-
1 verkeren met
v. associate with -
2 associëren
♦voorbeelden: -
3 afgeven
1 [kleurstof loslaten] run2 [+ op] run down♦voorbeelden:2 op iemand/iets afgeven • run someone/something downII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:een pakje bij iemand afgeven • leave a parcel with someoneIII 〈wederkerend werkwoord; zich afgeven〉♦voorbeelden:zich afgeven met vrouwen • play around with women -
4 converseren
2 [omgang hebben] associate (with)♦voorbeelden:met de gasten converseren • make conversation with the guests -
5 inlaten
1 [binnenlaten] let/allow in ⇒ admit2 [in laten stromen] let inII 〈wederkerend werkwoord; zich inlaten〉1 [zich bemoeien] meddle (with/in) ⇒ concern oneself (with)♦voorbeelden:met zulke kleinigheden laat ik mij niet in • I won't concern myself with such trivialitieszich inlaten met dergelijke mensen • associate with such peoplezich met politiek inlaten • meddle in politicszich met niemand inlaten • keep (oneself) to oneself -
6 omgaan
2 [verstrijken] pass (by)3 [leven met, hanteren] 〈 leven met〉 go about (with) ⇒ associate (with), 〈 hanteren〉 handle, 〈 hanteren〉 manage5 [van mening veranderen] swing round♦voorbeelden:1 de hoek omgaan • turn the corner, go round the cornereen straatje/blokje omgaan • (go for a) walk around the block〈 figuurlijk〉 wat gaat er in/bij hem om? • what's going on in his mind?〈 figuurlijk〉 er gaat daar heel wat om • there's a lot going on there; 〈 druk〉 it's very busy there; 〈 handel〉 they do plenty of business therezij kan goed met kinderen omgaan • she's good at managing children; 〈 informeel〉 she's good with childrenzo ga je niet met mensen om • that's no way to treat peoplemet gevoelens omgaan • cope with feelings -
7 omgaan met
v. associate with, mix with, sort with, consort, mate -
8 combineren
1 [bij elkaar passen] go (together), match♦voorbeelden:1 de kleuren combineren niet • these colours don't go (together)/match, these colours clashII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [samenvoegen] combine (with)♦voorbeelden: -
9 frequenteren
-
10 gelijke
♦voorbeelden:iemand als zijn gelijke behandelen • treat someone as an equalmet zijn gelijken omgaan • associate with one's equalszonder gelijke • peerless -
11 met zijn gelijken omgaan
met zijn gelijken omgaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met zijn gelijken omgaan
-
12 zich associëren met
zich associëren metVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich associëren met
-
13 zich inlaten met dergelijke mensen
zich inlaten met dergelijke mensenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich inlaten met dergelijke mensen
-
14 partner
2 [met betrekking tot een relatie] partner4 [medespeler, danspartner] partner♦voorbeelden:1 de sociale partners • ±government, management and trade unionstot partner hebben • to be partnered byde partner zijn van • be partners with -
15 affiliëren
v. affiliate, connect to, join with; associate -
16 identificeren
v. identify, recognize, show to be the same; sympathize, relate, associate oneself with a particular cause or idea -
17 verenigen
v. unite, join, associate, combine, pool, integrate, conjoin, couple, pair, hybridize, mate, band, unify, wed, reconcile with, rally -
18 collega
♦voorbeelden: -
19 compagnon
♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
associate with — index accompany, espouse Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
associate with — phrasal verb [transitive] Word forms associate with : present tense I/you/we/they associate with he/she/it associates with present participle associating with past tense associated with past participle associated with 1) associate with someone to … English dictionary
associate with — meet or have dealings with. → associate … English new terms dictionary
associate with — connect to, ally with, join or unite with … English contemporary dictionary
associate with — to meet in an illegal or taboo capacity It describes those with criminal connections or copulating outside marriage: As in Hispaniola, many native women became associated intimately with the conquerors. (H. Thomas, 1993) … How not to say what you mean: A dictionary of euphemisms
refuse to associate with — index isolate Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
associate with — … Useful english dictionary
associate — as|so|ci|ate1 [ ə souʃi,eıt ] verb transitive *** to form a connection in your mind between different people or things: How do humans associate these seemingly opposed ideas? associate something with someone/something: The study found that many… … Usage of the words and phrases in modern English
associate — as|so|ci|ate1 W2S3 [əˈsəuʃieıt, əˈsəusi US əˈsou ] v [Date: 1300 1400; : Latin; Origin: , past participle of associare, from ad to + sociare to join ] 1.) [T] to make a connection in your mind between one thing or person and another associate… … Dictionary of contemporary English
associate — I UK [əˈsəʊsɪˌeɪt] / US [əˈsoʊʃɪˌeɪt] verb [transitive] Word forms associate : present tense I/you/we/they associate he/she/it associates present participle associating past tense associated past participle associated *** to form a connection in… … English dictionary
associate — 01. John, I d like you to meet an [associate] of mine, Dave Forrester. 02. She doesn t usually [associate] with her co workers. 03. She is a member of a neighborhood [association] which is trying to stop the city from allowing the company to… … Grammatical examples in English