-
1 rapport
rapport [raapor]〈m.〉1 verslag ⇒ rapport, verklaring3 verband ⇒ samenhang, verhouding, betrekking, gelijkenis, overeenkomst4 verhouding ⇒ verstandhouding, betrekking, relatie♦voorbeelden:quel rapport? • wat heeft dat er mee te maken?faire le rapport entre deux événements • verband leggen tussen twee gebeurtenissenje ne vois pas le rapport • ik zie het verband nietcela n'a aucun rapport avec • dat heeft niets te maken metdans le rapport de trois à un • in de verhouding van drie staat tot éénen rapport avec • in overeenstemming met, overeenkomstigêtre en rapport avec • samenhangen metpar rapport à • in vergelijking met, in verhouding tot, vergeleken metêtre sans rapport avec • in geen verband staan metsous le rapport de • wat betreftsous tous les rapports • in alle opzichtenrapports sexuels • seksuele omgangavoir des rapports tendus avec qn. • op gespannen voet staan met iemandavoir des rapports avec une femme • seksuele omgang hebben met een vrouwêtre en rapport avec qn. • met iemand in contact staanentrer, se mettre en rapport avec qn. • in contact treden met iemand→ maisonm1) verslag, rapport2) opbrengst3) verband, samenhang4) verhouding, betrekking5) vloedwater6) appel, verslag [leger] -
2 lien
lien [ljẽ]〈m.〉2 band ⇒ verband, samenhang♦voorbeelden:lien logique • logisch verbandm1) band2) verband, samenhang3) verbintenis4) verbindingsstuk [techniek] -
3 associer
associer [aasosjee]1 verenigen ⇒ bijeenbrengen, samenvoegen1 〈+ à〉 zich aansluiten (bij) ⇒ 〈+ à, avec〉 een vennootschap aangaan (met), een bondgenootschap sluiten (met)1. v1) verenigen, samenvoegen3) betrekken (bij, in)2. s'associer (à)v -
4 cohérence
cohérence [ko.eerãs]〈v.〉1 cohesie ⇒ (innerlijke) samenhang, (logisch) verbandf(innerlijke) samenhang, (logisch) verband -
5 connexion
connexion [konneksjõ]〈v.〉2 verbinding ⇒ schakeling, aansluitingf1) verband, samenhang2) aansluiting, verbinding -
6 contexte
contexte [kõtekst]〈m.〉♦voorbeelden:msamenhang, context -
7 dépendance
-
8 liaison
liaison [lie.ezzõ]〈v.〉♦voorbeelden:être en liaison avec qn. • met iemand in verbinding staanen liaison avec qn. • samen met iemand1. f1) verbinding2) samenhang3) metselspecie4) bindmiddel [culinaria]5) affaire, verhouding6) verbindingsteken [muziek]2. liaisonsf pl -
9 pansement
-
10 rapporter
rapporter [raaportee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 rapporteren ⇒ verslag uitbrengen over, klikken5 toevoegen ⇒ opzetten, opnaaien7 in verband brengen ⇒ toeschrijven, toepassen♦voorbeelden:rapporter des on-dit • geruchten verspreiden, doorvertellen4 rapporter gros • veel opbrengen, opleverence champ rapporte • dat veld is vruchtbaar1 betrekking hebben (op) ⇒ overeenkomen (met), (terug)slaan op♦voorbeelden:¶ s'en rapporter à qn. • op iemand vertrouwen, zich op iemand verlatenje m'en rapporte à vous • ik laat het aan u overv1) wassen [zee]2) terugbrengen3) meebrengen4) rapporteren5) klikken6) opbrengen7) toevoegen8) annuleren -
11 relation
relation [rəlaasjõ]〈v.〉2 relatie ⇒ kennis, connectie♦voorbeelden:relations épistolaires • briefwisselingrelations publiques • public relationsrelations sexuelles • geslachtsverkeerrelations suivies • geregeld contactrelations tendues • gespannen verhoudingnouer des relations avec qn. • betrekkingen met iemand aanknopenentrer en relation avec qn. • in contact treden met iemand1. f1) relatie, betrekking, verhouding2) connectie, kennis4) verslag2. relationsf plomgang, verkeer -
