-
1 couperen
-
2 couperen
-
3 couperen
срезать; отрезать; вырезать; делать купюры; сокращать; кастрировать; снимать карты; предупреждать; укоротить* * *гл.общ. делать купюры, кастрировать, срезать, предупреждать (болезнь и т.п.), снимать карты (при игре), вырезать, отрезать, сокращать -
4 couperen
v. cut, make an incision, trim; reduce -
5 couperen
ww1) couper, retenir2) écourter [oreilles, queue] -
6 de oren van een hond couperen
de oren van een hond couperen -
7 een hond/paard couperen
een hond/paard couperendock a dog/horse's tailVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een hond/paard couperen
-
8 crop
n. oogst, opbrengst; groep; krop; zweep; heel kortgeknipt haar--------v. oogst opleveren; afknippen, couperencrop1[ krop] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 rijzweep(je) ⇒ karwats, rijstokje♦voorbeelden:get the crops in • de oogst binnenhalen————————crop2〈 cropped〉♦voorbeelden:→ crop up crop up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 cut
adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd--------n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)--------v. snijden; verkorten; verlagen; knippencut1[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg♦voorbeelden:cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat————————cut21 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien4 rennen7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen♦voorbeelden:1 the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/♦voorbeelden:→ cut back cut back/1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen♦voorbeelden:cut the tape • het lint doorknippencut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijdencut someone loose • iemand lossnijden/losmakencut open • openhalen/rijtencut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeiencut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakkencut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakkencut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle3 cut a record • een plaat maken/opnemencut one's initials into something • zijn initialen ergens in kervenmy wage was cut • mijn loon is verlaagd9 cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren -
10 вырезать
vgener. knippen, couperen, neersabelen, uitbeitelen, uitknippen -
11 делать купюры
vgener. couperen -
12 кастрировать
vgener. couperen, snijden, castreren, lubben, ontmannen -
13 отрезать
vgener. afknippen, afsnijden, besnoeien, couperen, knippen (ножницами), lossnijden, wegknippen, wegsnijden -
14 предупреждать
vgener. couperen (болезнь и т.п.), prevenieren, waarschuwen, verhoeden, vermanen, voorkomen -
15 снимать карты
vgener. couperen (при игре) -
16 сокращать
v1) gener. beknibbeien (заработную плату), decimeren, inkorten, terugbrengen, verkorten, afkorten, afvloeien (служащих и т.п.), bekorten, beperken (о расходах), besnoeien (текст), bezuinigen (расходы), couperen, inkrimpen, inperken, korten, minderen, reduceren, verminderen2) math. herleiden -
17 срезать
vgener. couperen, afsnijden, kappen (ветви), versnijden, wegknippen -
18 bob
n. Bob (voornaam, afkort. v. Robert)bob1[ bob] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 hangend voorwerp ⇒ (slinger)gewicht, lens 〈 van uurwerk〉; gewicht, strik 〈 aan vlieger〉; lood 〈 van dieplood〉; dobber, waker; aaskluwen 〈 van peur〉3 refrein ⇒ slotregel, keervers6 bob(bed kapsel) ⇒ kort geknipte kop, jongenskop♦voorbeelden:¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 Bob's your uncle • klaar is Kees, voor mekaar————————bob2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: bob〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 shilling ⇒ 5 pence, poen, geld♦voorbeelden:————————bob3〈 bobbed〉1 bobben ⇒ rodelen, bobsleeën2 (zich) op en neer/heen en weer bewegen ⇒ (op)springen, dobberen3 buigen ⇒ een (knie)buiging/knix maken♦voorbeelden:bob up • (plotseling) te voorschijn komen, komen boven drijven, opduikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 heen en weer/op en neer bewegen ⇒ doen dansen, laten dobberen, knikken♦voorbeelden: -
19 cut in
er tussen komen (bij een gesprek)cut in1 er(gens) tussen komen ⇒ in de rede vallen, onderbreken2 gevaarlijk/scherp invoegen 〈 met voertuig〉 ⇒ couperen, snijden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 informeel〉er(gens) bij halen/betrekken ⇒ laten meedelen/meedoen -
20 dock
n. dok; haven; beklaagdenbank--------v. dokken; inkrimpen; (in computers) dokken, het verbinden van een notebook computer met een dockingstation voor het verstrekken van elektriciteit en het ontvangen en/of verzenden van gegevensdock1[ dok] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 dok ⇒ droogdok, havendok, kade4 werf♦voorbeelden:————————dock21 dokken ⇒ de haven binnenlopen, in het dok gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 korten ⇒ (gedeeltelijk) inhouden, achterhouden3 beroven ⇒ ontnemen, ontdoen van♦voorbeelden:2 £10 was docked from his salary • er werd £10 van zijn salaris ingehouden
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Cowpen — Coordinates: 55°07′37″N 1°32′20″W / 55.127°N 1.539°W / 55.127; 1.539 … Wikipedia
kupieren — Vsw per. Wortschatz fach. (19. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. couper schneiden in verschiedenen technischen Bedeutungen; dieses zu frz. coup Schlag, Streich . Ebenso nndl. couperen, nfrz. couper, nschw. kupera, nnorw. kupere; Coup. ✎ Brunt … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache