-
1 to forecast
voorspellen -
2 to predict
voorspellen -
3 divine
adj. goddelijk, hemels--------n. voorspellen--------v. raden; voorspellendivine1[ divvajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————divine2〈bijvoeglijk naamwoord; ook diviner〉♦voorbeelden:divine service • godsdienstoefening————————divine3II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gissen ⇒ raden, inzien; een voorgevoel hebben van♦voorbeelden: -
4 soothsay
v. voorspellen, van te voren voorspellen, toekomst voorspellen -
5 augur
n. waarzegger--------v. doorgeven, doorvertellenaugur1[ o:gə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 augur ⇒ (vogel)wichelaar, ziener————————augur2♦voorbeelden:1 augur well/ill for • goeds/kwaads voorspellen voor -
6 bode
v. voorspelling, een teken zijn van-bode1♦voorbeelden:bode well/ill for • een goed/slecht voorteken zijn voor————————bode2→ bide bide/ -
7 forebode
v. voorspellen; hebben van een voorgevoel; brengen van-[ fo:bood]♦voorbeelden: -
8 forecast
adj. voorzien, verwacht--------n. voorspelling, verwachting (v.h. weer)--------v. voorspellenforecast1[ fo:ka:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————forecast2〈werkwoord; ook forecast, forecast〉1 voorspellen ⇒ verwachten, aankondigen -
9 foretell
-
10 portend
v. voorspellen (nare voorspelling; een waarschuwing)[ po:tend] 〈 formeel〉 -
11 predict
-
12 presage
n. voorteken; voorgevoel; omen--------v. voorspellen; aankondigen; de voorbode zijn van-presage1————————presage21 voorspellen ⇒ aankondigen; de voorbode zijn van -
13 prophesy
-
14 tell fortunes
-
15 adumbrate
v. afschaduwen; schetsen; aankondigen[ ædəmbreet] 〈zelfstandig naamwoord: adumbration〉2 prefigureren ⇒ vaag aankondigen/voorspellen -
16 astrological
adj. astrologisch (tot de astrologie behorend, van voorspellen van de toekomst volgens de sterren)[ æstrəlodzjikl] 〈 astrologically〉 -
17 augur well/ill for
augur well/ill forgoeds/kwaads voorspellen voor -
18 betoken
v. doorvertellen; aangeven, merken1 betekenen ⇒ een teken zijn van, voorspellen -
19 croak
n. gekwaak--------v. kwaken (kikvorsen), krassen; het loodje leggen (sl.); met schorre stem zeggencroak1[ krook] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————croak21 kwaken 〈 door kikvorsen〉 ⇒ krassen 〈 onder meer door raven en kraaien〉; hees/schor zijn; (ontevreden) grommen, brommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op hese toon/met schorre stem zeggen/voorspellen -
20 crystal gazing
crystal gazing
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
voorspellen
Страницы