-
1 breken
(v.golven) break -
2 brechen
brechen2 overgeven, braken3 (te voorschijn) schieten, stormen♦voorbeelden:1 brechend, zum Brechen voll • tot barstens toe vol, propvolII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (ver)breken ⇒ doorbreken; schenden3 opgeven, braken♦voorbeelden:das Gesetz brechen • de wet schenden -
3 zerbrechen
zerbrechen♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 der Krug geht so lange zu Wasser, bis er zerbricht • de kruik gaat zolang te water tot ze breektII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (stuk-, door)breken♦voorbeelden: -
4 knicken
knicken〈 haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 knappen, knippen 〈bijv. van vlooien〉♦voorbeelden: -
5 lossagen
lossagen, sich♦voorbeelden:1 sich von einem Grundsatz, einer Partei lossagen • met een principe, partij breken -
6 Bahn
〈v.; Bahn, Bahnen〉2 weg, pad ⇒ spoor, baan6 spoor(weg) ⇒ spoorlijn, Spoorwegen♦voorbeelden:sich in neuen Bahnen bewegen • nieuwe wegen bewandelenBahn frei! • uit de weg!freie Bahn haben • vrij spel hebbenauf die abschüssige, schiefe Bahn geraten, kommen • op een hellend vlak geraken, op het verkeerde pad terechtkomen〈 figuurlijk〉 sich Bahn brechen • baan breken, zich een weg banenden neuen Ideen Bahn brechen • de nieuwe ideeën veld doen winnen -
7 Blasensprung
-
8 Bruch
Bruch1〈m.; Bruch(e)s, Brüche〉1 breuk 〈 ook geologie, medisch, wiskunde〉 ⇒ het (ver)breken, schending; barst, scheur; fractuur; brekage, afval2 vouw, plooi♦voorbeelden:1 Bruch machen • brokken, stukken makendas ist alles Bruch! • dat is allemaal breuk, afval; 〈 ook〉troep!in die Brüche gehen • stuk-, kapotgaandie Ehe ist in die Brüche gegangen • het huwelijk is stukgelopenzu Bruch fahren • in de soep, prak rijden————————Bruch2〈m. & o.; Bruch(e)s, Brüche〉 -
9 Gericht
Gericht〈o.; Gericht(e)s, Gerichte〉2 (ge)rechtsgebouw, rechtbank♦voorbeelden:1 Hohes Gericht! • Edelachtbare (Heren)!ein ordentliches Gericht • een gewone rechtbankein höheres Gericht anrufen • in hoger beroep gaandamit gehe ich vor Gericht! • dat breng ik voor de rechter!vor Gericht laden, zitieren • voor het gerecht dagenmit jemandem (hart, scharf) ins Gericht gehen • iemand aanpakken, afkrakenüber jemanden Gericht halten, zu Gericht sitzen • (a) recht spreken over iemand; 〈 (b) figuurlijk〉de staf over iemand breken, met iemand afrekenen -
10 Glied
〈o.; Glied(e)s, Glieder〉4 〈religie; formeel〉gelid, geslacht♦voorbeelden:1 du wirst dir noch die Glieder brechen! • jij zult nog eens je nek breken!kein Glied mehr rühren können • geen vin meer kunnen verroerenalle Glieder tun mir weh • al mijn botten doen pijnan allen Gliedern beben, zittern • over al zijn leden, over het hele lichaam bevendie Angst, der Schreck lag, saß, steckte mir noch in den, allen Gliedern • de schrik zat nog in mijn beneneine Krankheit saß, steckte mir in den Gliedern • ik had een ziekte onder de ledenmit gesunden Gliedern • gezond van lijf en leden -
11 Gräte
Gräte〈v.; Gräte, Gräten〉♦voorbeelden: -
12 Lanze
Lanze〈v.; Lanze, Lanzen〉♦voorbeelden: -
13 Nacken
Nacken〈m.; Nackens, Nacken〉♦voorbeelden:den Nacken steif halten • stijf op zijn stuk staanjemandem im Nacken sitzen • (a) iemand op de hielen zitten; (b) iemand het vuur na aan de schenen leggenjemanden im Nacken haben • door iemand achternagezeten worden -
14 Rücken
Rücken〈m.; Rückens, Rücken〉♦voorbeelden:den Rücken vor jemandem beugen • de meerdere in iemand erkennenjemandem den Rücken beugen, brechen • iemands weerstand brekenden Rücken frei haben • de handen vrij hebbenjemandem den Rücken stärken • iemand aanmoedigeneiner Sache 〈 3e naamval〉 den Rücken kehren, wenden • met een zaak niets meer te maken willen hebbenfast auf den Rücken fallen • bijna achteroverslaan van verbazingauf seinen Rücken geht viel • hij kan tegen een stootjeetwas im Rücken haben • iets achter de hand hebbenjemandem in den Rücken fallen • iemand onverhoeds aanvallen -
15 Rückgrat
Rückgrat〈o.〉♦voorbeelden:Rückgrat zeigen • ruggengraat tonenjemandem das Rückgrat stärken • iemand ruggensteun geven -
16 abbrechen
-
17 abfedern
-
18 abschließen
abschließenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:mit der Welt abschließen • met de wereld brekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ein abgeschlossenes Ganzes • een afgerond geheelein Kragen schließt das Kleid ab • de jurk is met een kraag afgezetsich abschließen • zich afsluiten, zich afzonderen -
19 aufbrechen
-
20 auflockern
auflockern1 losser maken, loswerken2 〈 figuurlijk〉opvrolijken, ontspannen♦voorbeelden:das Kopfkissen auflockern • het hoofdkussen opschudden2 eine aufgelockerte Atmosphäre • een ongedwongen, ontspannen sfeerein aufgelockertes Programm • een afwisselend programmadie Eintönigkeit eines Stadtviertels durch Grünanlagen auflockern • de eentonigheid van een stadswijk door plantsoenen breken
См. также в других словарях:
breken — broko … Woordenlijst Sranan
brique — [ brik ] n. f. • fin XIIe; aussi « morceau, miette » jusqu au XVIe et dial.; néerl. bricke;cf. all. brechen « briser » 1 ♦ Matériau artificiel fabriqué avec de la terre argileuse pétrie, façonnée et séchée. Brique parallélépipédique, plate,… … Encyclopédie Universelle
Unglück — 1. Allein vnglück vnd armut ist vor den Neidhard gut. – Gruter, III, 4; Lehmann, II, 33, 21; Simrock, 7478. 2. Alles Vnglück fahet sich in Gottes namen an (in nomine Domini). – Gruter, III, 4; Henisch, 1697, 30; Petri, II, 8; Blum, 2; Eiselein,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
all up — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
Brake — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
Break — (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak, Sw. braka … The Collaborative International Dictionary of English
Breaking — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
Broke — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
broke — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
Broken — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
road — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English