Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

Со всех языков на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

veinzen

Толкование Перевод

1 feign

v. veinzen, simuleren; doen alsof; verzinnen, uit de duim zuigen; imiteren

feign

[ feen]

1 veinzen ⇒ simuleren

2 verzinnen 〈 smoes〉

♦voorbeelden:

1   feign illness • ziekte veinzen

     feigned modesty • valse bescheidenheid

     feign sleep • doen alsof men slaapt

English-Dutch dictionary > feign
2 dissemble

v. verhullen; voorwenden; huichelen

dissemble

[ dissembl]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 huichelen ⇒ veinzen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 veinzen ⇒ voorwenden

2 verhullen

English-Dutch dictionary > dissemble
3 sham

adj. namaak-, imitatie-, vals
--------
n. schaamte, schande; pech
--------
v. veinzen, voorwenden; simuleren, doen alsof, zich aanstellen

sham¹

[ sjæm] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 veinzerij ⇒ komedie, schijn(vertoning), bedrog

2 voorwendsel ⇒ smoes

3 namaaksel ⇒ imitatie

4 bedrieger ⇒ hypocriet

♦voorbeelden:

1   the promise was a sham • de belofte was maar geveinsd/schijn

2   all sham • één en al komedie

————————

sham²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 namaak- ⇒ imitatie-, vals

2 schijn- ⇒ gesimuleerd, pseudo-

♦voorbeelden:

2   sham pity • voorgewend medelijden

————————

sham³

〈 shammed〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord, koppelwerkwoord〉

1 doen alsof ⇒ veinzen, simuleren

♦voorbeelden:

1   sham dead • zich dood houden

     he's only shamming • hij doet maar alsof

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 voorwenden ⇒ simuleren

♦voorbeelden:

1   sham illness • doen alsof je ziek bent

English-Dutch dictionary > sham
4 act

n. handeling; daad; akte; wet; nummer, bedrijf
--------
v. handelen, optreden; zich gedragen, toneelspelen, een rol spelen

act¹

[ ækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 handeling ⇒ daad, werk

2 〈ook Act; juridisch〉 besluit ⇒ bepaling, wet

3 〈 juridisch〉 akte ⇒ (proces)stuk

4 〈 dramaturgie〉 bedrijf ⇒ akte

5 〈 circus〉 nummer ⇒ act

6 〈 circus〉 artiest ⇒ toneelspeler

7 〈informeel; pejoratief〉 komedie ⇒ veinzerij

♦voorbeelden:

1   act of faith • geloofsdaad

     act of war • oorlogshandeling

2   〈 Amerikaans-Engels〉 act of Congress, 〈 Brits-Engels〉act of Parliament • wet van het Congres/Parlement

3   〈 economie〉 act of honour • wissel

7   do the sweetheart act • het liefje uithangen

     go into one's act • zijn bekende grapjes uithalen

     put on an act • komedie spelen

¶ 〈 religie〉 Acts (of the Apostles) • Handelingen (van de Apostelen)

     〈 geschiedenis〉 act of faith • ketterverbranding

     act of God • straffe Gods; 〈 verzekeringswezen〉overmacht, force majeure 〈 met betrekking tot natuurgeweld〉

     〈 juridisch〉 act of grace • concessie; 〈 ook Act〉 amnestie(wet)

     〈 ook Act〉 act of indemnity/oblivion • amnestie(wet)

     catch/take someone in the (very) act • iemand op heterdaad betrappen

     〈 informeel〉 get in on the act, get into the act • meedoen (om zijn deel van de koek te hebben)

     〈 slang〉 get one's act together • orde op zaken stellen, zijn zaakjes voor elkaar krijgen

     steal the act • uitben

     I was in the (very) act of writing a letter • ik was net een brief aan het schrijven

————————

act²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zich voordoen ⇒ zich gedragen

2 handelen ⇒ optreden, iets doen

3 fungeren ⇒ optreden

4 werken ⇒ functioneren

5 acteren ⇒ spelen

6 komedie spelen ⇒ zich aanstellen, veinzen

7 〈 juridisch〉 besluiten ⇒ besluit nemen

♦voorbeelden:

1   he acts important • hij doet gewichtig

     he acts like a fool • hij gedraagt zich als een dwaas

2   why don't the police act? • waarom grijpt de politie niet in?

