-
121 regret
n. spijt--------v. spijten; betreurenregret1[ rigret]1 spijt ⇒ leed(wezen), berouw♦voorbeelden:1 feel regret at/for • spijt hebben van/overgreatly/much to my regret • tot mijn grote spijthear with regret • met spijt/tot zijn spijt (moeten) vernemenII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:have no regrets • geen spijt/berouw hebbensend one's regrets • zich laten verontschuldigen————————regret2〈werkwoord; regretted〉1 betreuren ⇒ spijt hebben van, berouw/verdriet hebben over♦voorbeelden:we regret to inform you • tot onze spijt moeten wij u meedelen -
122 resignation
n. (het) ontslag nemen, de benen nemen, wegwezen; zich rechtvaardigen[ rezzigneesjn]1 ontslag(brief) ⇒ aftreding, ontslagneming2 afstand3 berusting ⇒ gelatenheid, overgave♦voorbeelden:1 hand in/offer/send in/tender one's resignation • zijn ontslag indienen/aanbieden -
123 sender
n. verzender; uitzender[ sendə]♦voorbeelden: -
124 shiver
n. rilling, siddering--------v. rillen, schudden, trillen, beven, sidderen; versplinteren; versplinterd wordenshiver1[ sjivvə] 〈zelfstandig naamwoord; meestal meervoud〉♦voorbeelden:send cold shivers (up and) down someone's back/spine • iemand de koude rillingen langs de rug doen lopen————————shiver2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
125 sleep
n. slaap; coma--------v. slapen; uitrusten; liggen (- met)sleep1[ slie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:go to sleep • gaan slapen, in slaap vallenmy foot has gone to sleep • mijn voet slaaptnot lose sleep over something • niet wakker liggen van ietssend to sleep • in slaap doen vallenhave a good sleep • goed slapen————————sleep2♦voorbeelden:sleep late • uitslapensleep on • doorslapensleep out • buitenshuis/in de open lucht slapensleep on/over something • een nachtje over iets slapensleep together • met elkaar naar bed gaansleep with someone • met iemand naar bed gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:sleep off one's hangover • zijn roes uitslapen -
126 wilderness
n. wildernis, woestenij; woestijn; bos, open vlakte; open land; mengelmoes; variatie; tuin met wilde planten en bloemen[ wildənəs]♦voorbeelden: -
127 wireless
adj. draadloos--------n. radio; radiotelegrafie--------v. draadlooswireless11 radiotelegrafie/telefonie ⇒ draadloze telegrafie/telefonie♦voorbeelden:1 (send a message) by wireless • (een boodschap) radiotelefonisch/telegrafisch (verzenden)2 on/over the wireless • op/via de radio————————wireless2♦voorbeelden:wireless telephone • radiotelefoon -
128 word
n. woord; spraak; kort gesprek; belofte; bevel; slagwoord; wachtwoord; leuze; parool; inlichting--------v. formuleren; onder woorden brengen; zich uitdrukken; woorden kiezenword1[ wə:d]1 woord 〈 ook computer〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 (gesproken) uiting; 〈 meervoud〉 tekst, woorden 〈 van liedje〉3 (macht/wacht)woord ⇒ bevel♦voorbeelden:1 word of command • commando, bevelhave a word in someone's ear • iemand iets toefluisterenby word of mouth • mondelingput words in(to) someone's mouth • iemand woorden in de mond leggentake the words out of someone's mouth • iemand de woorden uit de mond halena man of few words • een man van weinig woorden(not) in so many words • (niet) met zoveel woordenright from the word go • vanaf het beginwords fail me • woorden schieten mij tekortsay the word • een seintje gevensay the word, and I'll leave • als je liever hebt dat ik wegga, hoef je het maar te zeggenhave a word to say • iets te zeggen hebbenwaste words • woorden verspillentake someone at his word • iemand aan zijn woord houdenbeyond words • niet in woorden uit te drukkenword for word • woord voor woord, woordelijktoo … for words • te … om waar te zijn/voor woordenthat is not the word for it • dat is het (juiste) woord niethave no words for something • ergens geen woorden voor hebbenin a/one word • kortom, in één woordin other words • met andere woordenput into words • onder woorden brengenI don't believe a word of it • ik geloof er niets vanhave a word with someone • iemand (even) sprekenword of honour • woord van eer, erewoordhe's as good as his word • wat hij belooft doet hijbreak one's word • zijn woord brekenI give you my word for it • ik verzeker het je op mijn erewoordgive/pledge one's word • zijn woord gevengo back on one's word • zijn woorden/belofte(n) terugnemenkeep one's word • (zijn) woord houdentake someone's word for it • iemand op zijn woord gelovenupon my word • op mijn (ere)woord(upon) my word! • mijn hemel!