-
1 raspiness
schorheid -
2 frog in the throat
schorheid (van stem of andere geluiden) -
3 croak
n. gekwaak--------v. kwaken (kikvorsen), krassen; het loodje leggen (sl.); met schorre stem zeggencroak1[ krook] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————croak21 kwaken 〈 door kikvorsen〉 ⇒ krassen 〈 onder meer door raven en kraaien〉; hees/schor zijn; (ontevreden) grommen, brommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op hese toon/met schorre stem zeggen/voorspellen -
4 thickness
n. dikte; laag[ θiknəs]1 dikte ⇒ afmeting in de dikte; dik gedeelte/stuk; dichtheid, lijvigheid, concentratie 〈 van vloeistoffen〉; het dicht bezet/bezaaid/opeengepakt zijn; troebelheid; mistigheid4 laag♦voorbeelden:1 length, width, and thickness • lengte, breedte en diktea thickness of five inches • een dikte/breedte van vijf inch -
5 gruffness
n. onbeleefdheid; schorheid; boosheid -
6 hoarseness
n. schorheid -
7 huskiness
n. schorheid -
8 raucousness
n. schorheid, rauwheid
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский