorbeelden:a slow job • een karwei dat veel tijd kostslow poison • langzaam werkend vergifI had a slow puncture • mijn band liep langzaam leegslow train • boemeltreinslow oven • laagbrandende ovenslow party • vervelend feestje〈 sport〉 a slow pitch/court • een trage pitch/baanbe slow of wit • traag van begrip zijnbe slow to anger • niet gauw kwaad worden————————slow2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:slow down • het kalmer aan doenslow up • minder energie hebben————————slow3〈 bijwoord〉1 langzaam♦voorbeelden:go slow • het langzaam aan doen -
67 black
adj. zwart, zwarte; vies--------n. zwart; neger--------v. zwart maken; koopwaar in beslag nemenblack1[ blæk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwart2 zwart ⇒ zwartsel, zwarte kleur/verfstof; roetzwart5 zwart(e) schaakstuk/damsteen♦voorbeelden:dressed in black • in het zwartbe in the black • uit de rode cijfers zijn————————black2〈bijvoeglijk naamwoord; blackness〉2 zwart ⇒ vuil, besmeurd3 zwart ⇒ (zeer) slecht, somber; nors, onvriendelijk; kwaad, verstoord; snood♦voorbeelden:black art/magic • zwarte kunstbe in someone's black book(s) • bij iemand slecht aangeschreven staanblack box • zwarte doos, black boxblack bread • zwart brood, grof roggebroodlike the Black Hole of Calcutta • benauwd, om te stikkenblack market • zwarte marktblack markete(e)r • zwarthandelaarblack nightshade • zwarte nachtschade(as) black as pitch • zo zwart als roet, pikzwartblack spot • zwarte plek, rampenplek 〈 waar veel ongevallen gebeuren〉black tea • thee zonder melkblack vulture • monniksgierblack humour • zwarte humorgive someone a black look • iemand nors aankijkenin a black mood • in een sombere stemming〈 informeel〉 look as black as thunder • er kwaad/grimmig uitzienhe is not so black as he is painted • hij is niet zo slecht als algemeen beweerd wordtBlack Friar • predikheer, dominicaanblack ice • ijzelblack lead • potlood, grafiet; zwartselblack money • zwart geldBlack Muslim(s) • Zwarte moslim(s)Black Panther(s) • Zwarte Panter(s)black velvet • mengsel van stout en champagne————————black3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ black out black out/ -
68 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
69 camp
adj. verwijfd; homoseksueel; verouderd; belachelijk--------n. kamp--------v. kamperen; parkeren; in een kamp wonencamp1[ kæmp]♦voorbeelden:the socialist camp • het socialistische kampbreak (up)/strike camp • (zijn tenten) opbrekenpitch camp • zijn tenten opslaan2 kitsch♦voorbeelden:————————camp21 verwijfd ⇒ nichterig, precieus3 overdreven ⇒ theatraal, bizar♦voorbeelden:low camp • goedkoop, laag-bij-de-gronds————————camp31 kamperen ⇒ zijn kamp/tenten opslaan2 zich nichterig/overdreven gedragen♦voorbeelden:they camped out last night • ze hebben vannacht in de tent geslapenII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ camp up camp up/ -
70 tent
-
71 wicket
n. deurtje, poortje, hekje; terrein om, bij en tussen de wickets (bij cricket), kassa (slang)[ wikkit] 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉♦voorbeelden:keep wicket • wicketkeepentake a wicket • een batsman out makenwin by two wickets • winnen met drie batsmen niet outat the wicket • aan (de) slag
См. также в других словарях:
Pitch — Pitch, n. 1. A throw; a toss; a cast, as of something from the hand; as, a good pitch in quoits. [1913 Webster] {Pitch and toss}, a game played by tossing up a coin, and calling Heads or tails; hence: {To play pitch and toss with (anything)}, to… … The Collaborative International Dictionary of English
Pitch — may refer to:In music: * Pitch (music), the property of a sound or musical tone measured by its perceived frequency ** Range (music), the distance from the lowest to the highest pitch a musical instrument can play ** Vocal range, the distance… … Wikipedia
pitch — pitch1 [pich] n. [ME pich < OE pic < L pix (gen. picis) < IE base * pi , to be fat > FAT] 1. a black, sticky substance formed in the distillation of coal tar, wood tar, petroleum, etc. and used for waterproofing, roofing, pavements,… … English World dictionary
Pitch — Pitch, n. [OE. pich, AS. pic, L. pix; akin to Gr. ?.] 1. A thick, black, lustrous, and sticky substance obtained by boiling down tar. It is used in calking the seams of ships; also in coating rope, canvas, wood, ironwork, etc., to preserve them.… … The Collaborative International Dictionary of English
Pitch — Pitch, v. t. [OE. picchen; akin to E. pick, pike.] 1. To throw, generally with a definite aim or purpose; to cast; to hurl; to toss; as, to pitch quoits; to pitch hay; to pitch a ball. [1913 Webster] 2. To thrust or plant in the ground, as stakes … The Collaborative International Dictionary of English
pitch up — (informal) To arrive • • • Main Entry: ↑pitch * * * ˌpitch ˈup [intransitive] [present tense I/you/we/they pitch up he/she/it … Useful english dictionary
pitch|y — «PIHCH ee», adjective, pitch|i|er, pitch|i|est. 1. full of pitch; bituminous or resinous. 2. coated, smeared, or sticky with pitch. 3. of the nature or consistency of pitch; … Useful english dictionary
pitch — pitch; pitch·blende; pitch·ered; pitch·er·ful; pitch·i·ness; pitch·er; pitch·fork; pitch·man; … English syllables
pitch — Ⅰ. pitch [1] ► NOUN 1) the degree of highness or lowness in a sound or tone, as governed by the rate of vibrations producing it. 2) the steepness of a roof. 3) a particular level of intensity. 4) Brit. an area of ground marked out or used for… … English terms dictionary
Pitch — (englisch: to pitch = werfen, neigen, stimmen; pitch = Tonhöhe, Neigungswinkel) bezeichnet: beim Sport: im Baseball einen Wurf, siehe Pitcher im Cricket einen Teil des Spielfelds, siehe Pitch (Cricket) im Golf einen Schlag, siehe Golfschlag… … Deutsch Wikipedia
Pitch — Pitch, v. i. 1. To fix or place a tent or temporary habitation; to encamp. Laban with his brethren pitched in the Mount of Gilead. Gen. xxxi. 25. [1913 Webster] 2. To light; to settle; to come to rest from flight. [1913 Webster] The tree whereon… … The Collaborative International Dictionary of English