¶ a word in season • een woordje op zijn tijd, een raad op het juiste ogenblikeat one's words • zijn woorden inslikken, iets terugnemenI could not get a word in edgeways • ik kon er geen speld tussen krijgenweigh one's words • zijn woorden wegen1 nieuws ⇒ bericht, boodschap♦voorbeelden:the word got round that • het bericht deed de ronde datleave word that • bericht achterlaten datsend word of • berichtenword has it that • het gerucht gaat dat————————word2〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
send — W1S1 [send] v past tense and past participle sent [sent] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(by post etc)¦ 2¦(radio/computer etc)¦ 3¦(person to place)¦ 4 send (somebody) a message/signal 5 send your love/regards/best wishes etc 6¦(cause to move)¦ 7 send… … Dictionary of contemporary English
send — /send/ verb past tense and past participle sent /sent/ 1 BY POST/RADIO ETC (T) to arrange for something to go or be taken to another place, especially by post: send sb a letter/message/card: Honestly, I get tired of sending Christmas cards. |… … Longman dictionary of contemporary English
send — [ send ] (past tense and past participle sent [ sent ] ) verb transitive *** 1. ) to mail a letter or package to someone: I sent the letters yesterday, so they should arrive today. send someone something: I ll send you a copy of the report. send… … Usage of the words and phrases in modern English
send — [send] verb sent PTandPP [sent] [transitive] 1. to arrange for something to go to another place: • The computer network can send data at very high speeds. send something to somebody • He sent a memo to board members … Financial and business terms
send — send1 [send] vt. sent, sending [ME senden < OE sendan, akin to Ger senden, Goth sandjan, caus. formation, “to cause to go” < IE base * sent , to go, find out, discover > L sentire, to feel, sense, OIr sēt, way] 1. a) to cause to go or be … English World dictionary
send*/*/*/ — [send] (past tense and past participle sent [sent] ) verb [T] 1) to arrange for something such as a letter or email to be delivered to someone in another place I sent the letters yesterday, so they should arrive today.[/ex] Send me an email when… … Dictionary for writing and speaking English
send — ► VERB (past and past part. sent) 1) cause to go or be taken to a destination. 2) cause to move sharply or quickly; propel. 3) cause to be in a specified state: it nearly sent me crazy. ● send down Cf. ↑send down ● … English terms dictionary
Send — Send, v. t. [imp. & p. p. {Sent}; p. pr. & vb. n. {Sending}.] [AS. sendan; akin to OS. sendian, D. zenden, G. senden, OHG. senten, Icel. senda, Sw. s[ a]nda, Dan. sende, Goth. sandjan, and to Goth. sinp a time (properly, a going), gasinpa… … The Collaborative International Dictionary of English
Send — may be: *Send, Surrey, England *HMP Send, the women s prison at Send *SEND protocol *Send (album), a 2003 album by the rock band Wire *Send (audio), an output from an audio mixer which is usually designed to carry a given channel to an effects or … Wikipedia
send — send, dispatch, forward, transmit, remit, route, ship are comparable when they mean to cause to go or to be taken from one place or person or condition to another. Send, the most general term, carries a wide range of implications and connotations … New Dictionary of Synonyms
send-up — UK / US or sendup UK [ˈsendˌʌp] / US noun [countable] Word forms send up : singular send up plural send ups informal a way of talking or behaving in which you copy the way that someone else talks or behaves in a humorous way He does a brilliant… … English dictionary