3   act as chairman • het voorzitterschap waarnemen

     the chairman asked her to act for him • de voorzitter vroeg haar om hem te vervangen

¶ Ayckbourn's plays act well • de stukken van Ayckbourn zijn goed speelbaar/bekken goed

→ act up act up/, act upon act upon/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 uitbeelden ⇒ spelen, uitspelen

2 〈 dramaturgie〉 spelen ⇒ opvoeren, acteren

3 spelen ⇒ zich voordoen als

4 zich gedragen overeenkomstig

♦voorbeelden:

1   act a story • een verhaal uitbeelden

     act out one's emotions • zijn gevoelens uitspelen/naar buiten brengen

3   act the fool • de idioot uithangen

4   she doesn't act her age • zij gedraagt zich niet naar haar leeftijd

English-Dutch dictionary > act
5 affect illness

affect illness

ziekte veinzen

English-Dutch dictionary > affect illness
6 affect

v. betreffen; voorwenden; beïnvloeden

affect

[ əfekt]

1 affecteren ⇒ voorwenden, doen alsof

2 zich voordoen als ⇒ spelen

3 houden van ⇒ bij voorkeur gebruiken

4 (ont)roeren ⇒ aangrijpen

5 beïnvloeden ⇒ treffen

6 aantasten ⇒ aanvallen

♦voorbeelden:

1   affect illness • ziekte veinzen

2   affect the free thinker • de vrijdenker uithangen

3   affect long words • graag lange woorden gebruiken

4   his death affected me deeply • ik was diep getroffen door zijn dood

5   how will the new law affect us? • welke invloed zal de nieuwe wet op ons hebben?

     tax increases affect the whole population • belastingverhogingen treffen de hele bevolking

6   smoking affects your health • roken is slecht voor de gezondheid

English-Dutch dictionary > affect
7 assume

v. veronderstelling; standpunt, stelling

assume

[ əsjoe:m]

1 aannemen ⇒ vermoeden, veronderstellen

2 overnemen ⇒ nemen, grijpen

3 op zich nemen

4 veinzen ⇒ voorwenden

♦voorbeelden:

1   assume his coming, what'll we do then? • stel dat hij komt, wat doen we dan?

3   he assumed the role of benefactor • hij speelde de weldoener

     assume one's duties • zijn taak aanvangen

English-Dutch dictionary > assume
8 dissimulate

v. ware bedoelingen verborgen houden

dissimulate

[ dissimjoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: dissimulation〉〈 formeel〉

1 veinzen ⇒ huichelen, verbergen

♦voorbeelden:

1 he dissimulated his real intentions • hij hield zijn ware bedoelingen verborgen

English-Dutch dictionary > dissimulate
9 fake

adj. vals, vervalst
--------
n. vervalsing;, bedrog; (het) gebluf, vervalst (kunst) voorwerp, oplichter, zich doen voorkomen als
--------
v. vervalsen, doen voorkomen, doen alsof, iets veranderen om op te lichten

fake¹

[ feek] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 vervalsing ⇒ kopie

2 oplichter ⇒ bedrieger

♦voorbeelden:

1   that Rembrandt is a fake • die Rembrandt is een vervalsing

————————

fake²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 namaak- ⇒ vals, vervalst 〈 sieraad, schilderij〉

————————

fake³

〈 werkwoord〉

1 voorwenden ⇒ veinzen 〈 ziekte, verbazing〉

2 namaken ⇒ vervalsen, fingeren 〈 schilderij, handtekening〉

♦voorbeelden:

1   a faked robbery • een in scène gezette overval

2   fake up • namaken, vervalsen

English-Dutch dictionary > fake
10 feign illness

feign illness

ziekte veinzen

English-Dutch dictionary > feign illness
11 fox

n. familienaam, Fox; Fox Studios, film en televisieproductiebedrijf gevestigd in Californië en Australië, afdeling van de 20-ste Eeuw Fox

fox¹

[ foks] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 vos 〈 ook figuurlijk〉

