-
1 rage
n. woede; storm; lust--------v. woeden, tieren, razenrage1[ reedzj]1 manie ⇒ passie, bevlieging2 rage ⇒ mode, trend♦voorbeelden:♦voorbeelden:be in a rage • woedend zijn————————rage2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:a raging fire • een felle brandrage against/at someone • tegen iemand tekeergaan -
2 rampage
n. dolheid--------v. oproer makenrampage1[ ræmpeedzj,ræmpeedzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a crowd on the rampage • een losgeslagen menigte————————rampage21 (uitzinnig) tekeergaan ⇒ razen, tieren -
3 es wüst treiben
wild, woest tekeergaan————————woest tekeergaan, (lelijk, danig) huishouden -
4 wettern
-
5 беситься
v1) gener. tekeergaan, razen, dollen, de smoor in hebben, schuimbekken (с пеной у рта), schuimen (с пеной у рта), uitrazen2) vet.med. kolderen -
6 бесчинствовать
vgener. tekeergaan, de beest uithangen -
7 зверствовать
vgener. tekeergaan -
8 неистовствовать
vgener. duivelen, duvelen, razen, de beest spelen, raaskallen, tekeergaan, woeden -
9 ревмя реветь
advgener. tekeergaan -
10 скандалить
vgener. bekvechten, kabaal schoppen, op zijn poot spelen, opspelen, tekeergaan -
11 (come down) like a ton of bricks
-
12 be on the rampage
be on the rampage -
13 carry on
n. handbagage, handtas die in passagiersruimte van vliegtuig mag worden meegenomen--------v. doorgaancarry on1 doorgaan ⇒ zijn gang gaan, doorzetten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 continueren ⇒ voortzetten, volhouden2 (uit)voeren ⇒ drijven, gaande houden♦voorbeelden:1 carry on the good work! • hou vol!carry on talking • doorpraten -
14 chafe
n. (warm)wrijven, schuren, schaven (de huid); ergeren, sarren--------v. wrijven, schuren, schaven (de huid); irriteren, ergeren; zich wrijven, zich ergeren, zich opwindenchafe1[ tsjeef] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pijnlijke/ruwe plek ⇒ schaafwond2 ergernis♦voorbeelden:————————chafe21 schuren3 zich ergeren ⇒ ongeduldig zijn/worden, inwendig koken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ergeren ⇒ sarren, irriteren♦voorbeelden:2 his collar chafed his neck • zijn boord schuurde om/rond zijn nek -
15 create
v. creëren, scheppen[ krie▪eet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheppen ⇒ creëren, ontwerpen3 benoemen ⇒ (in de adelstand) verheffen, aanstellen -
16 cut up rough
-
17 cut up
n. knippen volgens patroon--------v. gesneden, gekaptcut up1 zich (in stukken) laten snijden/knippen/hakken♦voorbeelden:1 this wood cuts up easily • dit hout is gemakkelijk te (ver)zagen/bewerkenthis piece of cloth will cut up into two shirts • uit deze lap gaan twee overhemdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (in stukken) snijden/knippen/hakken♦voorbeelden:cut up into small pieces • in kleine stukjes snijden/hakken/knippen5 be cut up about something • zich iets vreselijk aantrekken, ergens ondersteboven/kapot van zijn -
18 go on
doorgaango on1 voortgaan/duren 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ doorgaan (met), aanhouden3 verstrijken ⇒ verlopen, voorbijgaan7 schelden ⇒ uitvaren, tekeergaan♦voorbeelden:1 he went on to say that • hij zei vervolgens/voegde er nog aan toe dat5 what's going on? • wat is er aan de hand?what goes on? • wat scheelt je?, wat is er?be going on for eighty • tegen de tachtig lopengo on (with you)! • ach man!, ga toch fietsen!II 〈werkwoord + voorzetsel〉1 zich baseren op ⇒ afgaan op, zich laten leiden door♦voorbeelden:————————go onbesteed worden/gespendeerd worden aan————————go on -
19 head
adj. belangrijkste, hoofdzaak--------n. hoofd; (in computers) kop, het onderdeel dat leest van, en schrijft naar de harde schijf of diskettes--------v. leiden, aan het hoofd staan; afstotenhead1[ hed] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.15 head〉1 hoofd ⇒ kop, hoofdlengte9 (opname/wis)kop 〈van band/videorecorder〉♦voorbeelden:have something hanging over one's head • iets boven het hoofd hebben hangen 〈 voornamelijk figuurlijk〉head first/foremost • voorovertaller by a head • een kop groterget/take something into one's head • zich iets in het hoofd zettenthe success has gone to/turned his head • het succes is hem naar het hoofd gestegenput one's heads together • de koppen bij elkaar stekenput something into someone's head • iemand iets suggererenthat is above/over my head • dat gaat boven mijn peta head for mathematics • een wiskundeknobbeloff/out of one's head • gek, niet goed bij zijn verstand3 heads or tails? • kruis of munt?4 £1 a head • £1 per persooncome to a head • een kritiek punt bereikenbang one's head against a brick wall • met het hoofd tegen de muur lopenhead over ears/heels • tot over zijn orenfrom head to foot • van top tot teenbury one's head in the sand • de kop in het zand stekenI could not make head or tail of it • ik kon er geen touw aan vastknopenkeep one's head above water • het hoofd boven water houdenbeat/knock someone's head off • iemand totaal verslaanbite/snap someone's head off • iemand afsnauweneat one's head off • eten als een wolf〈 slang〉 give someone head • iemand beffen/pijpenhold one's head high • z'n hoofd niet laten hangenkeep one's head • zijn kalmte bewarenkeep one's head down • zich gedekt houdenlaugh one's head off • zich een ongeluk lachenscream/shout one's head off • vreselijk tekeergaanhave one's head screwed on straight/right • verstandig zijn, niet gek zijnshe could do it standing on her head • het was voor haar een fluitje van een centbe promoted over one's head • gepasseerd worden————————head21 gaan ⇒ gericht zijn, koers zetten♦voorbeelden:the plane headed north • het vliegtuig zette koers naar het noorden→ head for head for/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the procession was headed by the mounted police • de stoet werd voorafgegaan door de bereden politie→ head off head off/ -
20 hue
n. kleur(schakering)[ hjoe:]♦voorbeelden:¶ raise a hue and cry • tekeergaan, (luid) protesteren
Страницы