-
1 cry out
uitroepen, schreeuwen -
2 note revocation
uitroepen van verloop van geldigheid van geldelijke verplichting -
3 acclaim
n. toejuiching, bijval, gejuich--------v. toejuichen, uitroepenacclaim1[ əkleem] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toejuiching ⇒ bijval, gejuich♦voorbeelden:————————acclaim2〈 werkwoord〉 -
4 declare
v. verklaren; opgeven; aangeven[ dikleə]1 een verklaring afleggen ⇒ een aankondiging/bekendmaking doen2 〈+against/for〉stelling nemen (tegen/voor) ⇒ zich (openlijk) uitspreken (tegen/voor)♦voorbeelden:¶ I (do) declare! • heb je (nou toch) ooit!, (wel) nu nog mooier!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bekendmaken ⇒ aankondigen, afkondigen♦voorbeelden:¶ declare oneself • zijn ware aard/bedoeling tonen -
5 ejaculate
v. ejaculeren, uitroepen, plotseling uitbrengen[ idzjækjoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: ejaculation〉 -
6 burst forth/out
burst forth/outuitroepen, uitbarsten -
7 burst
n. uitbarsting; uitbraak; serie schoten--------v. barsten; breken; uitbreken; brekenburst1[ bə:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 los/uitbarsting ⇒ ontploffing; demarrage2 barst ⇒ breuk, scheur♦voorbeelden:burst of flame • steekvlamburst of laughter • lachsalvo————————burst21 (door/los/uit)barsten/breken ⇒ uit elkaar spatten/springen/vliegen2 op barsten/breken/springen staan ⇒ barstensvol zitten♦voorbeelden:the bottle burst • de fles spatte uiteenthat boy'll eat till he bursts • dat joch eet zich te barstenthe storm burst • de storm brak losburst away • wegrennen, zich losrukkenburst forth/out • uitroepen, uitbarstenburst out crying • in huilen uitbarstenthe sun burst out • plotseling brak de zon doorburst into the bedroom • de slaapkamer komen binnenvallenburst into blossom • in bloei schietenburst into flames • in brand vliegenburst into sight/view • (plotseling) in zicht komenburst (out) into song • in gezang losbarstenburst into tears • in tranen uitbarstenburst out of one's clothes • uit zijn kleren barstenburst with joy • dolgelukkig zijn→ burst in burst in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door/open/verbreken ⇒ forceren, inslaan, intrappen♦voorbeelden:burst a blood-vessel • een aderbreuk hebben/krijgenburst a door (open) • een deur intrappen/rammenburst a tyre • een lekke band hebben -
8 call out
n. nummer letter of symbool gebruikt om de aandacht te trekken naar een bepaald gedeelte van een illustratie--------v. om hulp roepen,roepencall out1 uitroepen ⇒ een kreet slaken, een gil gevenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 oproepen ⇒ naar boven brengen, teweegbrengen -
9 declare someone the winner
-
10 exclaim
v. uitroepen, schreeuwen[ ikskleem]♦voorbeelden:exclaim from/with pain • het uitschreeuwen van de pijnhe exclaimed that he did not care • hij riep (uit) dat het hem niet kon schelenhe exclaimed how sorry he was • hij riep hoezeer het hem speet -
11 gawd
-
12 gracious
adj. minzaam, hoffelijk; genadig[ greesjes] 〈 graciousness〉♦voorbeelden:good gracious! • goeie genade! -
13 interject
v. uitroepen, tussenbeiden komend, ergens inwerpen[ - dzjekt]1 (zich) ertussen werpen ⇒ tussenbeide komen, opmerken -
14 proclaim
-
15 shout for joy
shout for joy -
16 shout
n. schreeuw, brullen, krijsen--------v. schreeuwen, krijsen, brullenshout1[ sjaut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schreeuw ⇒ kreet, gil♦voorbeelden:a shout of pain • een schreeuw van pijn————————shout2〈 werkwoord〉1 schreeuwen ⇒ (uit)roepen, brullen, gillen♦voorbeelden:shout orders • bevelen roepenshout oneself hoarse • zich schor schreeuwenthe audience shouted down the speaker • het publiek joelde de spreker uitdon't shout about it! • maak je er niet zo druk om!don't shout at me! • ga niet zo tegen me tekeer!shout for joy • het uitroepen van vreugdehe shouted for/to me to come • hij riep dat ik moest komenshout with pain • schreeuwen/gillen van de pijn -
17 sing something out
sing something out -
18 sing
v. zingen; fluiten; neuriën; verklappen (i.d. spreektaal)1 〈 benaming voor〉 zingend geluid maken ⇒ suizen 〈 van wind〉; fluiten 〈 van kogel〉; tjirpen 〈 van krekel〉♦voorbeelden:sing out (for) • schreeuwen (om)sing up • luider zingen1 zingen2 dichten♦voorbeelden: -
19 squeak
n. (ge)piep, geknars--------v. piepen, knarsensqueak1[ skwie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————squeak21 piepen ⇒ knarsen, gilletjes slaken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (laten/doen) piepen ⇒ schril uitroepen -
20 vote
n. stem; stemming; motie--------v. stemmen, kiezenvote1[ voot] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 stemming♦voorbeelden:give one's vote to/for • zijn stem geven aan, stemmen voorvote of confidence/no-confidence • motie van vertrouwen/wantrouwenunanimous vote • eenstemmigheidput something to the vote • iets in stemming brengentake a vote on • (laten) stemmen over3 Labour vote • Labourkiezers/stemmerscapture the women's vote • de stemmen van de vrouwelijke kiezers winnenthe floating vote • de zwevende/onbesliste kiezers————————vote2♦voorbeelden:1 the Senate voted against/for the bill • de Senaat stemde tegen/voor het wetsontwerpII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the resolution was voted by a large majority • de resolutie werd aanvaard met een grote meerderheid
- 1
- 2
См. также в других словарях:
outroop — /owtˈroop/ (obsolete) noun An auction sale ORIGIN: Du uitroepen to cry out, proclaim • • • outˈrooper noun (obsolete) 1. An auctioneer 2. The publicly appointed town crier of the City of London … Useful english dictionary