-
1 gallant
adj. dapper, moedig; galant, hoffelijk--------n. dapper, hoffelijkgallant1————————gallant2♦voorbeelden: -
2 courteous
-
3 courtly
adj. hoffelijk[ ko:tlie] 〈 courtliness〉1 hoofs ⇒ verfijnd, elegant2 welgemanierd ⇒ beleefd, hoffelijk♦voorbeelden: -
4 gracious
adj. minzaam, hoffelijk; genadig[ greesjes] 〈 graciousness〉♦voorbeelden:good gracious! • goeie genade! -
5 urbane
-
6 attentive
adj. oplettend; bezorgd; zorgzaam[ ətentiv] 〈 attentiveness〉2 attent ⇒ voorkomend, hoffelijk♦voorbeelden: -
7 fair
adj. billijk, eerlijk; behoorlijk; blond; mooi, net; kermis, markt--------adv. eerlijk; behoorlijk; in het geheel (spreektaal)--------n. (jaar)markt, tentoonstellingfair1[ feə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beurs ⇒ (jaar)markt, tentoonstelling————————fair2〈bijvoeglijk naamwoord; fairness〉1 eerlijk ⇒ redelijk, geoorloofd2 behoorlijk ⇒ bevredigend, redelijk♦voorbeelden:fair game • wild waarop gejaagd mag worden; 〈 figuurlijk〉 gemakkelijke prooi 〈 bijvoorbeeld voor kritiek〉get a fair hearing • een eerlijk proces krijgenby fair means or foul • met alle/geoorloofde en ongeoorloofde middelenfair play • fair play, eerlijk spel 〈 ook figuurlijk〉〈 informeel〉 fair enough! • dat is niet onredelijk!, okay!the fair sex • het schone geslacht————————fair3〈 bijwoord〉2 beleefd ⇒ hoffelijk, netjes3 precies ⇒ pal, net♦voorbeelden:1 play fair • eerlijk spelen, integer zijn -
8 polite
-
9 suave
adj. minzaam, voorkomend, vriendelijk (v. wijn), zacht[ swa:v] 〈zelfstandig naamwoord: suavity〉 -
10 fair-spoken
beleefd, keurig, netjes, hoffelijk, innemend -
11 gallantly
adv. dapper, moedig; galant, hoffelijk -
12 politely
adv. beleefd; hoffelijk -
13 with a good grace
elegant, hoffelijk, vriendelijk, welwillend
См. также в других словарях:
Schuld (Zahlungspflicht) — 1. Alle Schulden muss man bezahlen. – Graf, 236, 90. Mhd.: Alle scult mut man wol gelden. (Homeyer, Sachsenspiegel, I, 65.) 2. Allererst die Schulden, dann die Almosen. – Graf, 221, 267. Erst wenn aus dem Nachlass des Verstorbenen die Schulden… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon