-
21 familiair
♦voorbeelden:1 een familiaire kerel • a friendly guy/chapfamiliair met iemand omgaan • be on intimate terms with someone -
22 gewoon
3 [van de meest bekende soort] common♦voorbeelden:zijn gewone gang gaan • go about one's businessde gewone gang van zaken • the usual course (of events)/proceduredat is gewoon • that's naturalde gewone man/burger • the ordinary/common man, the average citizeneen gewoon mens • an ordinary/average persongewoon soldaat • a privatede gewoonste zaak ter wereld • a very usual thingradio is nu iets heel gewoons • radio is something very ordinary/nothing special these daysdat was men van hem niet gewoon • that was unlike himII 〈 bijwoord〉1 [op de gebruikelijke wijze] normally♦voorbeelden:1 doe maar gewoon • (do) act normal(ly), behave yourselfga alsjeblieft gewoon zitten • just sit down, won't you?het is gewoon niet te eten • it is simply inediblezij praatte er heel gewoon over • she was very casual about it -
23 iets (te) gemakkelijk opnemen
iets (te) gemakkelijk opnemenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets (te) gemakkelijk opnemen
-
24 informeel
♦voorbeelden:een informele ontvangst • an informal reception -
25 kennis
I 〈 de (vrouwelijk)〉2 [besef, bewustzijn] consciousness3 [wat men geleerd heeft] knowledge ⇒ 〈 informatie〉 information, 〈 geleerdheid, wetenschappelijke kennis〉 learning 〈 in het bijzonder met betrekking tot de alfawetenschappen〉, 〈 technische kennis ook〉 know-how4 [verstand] 〈zie voorbeelden 4〉♦voorbeelden:1 kennis geven van iets • give notice of/announce somethingzonder (vooraf) kennis te geven • without (prior) noticekennis nemen van iets • take note of somethingiemand van iets in kennis stellen • inform/notify someone of somethingmensen met elkaar in kennis brengen • introduce people to each othermet kennis van zaken • expertly2 zij is weer bij kennis gekomen • she has regained consciousness, she has come roundbuiten kennis zijn/raken • be unconscious, lose consciousnessparate kennis • ready knowledgeII 〈 de (mannelijk)〉1 [bekende] acquaintance♦voorbeelden:een oppervlakkige kennis • a casual acquaintance -
26 kleding
1 [het kleden, be-/omkleden, inkleding] dressing♦voorbeelden:2 sportieve, gemakkelijk zittende kleding • casual wear, leisure wearkleding naar maat • (clothing) made to measure -
27 los arbeider
los arbeidercasual/day labourer, odd-jobman -
28 los werk hebben
los werk hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > los werk hebben
-
29 luchthartig
♦voorbeelden:1 luchthartig over iets heenstappen • dismiss something light-heartedly/lightly -
30 opmerking
1 [uiting] remark, observation ⇒ comment2 [scherpe waarneming] observation♦voorbeelden:1 heeft iemand nog op- of aanmerkingen? • (are there) any comments, (anybody)?hou je brutale opmerkingen voor je • keep your comments to yourselfeen hatelijke opmerking • a nasty/snide remarkdat was een rake opmerking • that was a shrewd remark, that remark went homeeen terloopse opmerking • a casual remarkhij kreeg veel opmerkingen over zijn pet • his cap drew/elicited a lot of commentopmerkingen/een opmerking maken over • make a remark/pass comment onkritische opmerkingen maken over/plaatsen bij iets • make a critical comment on something, criticize somethingvoorzien van zijn opmerkingen • with his commentszich een opmerking veroorloven over • take the liberty of commenting onde opmerking maken dat … • observe/remark that … -
31 opnemen