12 rattacher
rattacher [raataasĵee] -
13 bande
bande [bãd]〈v.〉2 baan ⇒ strook, band4 bende ⇒ troep, groep♦voorbeelden:bande de mitrailleuse • patroonbandbande de toile • verband, windselbande Velpeau • zwachtel, rekverbandbande élastique • rekverbandbande magnétique • magneetband, bandje, tapebande sonore • geluidsband, soundtrackbandes d'une chaussée • rijstrokenchaussée à trois bandes • driebaanswegbande dessinée • strip〈 pejoratief〉 bande d'idiots! • stelletje stommelingen!bande de loups • roedel wolvenêtre de la bande • erbij horenaller en bande • met z'n allen gaanfaire bande à part • zich afzonderen〈 figuurlijk〉 prendre qn., faire qc. par la bande • iemand, iets indirect benaderenf1) reep, band2) baan, strook3) bende, troep, groep -
14 enchaîner
enchaîner [ãsĵennee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (logisch) verbinden ⇒ samenvoegen, in samenhang brengen1 (logisch) verband houden ⇒ samenhangen, uit elkaar voortvloeienv2) kluisteren3) samenvoegen4) na een onderbreking doorgaan [theater] -
15 isolé
isolé [iezollee]1 afgezonderd ⇒ afgelegen, geïsoleerd♦voorbeelden:adj1) afgezonderd, afgelegen2) losstaand3) alleenstaand4) geïsoleerd [elektriciteit] -
16 lier
lier [lie.ee]1 binden ⇒ verbinden, vastbinden♦voorbeelden:lier ses idées • zijn gedachten logisch verbindenlier une sauce • een saus bindendans cette affaire tout est lié • in deze zaak houdt alles verband met elkaarêtre fou à lier • stapelgek zijnêtre lié à, avec qn. d'amitié • met iemand bevriend zijnils sont très liés • ze zijn erg met elkaar bevriendlier connaissance avec qn. • iemand leren kennenlier conversation avec qn. • met iemand een gesprek aanknopen♦voorbeelden:v1) (ver)binden, vastbinden2) aanknopen [vriendschap] -
17 lointain
lointain [lwẽtẽ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:époque lointaine • lang vervlogen tijdil n'y a qu'un rapport lointain • er is slechts een zijdelings verbandle lointain • de verte, het verschiet1. m 2. adj -
18 matière
matière [maatjer]〈v.〉♦voorbeelden:la matière grise • de grijze cellen, de hersenenmatière imposable • belastbaar deel van het inkomenmatières premières • grondstoffen4 entrer en matière • ter zake komen, zijn onderwerp aanpakkenêtre versé dans une matière • goed thuis zijn in een onderwerpdonner matière à • stof, aanleiding geven toten pareille matière • in dit verbandf1) stof, materie2) (school)vak3) onderwerp -
19 ordre
ordre [ordr]〈m.〉1 orde ⇒ volgorde, rangorde, ordening4 categorie ⇒ soort, aard5 bevel ⇒ opdracht, verordening, order6 order ⇒ bestelling, opdracht♦voorbeelden:avoir de l'ordre • ordelijk zijnmanquer d'ordre • slordig zijnmettre de l'ordre • orde scheppenmettre bon ordre à • voorgoed een eind maken aanmettre de l'ordre dans • opruimen, ordenendans l'ordre chronologique • chronologischdans l'ordre d'entrée en scène • in volgorde van opkomstmettre en ordre • opruimen, ordenenen ordre de marche • startklaarpar ordre alphabétique • alfabetisch gerangschiktl'ordre établi • de gevestigde ordene pas avoir d'ordre • geen orde kunnen houdenrappeler qn. à l'ordre • iemand tot de orde roepenrentrer dans l'ordre • weer normaal wordenordre monastique • kloosterorde4 de dernier ordre • erbarmelijk slecht; totaal onbelangrijkchoses