2 vos ⇒ vossenpels, vossenbont

————————

fox²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 doen alsof ⇒ veinzen

♦voorbeelden:

1 is he asleep?; he's just foxing • slaapt hij?; hij doet maar alsof

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 informeel〉 beetnemen ⇒ bedriegen, te slim/te vlug af zijn

2 〈 informeel〉 in de war brengen

English-Dutch dictionary > fox
12 part

adj. gedeelte; rol; stem; steek
--------
adv. gedeeltelijk
--------
n. gedeelte, deel; stuk; gedeelte v.e land, gebied; gedeelte bij een overeenkomst; taak
--------
v. delen; verdelen; scheiden; afscheid nemen

part¹

[ pa:t]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 (onder)deel ⇒ aflevering; 〈 wiskunde〉 deel, verzameling

2 〈 dramaturgie〉 rol

3 〈 Amerikaans-Engels〉 scheiding 〈 in het haar〉

♦voorbeelden:

1   two parts of flour • twee delen bloem

2   look the part • er naar uitzien

     〈 figuurlijk〉 play a part • een rol spelen, veinzen

     〈 figuurlijk〉 play a part in • een rol spelen bij/in

→ private private/

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 ook attributief〉 deel ⇒ gedeelte, stuk

2 aandeel ⇒ part, functie

3 houding ⇒ gedragslijn

♦voorbeelden:

1   it is part of the game • het hoort er bij

     the better/best/greater/most part • de meerderheid, het overgrote deel

     the dreadful part of it • het verschrikkelijke ervan

     part by part • stuk voor stuk

2   do one's part • zijn plicht vervullen

     have a part in • iets te maken hebben met

¶ part and parcel of • een essentieel onderdeel van

     take part in • deelnemen aan, betrokken zijn bij

     for my part • wat mij betreft

     in part(s) • gedeeltelijk, ten dele

     on the part of • van de kant van

     for the most part • meestal, in de meeste gevallen; vooral

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 zijde ⇒ kant

♦voorbeelden:

1   take the part of, take part with • de zijde kiezen van

IV 〈 meervoud〉

1 streek ⇒ gebied, gewest

2 bekwaamheid ⇒ talent(en)

♦voorbeelden:

2   a man of good/many parts • een erg bekwaam/begaafd man

————————

part²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 van/uit elkaar gaan ⇒ scheiden

2 〈 eufemistisch〉 heengaan ⇒ sterven

♦voorbeelden:

1   the clouds part • de wolken breken open

     part (as) friends • als vrienden uit elkaar gaan

→ part from part from/, part with part with/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 scheiden ⇒ (ver)delen, breken

2 scheiden ⇒ afzonderen

3 een scheiding kammen/leggen in 〈 haar〉

♦voorbeelden:

2   till death do us part • tot de dood ons scheidt

     he wouldn't be parted from his money • hij wilde niet betalen

————————

part³

〈 bijwoord〉

1 deels ⇒ gedeeltelijk, voor een deel

English-Dutch dictionary > part
13 play a part

speelde een rol

play a part

een rol spelen, veinzen

English-Dutch dictionary > play a part
14 pretend

adj. voordoend; aanspraak makend
--------
v. zich voordoen als; doen alsof; aanspraak maken op

pretend

[ prittend]

I 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 doen alsof ⇒ komedie spelen

♦voorbeelden:

1 pretend at indifference • zich onverschillig voordoen

→ pretend to pretend to/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 pretenderen ⇒ voorgeven, (ten onrechte) beweren

2 voorwenden ⇒ veinzen

3 wagen ⇒ durven

English-Dutch dictionary > pretend
15 assumptive

adj. vanzelfsprekend; veronderstelling; veinzen

English-Dutch dictionary > assumptive

См. также в других словарях:

Gisèle Vienne — est une artiste franco autrichienne. Sommaire 1 Biographie 2 Spectacles 3 Installations et expositions 4 Films … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

veinzen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

veinzen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: