-
1 stoten
2 [aanstoot geven] offend♦voorbeelden:1 zijn zinnen stoten • his sentences are halting/awkwardhet schip stootte op een klip • the ship struck a rockop een vreemd woord stoten • come across a foreign wordop moeilijkheden stoten • run into difficultiesop elkaar stoten • collide, run into each otherop/tegen iets stoten • bump into somethingtegen elkaar stoten • bump/knock against each otherII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 niet stoten! • handle with care!iemand uit de groep/de partij stoten • throw someone out of the group/partyeen vaas van de kast stoten • knock a vase off the sideboard1 [gewichtheffen] press2 [biljart] play/shoot (a ball)♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich stoten〉1 [botsen] bump (oneself)2 [zich ergeren] take offence♦voorbeelden: -
2 inslaan
2 [in voorraad nemen] stock (up on/with)4 [aanbrengen in] stamp in/on♦voorbeelden:1 iemand de hersens inslaan • bash/beat someone's brains ineen ruit inslaan • smash a window♦voorbeelden:nieuwe wegen inslaan • break new ground, blaze a (new) trailop iemand blijven inslaan • hit someone repeatedlyzijn nieuwe plaat sloeg enorm in • his new record was a smash hithet nieuws sloeg in als een bom • the news came as a bombshell♦voorbeelden: -
3 afdoen
2 [wegnemen] take off4 [betalen] settle♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 zijn armoede deed niets af aan zijn waardigheid • his poverty did not detract from his dignity〈 figuurlijk〉 dat doet niets af aan het feit dat … • that doesn't alter the fact that …hij heeft voorgoed bij mij afgedaan • I'm through with himiets van de prijs afdoen • knock a bit off the price, come down a bit (in price)die zaak is afgedaan • that business is over and done withdaarmee is dat afgedaan • that is the end of thatiets afdoen met een lachertje • laugh something offhet laatste agendapunt werd met een paar woorden afgedaan • the last item on the agenda was disposed of in a few wordsde schade onderhands afdoen • settle the damages out of court -
4 neerhalen
1 [naar beneden halen] take/pull down ⇒ lower3 [neerschieten] take/bring down4 [bekritiseren] run down ⇒ disparage, 〈 in de ogen van iemand anders〉 lessen, 〈 in de ogen van iemand anders〉 cheapen, 〈 in de ogen van iemand anders〉 degrade♦voorbeelden:de zeilen neerhalen • strike the sails -
5 demonteren
1 [uit elkaar nemen] 〈 geheel〉 disassemble, dismantle, take apart ⇒ strip (down) 〈 motor〉, take off 〈 onderdeel〉, remove 〈 onderdeel〉, detach 〈 onderdeel〉, 〈 voornamelijk passief〉 knock down♦voorbeelden:2 zeemijnen demonteren • deactivate/defuse mines -
6 inspelen
♦voorbeelden:1 zich inspelen • practise, knock the ball around1 [vooruitlopen op] anticipate2 [reageren op] go along with ⇒ 〈 handig〉 capitalize on, take advantage of, 〈 begrip hebben voor〉 feel for♦voorbeelden:2 inspelen op een behoefte/rage • take advantage of a need/craze -
7 omrijden
1 [langs een omweg rijden] make a detour ⇒ take a roundabout route/the long way round♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omverrijden] knock/run down -
8 vallen
3 [terechtkomen] fall4 [plaatshebben op] fall6 [tot stand komen, ontstaan] 〈zie voorbeelden 6〉7 [op een bepaalde manier zijn] 〈zie voorbeelden 7〉8 [in een situatie terechtgekomen zijn] come, fall9 [sneuvelen] fall (in battle)14 [zich aangetrokken voelen tot] go (for), take (to)♦voorbeelden:1 er valt sneeuw/hagel • it's snowing/hailinguit elkaar/aan stukken vallen • fall apart/to pieceszij kwam lelijk te vallen • she had/took a bad fallzich laten vallen • allow oneself to be dropped, fall, drophij viel languit op de grond • he fell headlong/sprawling to the ground〈 figuurlijk〉 op/over een woord vallen • take offence at/quibble over a wordvan de trap vallen • fall/tumble down the stairsik zou hem/haar niet kennen al zou ik over hem/haar vallen • I wouldn't know him/her from Adam3 zijn blik laten vallen op • let one's eye fall on, cast a glance at4 Kerstmis valt op een woensdag • Christmas (Day) falls on/is a Wednesdayer vielen doden/gewonden • there were fatalities/casualtieser valt een schot • a shot is fired/rings outer viel een stilte • there was a hush, silence felleen woord laten vallen • drop a remarkhet valt niet te ontkennen dat … • there is no denying the fact that …met haar valt niet te praten • there is no talking to herer valt wel iets voor te zeggen om … • there is something to be said for …8 dat valt buiten zijn bevoegdheid • that is/falls outside his authority/jurisdictiondat valt niet onder het contract • that does not come/fall under the contract, that is not covered by the contract12 dat valt goed/verkeerd • 〈 gewaardeerd worden〉 that goes down well/badly; 〈 uitvallen〉 that turns out well/badlyhet viel hem zwaar • he found it hard going/difficulteen eis laten vallen • drop a demandiemand laten vallen • drop/ditch someonehij liet de aanklacht vallen • he dropped the charge -