de même ordre • soortgelijke dingende premier ordre • eersteklas-affaire de premier ordre • bijzonder belangrijke zaakde second ordre • tweederangsd' ordre général • van algemene aardd' ordre philosophique • op het terrein van de filosofiec'est dans l'ordre des choses • dat is de normale gang van zakendans cet ordre d'idées • in verband hiermeeune inquiétude de cet ordre • een dermate grote onrustordre formel • uitdrukkelijk bevelje n'ai pas d'ordre à recevoir • ik kan mijn eigen boontjes wel doppenà vos ordres! • tot uw orders!être aux ordres de • ter beschikking staan vanjusqu'à nouvel ordre • tot nader orderpar ordre de, sur l'ordre de • in opdracht van6 ordre d'achat • kooporder, bestelformulierprendre des ordres • bestellingen opnemen; bevelen in ontvangst nemenà l'ordre du jour • actueel, in de modem1) orde, volgorde3) genootschap4) categorie5) bevel6) bestelling -
20 relier
См. также в других словарях:
Verband [1] — Verband, eine mittels Binden oder andrer Hilfsmittel (Schienen u. dgl.) kunstgerecht ausgeführte Bedeckung und Einwickelung verwundeter, gequetschter, gebrochener oder entzündeter Körperteile. Das wichtigste Material zur Anlegung eines Verbandes… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Verband [2] — Verband, bei Pflanzungen eine solche Stellung der einzelnen Pflanzen einer Reihe, daß sie den Zwischenräumen der Pflanzen einer andern Reihe entsprechen (s. Abbild.). – Über V. im Bauwesen s. Holzverband und Steinverband … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Verband — Verband, 1) in der Chirurgie die Anwendung von Mechanismen, welche zur Heilung od. wenigstens Besserung von zumeist äußerlichen Krankheiten u. Körperfehlern, so wie zur Application von äußeren Arzneimitteln benutzt werden u. in ruhendem Contacte… … Pierer's Universal-Lexikon
Verband — Verband, Bandage, alles, was zur Umhüllung eines kranken Körperteils behufs Erreichung eines Heilzwecks dient, entweder einfacher Deck , Okklusions oder Okklussiv V. zum Schutz der Wunden (am besten der antiseptische V. von Lister, s. Wunde),… … Kleines Konversations-Lexikon
Verband — 1. ↑Föderation, ↑Formation, ↑Organisation, 2. Bandage … Das große Fremdwörterbuch
Verband — ↑ binden … Das Herkunftswörterbuch
Verband — [Network (Rating 5600 9600)] Auch: • Verein … Deutsch Wörterbuch
Verband — Kolonne; Schar; Gruppe; Kommando; Abteilung; Geschwader; Rotte; Interessengemeinschaft; Union; Verein; Vereinigung; Gesellschaft; … Universal-Lexikon
Verband — Der Verband ist: Verband (Handel), Zusammenschluss von Einzelhändlern Verband (Interessenvertretung), Zusammenschluss zur Bündelung und Regelung von Interessen Verband (Mathematik), eine mathematische Struktur Verband (Medizin), Gegenstand zum… … Deutsch Wikipedia
Verband — der Verband, ä e (Grundstufe) Bedeckung, die eine Wunde schützt Beispiele: Die Krankenschwester hat dem Patienten den Verband gewechselt. Du kannst den Verband erst nach sechs Stunden abnehmen. Kollokation: jmdm. einen Verband anlegen der Verband … Extremes Deutsch
Verband — Ver·bạnd1 der; (e)s, Ver·bän·de; ein Stück Stoff o.Ä., das man um den verletzten Teil des Körpers legt <einen Verband anlegen, umbinden, abnehmen, wechseln, erneuern> || K : Verbandskasten, Verbandsmaterial, Verbandsmull, Verbandswatte,… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache