-
1 steekspel
1 [puntige discussie] sparring match2 [geschiedenis] [toernooi] joust♦voorbeelden:1 politiek steekspel • political fencing/sparringeen steekspel met woorden • a sharp verbal exchange -
2 steekspel
♦voorbeelden: -
3 steekspel
n. tournament, tourney, joust, just, tilt -
4 steekspel
turnering -
5 steekspel houden
v. joust, just -
6 een steekspel met woorden
een steekspel met woorden -
7 een steekspel met woorden
een steekspel met woordenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een steekspel met woorden
-
8 politiek steekspel
politiek steekspelpolitical fencing/sparringVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > politiek steekspel
-
9 joust
n. steekspel, toernooi (tussen twee ridders)--------v. een steekspel houden, een wedstrijd houdenjoust1[ dzjaust] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————joust2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
10 tilt
n. daling; buiging; aanslag; aanval; steekspel (tussen twee ridders); gevecht tussen twee ridders te paard die elkaar van het paard moeten werpen met een lans schuine stand; steekspel--------v. overhellen, scheef/schuin/op zijn kant staan; hellen veroorzaken; een wedstrijd houden in steekspeltilt1[ tilt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ full full/————————tilt21 scheef/schuin/op zijn kant staan ⇒ (over)hellen2 op en neer gaan ⇒ wiegelen, schommelen♦voorbeelden:1 tilt over • wippen, kantelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheef/schuin houden/zetten ⇒ doen (over)hellen, kantelen -
11 tournoi
-
12 cut and thrust
(woorden)steekspel, vinnig debat -
13 cut
adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd--------n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)--------v. snijden; verkorten; verlagen; knippencut1[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg♦voorbeelden:cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat————————cut21 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien4 rennen7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen♦voorbeelden:1 the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/♦voorbeelden:→ cut back cut back/1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen♦voorbeelden:cut the tape • het lint doorknippencut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijdencut someone loose • iemand lossnijden/losmakencut open • openhalen/rijtencut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeiencut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakkencut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakkencut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle3 cut a record • een plaat maken/opnemencut one's initials into something • zijn initialen ergens in kervenmy wage was cut • mijn loon is verlaagd9 cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren -
14 tournament
n. toernament (een reeks sportwedstrijden of spelen die op een bepaalde volgorde plaatsvinden tot bepaling van de winner)[ toeənəmənt, to:-] -
15 oratoire
oratoire1 [orraatwaar]〈m.〉————————oratoire2 [orraatwaar]1 redekunstig ⇒ redekundig, oratorisch, retorisch♦voorbeelden:joute oratoire • steekspel met woorden〈 retorica〉 précautions oratoires • handige retorische wendingen 〈 om de toehoorders gunstig te stemmen〉adjoratorisch, retorisch -
16 joute
-
17 joute oratoire
-
18 jouter
-
19 turnering
1) toernooi2) steekspel -
20 toernooi
1 [sport] tournament♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Karel Jonckheere — (Ostend, 9 April 1906 – Rijmenam, 13 December 1993) was a Flemish writer. Karel Jonckheere was also a world traveler, he visited Cuba, Mexico, the United States, Congo, South Africa, India, Romania, the Balkans and many West European countries.… … Wikipedia
Jonckheere — [ jɔȖkheːrə], Karel, flämischer Schriftsteller, * Ostende 9. 4. 1906, ✝ 13. 12. 1993; behandelte traditionelle Themen in skeptischer und ironisierender Weise, u. a. in den Gedichten »Spiegel der zee« (1946), »De hondenwacht« (1951), »Van zee… … Universal-Lexikon