-
1 disperser
disperser [diespersee]1 verspreiden ⇒ verstrooien, uiteenjagen♦voorbeelden:1 zich verspreiden ⇒ zich versnipperen, uiteengaan1. v1) verspreiden, verstrooien2) versnipperen2. se disperserv1) zich verspreiden, uiteengaan -
2 émietter
-
3 éparpiller
éparpiller [eepaarpiejee]1 verspreiden ⇒ verstrooien, uitstrooien♦voorbeelden:v1) verspreiden, verstrooien2) versnipperen -
4 saupoudrer
saupoudrer [soopoedree]〈 werkwoord〉v2) doorspekken (met) [tekst]3) versnipperen [budget, krachten] -
5 atomiser
atomiser [aatommiezee]♦voorbeelden: -
6 balkaniser
balkaniser [baalkaaniezee]〈 werkwoord〉 〈 pejoratief〉 -
7 démembrer
-
8 fractionner
fractionner [fraaksjonnee]1 verdelen ⇒ (op)splitsen, versnipperen, verbrokkelen -
9 morceler
-
10 parcelliser
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский