-
1 figer
figer [fiezĵee]1 stollenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:se figer dans une attitude • een houding hardnekkig blijven volhouden1. v2) (doen) verstarren, verstijven2. se figerv1) stollen2) verstijven -
2 contracter
contracter [kõtraaktee]1 〈 schuld, verplichting, verbintenis, verbond〉 aangaan ⇒ 〈 verplichting, verantwoordelijkheid〉 op zich nemen ⇒ 〈 verzekering〉 afsluiten ⇒ 〈 lening, huwelijk〉 sluiten♦voorbeelden:4 être contracté • nerveus, gespannen zijn1. v1) (af)sluiten [contract]2) aangaan [verplichting]3) op zich nemen [verantwoordelijkheid]4) oplopen [ziekte]5) aannemen [gewoonte]6) (doen) samentrekken [spieren]7) spannen [spieren]2. se contracterv2) verstarren [gezicht] -
3 immobiliser
immobiliser [iemobbieliezee]1 stopzetten ⇒ stilleggen, tot stilstand brengen1 zich niet meer bewegen ⇒ (onbeweeglijk) blijven staan, liggen ⇒ 〈 van verkeer〉 tot stilstand komen1. v1) stopzetten, stilleggen2) verlammen2. s'immobiliserv2) tot stilstand komen [verkeer] -
4 ankyloser
ankyloser [ãkieloozee]1 stijf worden ⇒ verstarren, vastroesten -
5 fossiliser
fossiliser [fossieliezee] -
6 pétrifier
pétrifier [peetriefjee]1 verstenen ⇒ verstarren, verstijven -
7 scléroser
scléroser (se) [skleerozzee]〈 werkwoord〉 -
8 statufier
statufier [staatuufjee]〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
Verstarren — Verstarren, verb. reg. neutr. mit dem Hülfsworte seyn, welches im gemeinen Leben für das edlere erstarren gebraucht wird. In einem etwas andern Verstande ist es, doch auch nur im gemeinen Leben, vor Verwunderung und Erstaunen gleichsam starr… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Ver — Ver, eine sehr alte Partikel, in der Deutschen sowohl, als allen mit derselben verwandten Sprachen, welche ehedem auch für sich allein üblich war; aber jetzt nur noch in der Ableitung vorkommt, wo sie von einer sehr mannigfaltigen Bedeutung ist,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