9 velen
1 [verdragen] stand, bear2 [bestand zijn tegen] stand, take3 [toelaten] stand (-ing), bear (-ing/to)4 [houden van] like♦voorbeelden: -
10 afgooien
2 [door met iets te gooien doen vallen] throw down, let fall♦voorbeelden: -
11 een stootje kunnen velen
een stootje kunnen velenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een stootje kunnen velen
-
12 omslaan
3 [met betrekking tot een pagina] turn (over)♦voorbeelden:4 de onkosten hoofdelijk omslaan • divide the costs (among the participants), go shares5 een jas/sjaal omslaan • put a coat/scarf on4 [omgebogen stand aannemen] turn down♦voorbeelden:omslaan als een blad aan een boom • make a U-turn/complete turnabout -
13 pas op dat je het er niet afgooit
pas op dat je het er niet afgooitVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > pas op dat je het er niet afgooit
-
14 scheppen
I 〈overgankelijk werkwoord; schiep, heeft geschapen〉1 create♦voorbeelden:voorwaarden scheppen • create conditionsII 〈overgankelijk werkwoord; schepte, heeft geschept〉2 [tot zich nemen] take3 [zich verwerven] draw4 [opnemen en verplaatsen, opvangen] catch♦voorbeelden:vol/leeg scheppen • fill, emptysoep in een bord scheppen • serve/ladle soup into a platezand op een kruiwagen scheppen • shovel sand into a wheelbarrow -
15 uitbreken
♦voorbeelden:er is brand/een epidemie uitgebroken • a fire/epidemic has broken outeen muur uitbreken • knock down (a part of) a wallbij het uitbreken van de oorlog • at/on the outbreak of the warbreek er eens een dagje uit • take a day off -
16 zetten
1 [doen zitten] seat3 [bepalen] set6 [met kracht beginnen] set to7 [opwekken] set9 [zijn vaste vorm krijgen] set♦voorbeelden:zich aan tafel zetten • sit down at tableeruit zetten • eject, evict, throw outalle conventies opzij zetten • set aside all conventions, be unconventionalzet je auto aan de kant • pull up at the sideiemand achter de tralies zetten • put someone behind barseen edelsteen in goud zetten • set a jewel in goldhet eten op tafel zetten • serve dinnereen schip op het land zetten • run a ship ashoreeen ladder tegen de muur zetten • set a ladder against a wallzet dat maar uit je hoofd! • get that out of your headiemand uit een vereniging zetten • drop someone from a clubin elkaar zetten • 〈 machine〉 fit/put together, assemble something; 〈 vlug of slordig〉 knock together; 〈 plannetje〉 contrive, think uphet op een lopen zetten • (make a) run for ithet op een zuipen zetten • hit the bottle10 letters zetten • compose/set typehet zetten • typesetting, composingik zet er vijf pond op (dat) • I bet you five pounds (that)¶ zet de muziek harder/zachter • turn up/down the musicdat kan zij niet zetten • she can't stomach thatzich ergens toe zetten • put one's mind to something
См. также в других словарях:
take a knock — to be badly affected by something. His reputation has taken quite a knock following the revelations published in his recent biography … New idioms dictionary
Take a knock — suffer a reverse, especially a financial one … Dictionary of Australian slang
Take the knock — (horseracing etc.) (of a punter) admit that one is unable to settle one s debts with one s bookmaker … Dictionary of Australian slang
take a knock — Australian Slang suffer a reverse, especially a financial one … English dialects glossary
take the knock — Australian Slang (horseracing etc.) (of a punter) admit that one is unable to settle one s debts with one s bookmaker … English dialects glossary
take the knock (to) — Sell at a loss … American business jargon
take a knock — Suffer a loss (usu. financial) … A concise dictionary of English slang
knock — /nɒk / (say nok) verb (i) 1. to strike a sounding blow with the fist, knuckles, or anything hard, especially on a door, window, or the like, as in seeking admittance, calling attention, giving a signal, etc. 2. (of an internal combustion engine)… …
knock — 1 verb 1 DOOR/WINDOW (T) to hit a door or window with your closed hand to attract the attention of the people inside: Why don t you knock before you come in? (+ at/on): I turned to see Jane knocking frantically on the taxi window. 2 HIT/MAKE STH… … Longman dictionary of contemporary English
knock — knock1 W3S1 [nɔk US na:k] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(door)¦ 2¦(hit and move something)¦ 3¦(hit somebody hard)¦ 4¦(hit part of your body)¦ 5 knock on doors 6 be knocking on the door 7¦(remove wall)¦ 8 knock a hole in/through something 9¦(criticize)¦ … Dictionary of contemporary English
knock — I. vb British 1. to kill. A recent, racier variant of knock off or hit. ► I ve never spoken to anyone I m going to knock. (Hitman quoted in the Observer, 31 May 1987) 2. to have sex (with). A 300 year old usage which has been rare since the early … Contemporary slang