2 [op zich nemen] take on3 [weer opvatten] resume4 [laten afschrijven] withdraw5 [beoordelen] take6 [opvatten] take8 [nauwkeurig opmeten] measure (up)10 [weghalen] take/pull/tear up17 [opvegen] mop/wipe up♦voorbeelden:het vloerkleed opnemen • take up the carpet4 ƒ200,- opnemen • withdraw Dfl200,-een lening opnemen • take out a loaneen snipperdag opnemen • take the/a day offiets goed opnemen • take something wellhoe zou hij het opnemen? • how would he take it?iets hoog opnemen • not take kindly to somethingiets verkeerd opnemen • take something the wrong way7 iets goed opnemen • take a good look at/stock of somethingiemand nauwkeurig opnemen • observe/look at someone closelyiemand onderzoekend opnemen • scrutinize someonescherp/wantrouwend opnemen • eye sharply/keenly/suspiciouslyzij nam hem op van top tot teen • she looked him up and downop de band opnemen • tape, recordop de video opnemen • (video-)recordde tijd opnemen (van) • time a personin de stukken/notulen opnemen • enter in the documents/minutesnieuwe woorden opnemen in een woordenboek • enter new words in a dictionarylaten opnemen in een ziekenhuis • hospitalizeiets niet opnemen • leave out, omiteen clausule in een contract opnemen • insert a clause in a contractin het ziekenhuis opgenomen worden • be admitted to hospitalopnemen in een catalogus • put in a cataloguenamen in een lijst opnemen • include names on a list, list namesopnemen onder de rubriek …/in een rubriek • include under the heading …/in a columniemand als lid in een club opnemen • admit someone as a member of a club15 hij neemt alles heel snel/gemakkelijk op • he's very receptive/quick on the uptakeiets goed in zich opnemen • take something in18 deze spons neemt veel water op • this sponge takes up a lot of water/is very absorbenthet tegen iemand opnemen • take someone onhij kan het tegen iedereen opnemen • he can hold his own against anyonehet tegen anderen moeten opnemen • have to compete against othershet voor iemand/iets opnemen • make a stand for someone/something, speak/stick up for someone/something -
32 sportief
3 [eerlijk, fair] sportsmanlike♦voorbeelden:een sportief jasje • a casual/sporty jacket3 een sportief gebaar • a sportsmanlike/sporting gesturehou het sportief • keep it cleaniets sportief opvatten • take something wellsportief zijn • be sportsmanlike/a (good) sport (about something) -
33 vluchtige kennismaking
vluchtige kennismakingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vluchtige kennismaking
-
34 vrijetijdskleding
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vrijetijdskleding
-
35 werk
2 [plaats] work♦voorbeelden:het betere werk • the right thingzijn werk goed/slecht doen • make a good/bad job of one's workhet grote werk • the big jobgeen half werk doen • not stop at half measures, go the whole hogze houden hier niet van half werk • they don't do things by halves heredat is een heel werk • it's quite a joblos werk hebben • have a casual jobhet is onbegonnen werk • it's a hopeless taskpublieke werken • public workshet vuile werk opknappen (voor iemand) • do the dirty work (for someone)aangenomen werk • contract workeen nieuwe fabriek geeft werk aan 250 mensen • a new factory provides jobs/work for 250 people(vast) werk hebben • have a regular jobhet is zijn werk • it's his businesshij kan het werk niet aan • 〈 te zwaar〉 he isn't up to his work; 〈 te veel〉 he's up to the neck in workveel werk maken van de aankleding van zijn huis • take great pains over the furnishing of one's houseiemand werk opdragen • give someone a task(op school) werk opgeven • give an assignmentwerk zoeken • look for work/employment〈 figuurlijk〉 heb je altijd zo lang werk met het eten klaarmaken • do you always take so long preparing dinner/breakfast/ 〈enz.〉aan het werk gaan • set to workaan het werk houden • keep goingiedereen aan het werk! • everybody to their work!iemand aan het werk zetten • put someone to workhard aan het werk gaan • set to work at full tilt〈 figuurlijk〉 er is werk aan de winkel • there's work to be done, there's a lot to do/to be doneer is weinig werk in de bouw • work is slack in the building tradehoe gaat dat in z'n werk? • how is it done?werk in uitvoering • road workshoe is dat allemaal in zijn werk gegaan • how did it all come abouthet ging allemaal zo razendsnel in zijn werk • it