-
1 two-faced
-
2 Victorian
adj. Victoriaans, (overdreven) preuts (v.d. tijd v. Koningin Victoria in Engeland; conservatief, bekrompen)--------n. Victoriaan (iem. uit de tijd van koningin Victoria)[ vikto:riən] -
3 affected
-
4 cant
n. hypocriet geleuter; dialect; neiging; plotselinge beweging--------v. schuinte, helling, kantingcant1[ kænt]♦voorbeelden:2 quasi vrome taal ⇒ huicheltaal, schijnheilige praat————————cant21 (over)hellen ⇒ schuin liggen/staan4 quasi vrome taal bezigen ⇒ huichelen, schijnheilig praten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 hypocrite
-
6 hypocritical
-
7 insincere
adj. onoprecht; oneerlijk; huichelachtig[ insinsiə] 〈insincerely; zelfstandig naamwoord: insincerity〉 -
8 make out
begrijpen; schrijven (cheque e.d.); zienmake out1 klaarspelen ⇒ het maken, zich redden3 vrijen♦voorbeelden:1 the European industry is not making out as bad as everybody says • met de Europese industrie gaat het niet zo slecht als iedereen zegt2 how are you making out with Leila? • hoe gaat het tussen jou en Leila?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitschrijven ⇒ opmaken, invullen5 begrijpen ⇒ snappen, hoogte krijgen van♦voorbeelden:1 make out a cheque to/in favour of • een cheque uitschrijven op naam van/ten gunste vanhe made out that … • hij beweerde dat …I can't make out this message • ik snap dit bericht nietwe couldn't make out if/whether they wanted to move or not • we konden er niet achter komen/wisten niet of ze nu wilden verhuizen of niet¶ how do you make that out? • hoe kom je daar bij? -
9 pious
-
10 sanctimonious
-
11 sham
adj. namaak-, imitatie-, vals--------n. schaamte, schande; pech--------v. veinzen, voorwenden; simuleren, doen alsof, zich aanstellensham1[ sjæm] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 veinzerij ⇒ komedie, schijn(vertoning), bedrog♦voorbeelden:1 the promise was a sham • de belofte was maar geveinsd/schijn————————sham21 namaak- ⇒ imitatie-, vals2 schijn- ⇒ gesimuleerd, pseudo-♦voorbeelden:————————sham3〈 shammed〉1 doen alsof ⇒ veinzen, simuleren♦voorbeelden:he's only shamming • hij doet maar alsofII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 they made John out to be a hypocrite
English-Dutch dictionary > they made John out to be a hypocrite
-
13 Janus-faced
Waarvan het gezicht naar verschillende kanten gekeerd is {zoals het gezicht van de God Janus}; hypocriet -
14 Victorianism
n. Victorianisme (preuts, hypocriet) -
15 be a hypocrite
v. een hypocriet zijn, huichelachtig zijn -
16 canting
adj. hypocriet -
17 double tongued
vals, niet oprecht, oneerlijk, niet eerlijk; niet loyaal; hypocriet -
18 hypocritic
adj. hypocriet, huichelaar, veinzer -
19 two-facedly
met twee gezichten, onoprecht, hypocriet, schijnheilig
См. также в других словарях:
Amsterdam — This article is about the Dutch capital. For other uses, see Amsterdam (disambiguation). Amsterdam Municipality/city From left to right and top to bot … Wikipedia