was all such very quick workonder het werk mag er niet gerookt worden • smoking is forbidden at work/during working hourste werk stellen • employ, set to workheel behoedzaam te werk gaan • go very carefullyimpulsief te werk gaan, oneerlijk te werk gaan • act on impulse, act unfairlyieder ging op zijn eigen manier te werk • each took his/her own linezonder werk zitten • be out of work/unemployedniet op zijn werk komen • fail to turn up for work/dutywerk van iemand maken • play up to someonewerk van iets maken • do something about something; take action; 〈 sterker〉 put some work into something; 〈 klacht indienen〉 complain about somethingze wilden er geen werk van maken • they didn't want to take the matter in handalles in het werk stellen • make every effort to, strain every nerve (to), leave no stone unturneddat is geen werk • that's unfair -
36 zij praatte er heel gewoon over
zij praatte er heel gewoon overVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij praatte er heel gewoon over
- 1
- 2
См. также в других словарях:
casual — ca·su·al adj 1 a: not expected or foreseen b: not done purposefully: accidental 2 a: employed for irregular periods a casual worker b: engaging in an activity on an occasional basis … Law dictionary
casual — casual, al casual expr. con disimulo. ❙ «...el portero de la casa de al lado, que es un tío cochino y rijoso, que se acerca y se deja caer, buscando el magreo como al casual.» Mariano Tudela, Últimas noches del corazón. 2. por un casual expr. por … Diccionario del Argot "El Sohez"
casual — 1. En español significa ‘fortuito, que sucede por casualidad’: «El hombre no pudo realizar un descubrimiento casual de este proceso tan valioso» (Aguilar Hombre [Méx. 1988]). Debe evitarse su uso con los sentidos de ‘informal’ y ‘esporádico u… … Diccionario panhispánico de dudas
casual — [kazh′o͞o əl] adj. [ME & OFr casuel < LL casualis, by chance < L casus, chance, event: see CASE1] 1. happening by chance; not planned; incidental [a casual visit] 2. happening, active, etc. at irregular intervals; occasional [a casual… … English World dictionary
casual — adjetivo 1. (antepuesto / pospuesto) Que sucede por casualidad: Un encuentro casual fue el origen de un gran amor. Se trata de un casual hallazgo, una coincidencia, que puede aportar nuevos datos a la investigación. Frases y locuciones 1. por un… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
Casual — Cas u*al, a. [OE. casuel, F. casuel, fr. L. casualis, fr. casus fall, accident, fr. cadere to fall. See {Case}.] 1. Happening or coming to pass without design, and without being foreseen or expected; accidental; fortuitous; coming by chance.… … The Collaborative International Dictionary of English
casual — casual[b] (II)[/b] (izg. kȅžuāl) prid. DEFINICIJA koji ima osobine odjeće za neslužbene prilike [casual odjeća] ETIMOLOGIJA vidi casual[b] (I)[/b] … Hrvatski jezični portal
casual — ► ADJECTIVE 1) relaxed and unconcerned. 2) showing insufficient care or forethought: a casual remark. 3) not regular or firmly established; occasional or temporary: casual jobs. 4) happening by chance; accidental. 5) informal. ► NOUN 1) … English terms dictionary
casual — [adj1] chance, random accidental, adventitious, by chance, contingent, erratic, extemporaneous, extempore, fluky, fortuitous, impromptu, improvised, impulsive, incidental, infrequent, irregular, occasional, odd, offhand, serendipitous,… … New thesaurus
Casual — Cas u*al, n. One who receives relief for a night in a parish to which he does not belong; a vagrant. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
casual — / kæʒjʊl/, it. / kɛʒwal/ agg. ingl. [propr. casuale , quindi non ricercato, non importante ]. [di vestiario, caratterizzato da semplicità e praticità d uso] ▶◀ informale, pratico, semplice, sportivo. ↑ dimesso, inelegante, sciatto, trasandato.… … Enciclopedia Italiana